ECLI:NL:GHAMS:2021:1183
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van de verdachte in een zaak van zwaar lichamelijk letsel door schuld
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld, dat zou zijn ontstaan op 11 augustus 2019 te Den Helder. De tenlastelegging betrof het onvoorzichtig en nalatig handelen van de verdachte, die samen met een medeverdachte de traanplaten van een brug omhoog had gezet, waardoor de brug vrij kon bewegen en een slachtoffer, [slachtoffer], ernstig letsel aan haar gezicht opliep.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 april 2021 heeft de advocaat-generaal gepleit voor vrijspraak, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte in redelijkheid de gevolgen van zijn handelen had kunnen voorzien. De raadsman van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een ongeluk, maar dat de vraag of de verdachte schuld had in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht ontkennend moest worden beantwoord. Het hof overwoog dat de verdachte niet had kunnen voorzien dat zijn handelen zou leiden tot het afdrijven van de brug en het daaropvolgende ongeluk.
Het hof heeft geconcludeerd dat, hoewel de verdachte onvoorzichtig was, er geen sprake was van strafrechtelijke verwijtbaarheid. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. M.L.M. van der Voet niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.