ECLI:NL:GHAMS:2021:1119
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontzegging van omgang tussen vader en minderjarige dochter in het kader van gezinsbescherming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzegging van omgang tussen de vader en zijn minderjarige dochter. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, verzocht om het recht op omgang met zijn dochter te herstellen. De moeder en de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) verzetten zich hiertegen, waarbij de GI stelde dat de ontzegging van omgang noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van het kind.
De vader had in het verleden een problematische relatie met de moeder, en er waren zorgen over zijn gedrag en stabiliteit. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar deze was in de loop der jaren onder druk komen te staan door escalaties en conflicten tussen de vader en de hulpverleners. De GI had in 2019 de omgang stopgezet na een incident waarbij de vader een medewerker van de GI had aangevallen. De vader had sindsdien hulpverlening gezocht, maar de GI betwijfelde of hij zijn leven voldoende op orde had om een veilige omgang met zijn dochter te waarborgen.
Het hof oordeelde dat, hoewel de omgang tussen de vader en de dochter in het verleden goed verliep, de huidige omstandigheden en de geschiedenis van conflicten en escalaties een ontzegging van omgang rechtvaardigden. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en benadrukte dat de belangen van de minderjarige voorop stonden. De vader werd aangespoord om door te gaan met zijn hulpverlening en te werken aan zijn stabiliteit, zodat in de toekomst mogelijk weer omgang kan plaatsvinden.