ECLI:NL:GHAMS:2021:1211

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
23-003672-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van arrestantenwacht en onbruikbaar maken van eigendom van Politie Den Helder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd in PI Vught, was eerder vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar werd veroordeeld voor bedreiging van een arrestantenwacht en het onbruikbaar maken van een toilet dat toebehoorde aan de Politie Den Helder. De bedreigingen vonden plaats op 7 augustus 2018 in Den Helder, waarbij de verdachte dreigende woorden richtte aan twee slachtoffers. Het hof oordeelde dat de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen was, evenals het onbruikbaar maken van het toilet. De verdachte werd vrijgesproken van een derde tenlastegelegde feit, omdat niet kon worden vastgesteld tegen wie de bedreigingen waren gericht. Het hof legde een gevangenisstraf van één week op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, Politie Den Helder, tot schadevergoeding van € 48,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003672-18
datum uitspraak: 28 april 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-156969-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 LAA te Vught.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De politierechter heeft de verdachte bij voormeld vonnis vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd en hem veroordeeld voor hetgeen aan hem onder 2, 3 en 4 is ten laste gelegd. Op 19 oktober 2018 is bij akte tegen dit vonnis – namens de verdachte – beperkt hoger beroep ingesteld, te weten enkel tegen de beslissingen van de politierechter ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde. Het hoger beroep is aldus (slechts) aan het oordeel van het hof onderworpen voor zover dit ziet op deze beslissingen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 7 augustus 2018 te Den Helder [slachtoffer 1] (arrestantenwacht) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik onthoud gezichten en wanneer ik je tegenkom in de stad ga je eraan" en/of "I kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 7 augustus 2018 te Den Helder [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "I kill you, I kill you mother, I kill your daughter" en/of "Fuck your mother, your wife, your daughter", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 7 augustus 2018 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een toilet (van cel 2), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Den Helder toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

Met de raadsman acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, nu uit de het dossier noch overigens blijkt tegen wie de in de tenlastelegging bedoelde bewoordingen zijn geuit, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat onvoldoende wettig bewijs bestaat ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en dat de verdachte derhalve voor dat feit dient te worden vrijgesproken. Immers is [slachtoffer 1] de enige die de tenlastegelegde bedreiging heeft benoemd, [slachtoffer 2] was er niet bij en de verdachte ontkent.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van de aangifte van [slachtoffer 1], die werkzaam is als arrestantenwacht. Zijn verklaring wordt bevestigd door de verklaring van [slachtoffer 2]. Derhalve verwerpt het hof het verweer.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde

De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het tijdelijk onbruikbaar maken van een toilet niet kan leiden tot een bewezenverklaring van vernieling, zodat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 4 tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken blijkt dat het toilet tijdelijk niet kon worden gebruikt voor het doel waarvoor het was bestemd. Verdachte heeft het toilet aldus “onbruikbaar” gemaakt in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 7 augustus 2018 te Den Helder [slachtoffer 1] (arrestantenwacht) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik onthoud gezichten en wanneer ik je tegenkom in de stad ga je eraan" en: "I kill you";
4.
hij op 7 augustus 2018 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een toilet (van cel 2), dat aan Politie Den Helder toebehoorde, heeft onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen onder 2 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken met aftrek van het voorarrest
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft namens de verdediging verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, een taakstraf of een geldboete op te leggen. Geen gevangenisstraf, aangezien de verdachte in een andere zaak zich al 10 maanden in voorlopige hechtenis bevindt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een arrestantenwacht. Dit is een buitengewoon naar feit. Door aldus te handelen heeft hij bij het slachtoffer, die in de uitoefening van zijn functie was, gevoelens van angst en een gevoel van onveiligheid veroorzaakt. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een toilet in een politiecel. Dit is een ergerlijk misdrijf dat overlast veroorzaakt voor de dienstdoende agenten en schoonmaakkosten voor de organisatie.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 april 2021 is in deze zaak artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof, met name gelet op de ernst van de feiten, in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding ziet een lagere straf op te leggen dan de hieronder bedoelde gevangenisstraf.

Vordering van de benadeelde partij Politie Den Helder

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 48,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich op 29 april 2019 opnieuw gevoegd in hoger beroep.
De benadeelde partij heeft de vordering niet (gemotiveerd) betwist en uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van de verdachte, te weten het tijdelijk onbruikbaar maken van het toilet in de politiecel, rechtstreeks schade heeft geleden tot het verzochte bedrag ter hoogte van € 48,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2018.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij Politie Den Helder
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Den Helder ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 48,00 (achtenveertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 augustus 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. F.M.D. Aardema en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 april 2021.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]