ECLI:NL:GHAMS:2021:1181

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
23-001722-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens diefstal met eerdere ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1984 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel. De tenlastelegging betrof diefstal van winkelgoederen, waaronder melkbroodjes en wraps, op 16 juli 2020 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de recidive van de verdachte. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen zijn afgewezen, omdat het hof oordeelt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd dient te worden na de ISD-maatregel. De beslissing van het hof is genomen na het onderzoek ter terechtzitting op 12 april 2021, waarbij de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte aanwezig waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001722-20
datum uitspraak: 26 april 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-185975-20, 13-305868-19 (TUL) en 13-706202-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1984,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 april 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere (winkel)goed(eren) (waaronder melkbroodjes en/of wraps), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 juli 2020 te Amsterdam, winkelgoederen (waaronder melkbroodjes en wraps), toebehorende aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep meegedeeld zich te kunnen vinden in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een winkel schuldig gemaakt aan diefstal van verschillende voedselwaren. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het winkelbedrijf en dit bedrijf schade en hinder toegebracht.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 maart 2021 is de verdachte herhaaldelijk eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Dit weegt in zijn nadeel. Gezien de aard van het delict en de recidive acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf passend.
Aan de verdachte is bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Amsterdam van
15 januari 2021 de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd. Het hof acht het, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, niet opportuun dat de verdachte na afloop van de tenuitvoerlegging van deze maatregel opnieuw gedetineerd raakt op grond van een hem in deze zaak op te leggen gevangenisstraf. Aan de verdachte zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd die gelijk is aan de duur van het reeds door hem ondergane voorarrest.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer: 13-305868-19) en de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 april 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken (parketnummer: 13-706202-17). Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer
13-706202-17 zal worden afgewezen en dat de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13-305868-19 zal worden verlengd met één jaar.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich in de voorliggende zaken voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Als uitgangspunt geldt dat voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, essentieel is dat aan overtreding van deze voorwaarden consequenties worden verbonden. Echter, gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de strafoplegging in relatie tot de inmiddels onherroepelijk aan de verdachte opgelegde ISD-maatregel acht het hof desalniettemin termen aanwezig om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 17 juli 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2020, parketnummer 13-305868-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 27 juli 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 april 2017, parketnummer 13-706202-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.L.M. van der Voet en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2021.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.