ECLI:NL:GHAMS:2021:1250

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
200.280.650/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en omgangsregeling na overeenstemming tussen partijen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de echtscheiding tussen een man en een vrouw, die in 1988 in Syrië zijn gehuwd. Het huwelijk is op 18 september 2020 ontbonden. De man en de vrouw hebben samen een minderjarige zoon, die in 2010 in Syrië is geboren. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 1 april 2020 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de vrouw de huurwoning zou behouden. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, maar op 28 januari 2021 bereikten partijen overeenstemming over hun geschilpunten. De man heeft zijn verzoeken ingetrokken en het hof heeft op basis van de ontvangen stukken beslist zonder verdere zitting.

De partijen hebben afgesproken dat de echtscheiding wordt uitgesproken, dat de vrouw de zorg en opvoeding van de minderjarige op zich neemt, en dat de man recht heeft op omgang met de minderjarige om de twee weken. De vrouw krijgt het huurrecht van de woning, terwijl de man maximaal negen maanden in de woning mag verblijven. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en legt de gemaakte afspraken vast in de beschikking. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.280.650/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/297580 / FA RK 19-7388
Beschikking van de meervoudige kamer van 20 april 2021 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in principaal beroep,
verweerder in incidenteel beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A.M. Buitenhuis te Nieuw-Vennep,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in principaal beroep,
verzoekster in incidenteel beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt na te noemen minderjarige:
- [X] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), van 1 april 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 13 juli 2020 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 1 april 2020.
2.2
De vrouw heeft op 3 augustus 2020 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De man heeft op 18 januari 2021 een aanvullend verzoek ingediend.
2.4
Bij journaalbericht van 28 januari 2021 heeft de advocaat van de man het hof medegedeeld dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Als bijlage bij dit journaalbericht is een door de advocaat van de vrouw voor akkoord ondertekende brief van de advocaat van de man van 28 januari 2021 overgelegd waarin de afspraken tussen partijen zijn opgenomen met het verzoek deze op te nemen in de beschikking. De advocaten hebben laten weten dat de op 29 januari 2021 geplande mondelinge behandeling niet hoeft door te gaan.
2.5
Gelet op de door partijen bereikte overeenstemming zal het hof beslissen op basis van de ontvangen stukken, derhalve zonder behandeling van de zaak ter zitting.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1988 te [plaats] , Syrië, met elkaar gehuwd. Het huwelijk van partijen is op 18 september 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Blijkens de Basisregistratie Personen, die het hof ambtshalve heeft geraadpleegd, heeft de man de Nederlandse nationaliteit en de vrouw de Syrische nationaliteit.
3.2
[de minderjarige] , geboren [in] 2010 in [geboorteplaats] , Syrië, is de zoon van [Y] , de dochter van partijen (hierna: de dochter). Met toestemming van de dochter is [de minderjarige] naar Nederland gekomen en hebben partijen tijdens hun huwelijk voor [de minderjarige] gezorgd.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 10 mei 2019 zijn partijen tot voogd over [de minderjarige] benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van de vrouw, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de vrouw huurster zal zijn van de huurwoning van partijen, met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
4.2
De man heeft in principaal hoger beroep aanvankelijk verzocht, met vernietiging van de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende, de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en het huurrecht van de woning aan hem toe te kennen en subsidiair, na aanvulling van zijn verzoek, hem het medegebruiksrecht van de echtelijke woning toe te wijzen gedurende een periode van zes maanden na inschrijving van de te geven beschikking, en voorts een omgangsregeling vast te stellen, die inhoudt dat [de minderjarige] om de week gedurende een week bij hem verblijft.
4.3
De vrouw heeft aanvankelijk in principaal hoger beroep verzocht de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoeken af te wijzen, en in incidenteel hoger beroep een omgangsregeling vast te stellen, die inhoudt dat [de minderjarige] in de oneven weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man verblijft.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Blijkens de hiervoor onder 2.4 vermelde brief hebben partijen overeenstemming bereikt over hun geschilpunten in hoger beroep en hebben zij het hof verzocht om - letterlijk weergegeven - het volgende op te nemen in een beschikking;
de echtscheiding uit te spreken, tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Syrië, [in] 1988;
de vrouw krijgt de opvoeding en zorg over de minderjarige [de minderjarige] , niet zijnde hun eigenlijk kind, over zich;
de man heeft recht op omgang om de twee weken met het kind vanaf vrijdag 18:00 uur tot zondag tot 18:00 uur. Het kind wordt maandagochtend door de vrouw zelf naar school gebracht;
doordeweekse omgang tussen de man en het kind is mogelijk tijdens de vakanties (niet wanneer het kind naar school gaat);
de vrouw het huurrecht toe te kennen van de woning aan het adres [adres] , [woonplaats] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
de man mag vanaf dat de advocaten dit hebben ondertekend maximaal een periode van 9 maanden verblijven in de woning.
5.2
Nu partijen in voornoemde zin tot overeenstemming zijn gekomen en zij het hof verzoeken om hetgeen zij zijn overeengekomen in een beschikking vast te leggen, gaat het hof ervan uit dat partijen hun oorspronkelijke verzoeken hebben ingetrokken. Gelet op de gewijzigde verzoeken zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen ten aanzien van de beslissing over de echtscheiding en de toekenning van het huurrecht aan de vrouw. In zoverre hebben partijen ook geen belang meer bij het verzoek de echtscheiding uit te spreken en het verzoek om het huurrecht van woning aan het adres [adres] , [woonplaats] toe te kennen aan de vrouw.
Het hof zal de overige gemaakte afspraken, te weten de afspraken onder 2, 3, 4 en 6 in het dictum overnemen. Daarbij gaat het hof voor de afspraken onder 2, 3 en 4 ervan uit dat het belang van de minderjarige zich daartegen niet verzet. Onbetwist is dat de minderjarige deel uitmaakte van het gezin(sleven) van partijen. Voor wat betreft de afspraak onder 5 geldt dat de advocaten de brief waarin de overeenstemming is opgenomen op 28 januari 2021 hebben ondertekend, zodat de man overeenkomstig de afspraken tot maximaal negen maanden na die datum in de woning mag verblijven.
5.3
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
Bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken en is bepaald dat de vrouw met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] ;
bepaalt dat de vrouw de opvoeding en zorg krijgt over de minderjarige [de minderjarige] , niet zijnde hun eigenlijk kind;
bepaalt dat de man het recht heeft op omgang om de twee weken met [de minderjarige] vanaf vrijdag 18:00 uur tot zondag tot 18:00 uur. [de minderjarige] wordt maandagochtend door de vrouw zelf naar school gebracht;
bepaalt dat doordeweekse omgang tussen de vader en [de minderjarige] mogelijk is tijdens de vakanties (niet wanneer het kind naar school gaat);
bepaalt dat de man vanaf 28 januari 2021 maximaal een periode van 9 maanden in de woning mag verblijven;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. Peters, mr. W.F. Groos en mr. T.A.M. Tijhuis, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 20 april 2021 in het openbaar uitgesproken door mr. A. Sturhoofd.