ECLI:NL:GHAMS:2021:1343
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens het niet handhaven van grieven tegen het vonnis
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder was veroordeeld door de rechtbank Amsterdam op 6 juni 2019. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zittingen van 30 juli en 22 oktober 2019 was de zaak al eerder aan de orde gekomen. Echter, op 9 maart 2021 heeft de raadsman van de verdachte per e-mail meegedeeld dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer handhaaft. Dit leidde ertoe dat de raadsman tijdens de zitting op 19 april 2021 verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Het hof heeft, na het horen van de advocaat-generaal en gelet op de relevante wetgeving, besloten dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek van de zaak. Daarom is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.S. de Bruin, en is op dezelfde dag openbaar gemaakt. Mr. Van der Horst was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.