ECLI:NL:GHAMS:2021:1353

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
23-002731-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep bij overschrijding van termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij de verdachte op 30 november 2020 was vrijgesproken van de hem tenlastegelegde overtreding van artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Het openbaar ministerie heeft op 1 december 2020 hoger beroep ingesteld, maar de officier van justitie heeft de schriftuur met grieven niet binnen de vereiste termijn van veertien dagen ingediend. De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep aangevoerd dat er geen redenen zijn voor de te late indiening, maar dat het openbaar ministerie desondanks ontvankelijk kan worden verklaard in het hoger beroep, gezien het feit dat het hoger beroep slechts één dag na de uitspraak door het openbaar ministerie is ingesteld.

Het hof heeft echter vastgesteld dat de termijn van artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering met zeven dagen is overschreden. Ondanks dat het om een geringe overschrijding gaat, oordeelt het hof dat er geen geldige redenen zijn voor deze overschrijding en dat het belang van de geschonden wetsbepaling zwaarder weegt dan het belang van de strafvordering in dit appel. Het hof heeft daarom besloten dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in het hoger beroep.

Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2021, waarbij mr. M. Senden niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002731-20
datum uitspraak: 30 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 96-208954-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 april 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De verdachte is door de kantonrechter op 30 november 2020 vrijgesproken van de hem tenlastegelegde overtreding van artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht.
Het openbaar ministerie heeft op 1 december 2020 hoger beroep ingesteld. Op 22 december 2020 heeft de officier van justitie een schriftuur ingediend. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat er geen redenen zijn voor het niet tijdig indienen van de schriftuur, maar dat, gelet op het ontbreken van enig belang aan de zijde van de verdediging, het openbaar ministerie toch kan worden ontvangen in het hoger beroep. Dit geldt temeer daar het hoger beroep slechts één dag na de uitspraak door het openbaar ministerie is ingesteld.
Het hof stelt vast dat de officier van justitie niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur heeft ingediend bij de griffie van de rechtbank, zodat de daarvoor in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn met 7 dagen is overschreden.
Ofschoon sprake is van een geringe overschrijding, is het hof van oordeel dat, nu voor die overschrijding geen enkele reden bestaat en sprake is van een betrekkelijk eenvoudige zaak betreffende een vrijspraak van een overtreding - bij afweging van de belangen - het belang van de geschonden wetsbepaling zwaarder weegt dan het belang van strafvordering in dit appel. Dat het hoger beroep slechts één dag na de uitspraak van de kantonrechter is ingesteld maakt dit niet anders.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. D. Radder en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 april 2021.
Mr. M. Senden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.