Het hof overweegt als volgt.
De man neemt inmiddels een substantieel deel van de verzorging van [de minderjarige] op zich, maar de vrouw is sinds [de minderjarige] ’s geboorte haar hoofdverzorger en [de minderjarige] heeft haar hoofverblijf steeds bij de vrouw gehad. Zoals de vrouw heeft gesteld, heeft zij in beginsel het recht om na de relatiebreuk haar leven met [de minderjarige] in te richten op een manier die haar goed lijkt. Daaronder valt ook de vrijheid om met [de minderjarige] op een andere plek te gaan wonen Wel is het zo dat naarmate de man daardoor meer wordt beperkt in de invulling van zijn leven met [de minderjarige] , er meer reden moet zijn om die verandering van woonomgeving te rechtvaardigen.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar huidige woning te klein is geworden voor haar gezin. Zij heeft met stukken onderbouwd dat deze woning een woonoppervlakte van circa 103 m2 en een betegelde buitenruimte van circa 31 m2 heeft. Anders dan de man ziet het hof geen reden om hieraan te twijfelen. In 2017 is haar partner bij de vrouw ingetrokken, in 2019 is haar tweede dochter [kind A] geboren en zij hoopt in de nabije toekomst een derde kind te mogen verwelkomen. De uitbraak van het virus COVID-19 heeft de huisvestingssituatie nijpender gemaakt, nu zij en haar partner genoodzaakt zijn thuis te werken en in de woning twee werkplekken gecreëerd moesten worden. Met de vrouw gaat het hof ervan uit dat thuiswerken ook na de pandemie steeds meer de norm zal zijn, zoals ook de werkgever van de partner van de vrouw in een overgelegde e-mail heeft bevestigd. Het hof is dan ook van oordeel dat de noodzaak om te verhuizen voldoende is komen vast te staan. De vraag is of naar de reeds aangekochte woning in [plaats B] verhuisd moet worden.
De vrouw heeft naar het oordeel van het hof eveneens voldoende aannemelijk gemaakt dat een groenere, minder stedelijke, woonomgeving, met meer ruimte in en om de woning in het belang van haarzelf, haar partner en van [de minderjarige] en [kind A] is. Een dergelijke woonomgeving is naar valt aan te nemen niet op fietsafstand van de man in [plaats A] te vinden. Mede gelet op de huidige krapte op de woningmarkt is aannemelijk dat een ruimere woning in [plaats A] slechts met veel moeite te vinden is en een ruimere woning met tuin en groen eromheen is nog zeldzamer. Nog daargelaten de vraag of een dergelijke woning op korte afstand van de man zal zijn. De vrouw heeft onderbouwd dat zij voor het bedrag dat zij heeft besteed aan de woning in [plaats B] , geen ruimere (vergelijkbare) woning in [plaats A] heeft kunnen vinden. Het hof volgt de man niet in zijn stelling dat de vrouw en haar partner over een aankoopbudget van minimaal € 1.396.000,- (hebben) kunnen beschikken. De vrouw heeft een e-mail van haar financieel adviseur in het geding gebracht, waarin te lezen valt dat een aankoopbedrag van € 1.200.000,- het maximaal verantwoord te besteden bedrag (het hof begrijpt: inclusief kosten) is. Mede gelet op de gegeven toelichting dat het noodzakelijk is om een deel van de overwaarde van de woning in [plaats A] te reserveren voor een – op dit moment gebrekkige – pensioenvoorziening acht het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat het aankoopbedrag van de woning in [plaats B] (€ 965.000,- exclusief kosten) tegen de grenzen van een verantwoord budget van de vrouw en haar partner aanloopt.
Als de vrouw niet naar [plaats B] mag verhuizen met [de minderjarige] , wordt ook haar partner gedwongen in [plaats A] te blijven, terwijl hij weg wil uit deze stad. Anders dan de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat voor de vrouw een zekere noodzaak bestaat om te verhuizen naar [plaats B] , nu met de woning in [plaats B] aan al haar woonwensen en die van haar gezin wordt voldaan Het belang van de vrouw om met [de minderjarige] naar [plaats B] te verhuizen, is dan ook zonder meer zwaarwegend.