ECLI:NL:GHAMS:2021:1105

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.288.047/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken van de Cliëntenraad Vondelstede tegen Stichting Amsta met betrekking tot verbouwing en maaltijdvoorziening

In deze zaak heeft de Cliëntenraad Vondelstede (CRV) een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam tegen Stichting Amsta. De CRV kwam in beroep tegen een uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden, waarin de CRV negatief had geadviseerd over de voorgenomen verbouwing van de zorginstelling Vondelstede en de wijziging van de maaltijdvoorziening. De CRV verzocht om voorlopige voorzieningen, waaronder het opschorten van verbouwings- en verhuizingsactiviteiten totdat er een einduitspraak was gedaan. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van de CRV afgewezen, o.a. omdat de Commissie had geoordeeld dat de besluiten van Amsta rechtsgeldig waren en dat er zwaarwegende redenen waren voor de voorgenomen wijzigingen. De Ondernemingskamer oordeelde dat de CRV niet ontvankelijk was in zijn beroep met betrekking tot het verbouwingsbesluit, omdat dit besluit onder de Wmcz (oud) was genomen en niet vernietigd kon worden. De Ondernemingskamer concludeerde dat de besluiten over de maaltijdvoorziening en het sociaal plan wel rechtsgeldig waren en dat de CRV onredelijk had gehandeld door geen advies uit te brengen over het sociaal plan. De verzoeken van de CRV werden afgewezen, en de Ondernemingskamer benadrukte dat Amsta in overleg met de CRV moest blijven om de verhuizing zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.288.047/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 23 maart 2021
inzake
CLIËNTENRAAD VONDELSTEDE,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. R.C. de Mol, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
de stichting
STICHTING AMSTA,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. W.K. Bischoten
mr. C.J.M. Vernooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Verzoeker en verweerster worden hierna aangeduid als de CRV en Amsta.
1.2
De CRV is bij op 6 januari 2020 ingekomen verzoekschrift in beroep gekomen tegen de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (verder: de Commissie) van 6 oktober 2020, gewezen tussen Amsta als verzoekster en de CRV als verweerder. De CRV heeft de Ondernemingskamer verzocht
1. bij wijze van voorlopige voorziening
a. de uitvoering van alle verbouwings- en verhuizingsgerelateerde activiteiten, inclusief de plannen en activiteiten rondom de maaltijdvoorziening, de verhuizing en het sociaal plan, op te schorten zolang de Ondernemingskamer nog geen einduitspraak heeft gedaan;
b. Amsta te bevelen een aantal specifiek genoemde stukken af te geven waar de CRV om heeft verzocht, maar die nog niet zijn overgelegd;
2. de uitspraak van de Commissie te vernietigen, en zelf recht doende:
a. te bepalen dat het besluit (i) inzake de verbouwing, voor zover dit door de raad van bestuur is genomen, rechtsgeldig door de CRV is vernietigd;
b. ten aanzien van het besluit als geheel dan wel ten aanzien van de deelbesluiten die zien op de verbouwing van locatie Vondelstede, de aanpassing van de maaltijdvoorzieningen en de verhuizing van de bewoners, waarvoor een sociaal plan is opgesteld (hierna ook: de deelbesluiten), te bepalen dat niet is gebleken:
- dat de beslissing van de CRV om geen instemming te geven (negatief te adviseren) onredelijk is, of
- dat het voorgenomen besluit in de huidige vorm en op de voorgenomen termijn van Amsta gevergd kan worden om zwaarwichtige redenen;
c. te bepalen ten aanzien van het besluit als geheel dan wel ten aanzien van de deelbesluiten, zoals deze zijn voorgelegd aan en getoetst door de Commissie, dat geen toestemming zal worden verleend aan Amsta voor het nemen van deze besluiten;
d. de deelbesluiten te vernietigen;
e. te bepalen dat uitvoering van alle verbouwings- en verhuizingsgerelateerde activiteiten, inclusief de plannen en activiteiten rondom de maaltijdvoorziening, de verhuizing en het sociaal plan, vanaf de einduitspraak dienen te worden opgeschort met een periode van een jaar, althans een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen andere periode;
met veroordeling van Amsta in de kosten van het geding.
1.3
Amsta heeft bij verweerschrift van 1 februari 2021 de Ondernemingskamer verzocht de verzoeken van de CRV af te wijzen.
1.4
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 11 februari 2021. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van nadere producties die van tevoren aan de Ondernemingskamer en de wederpartij waren gezonden. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Zij hebben tijdens de zitting laten weten de suggestie van de Ondernemingskamer ter harte te zullen nemen om een mediationtraject te volgen onder leiding van een door de Ondernemingskamer toegewezen mediator, maar de Ondernemingskamer ook gevraagd uitspraak in deze zaak te doen.

2.De feiten

2.1
Amsta is een zorginstelling die zorg en ondersteuning levert aan ouderen en aan mensen met een verstandelijke beperking, in het bijzonder aan mensen met complexe ondersteuningsvragen. Amsta is gevestigd op 27 locaties in Amsterdam. Een van de locaties is locatie Vondelstede. Door Amsta is een Meerjarenambitie 2019-2022 vastgesteld. Deze Meerjarenambitie vormt de leidraad bij het besturen van de organisatie. De komende jaren verwacht Amsta een toename van het aantal kwetsbare ouderen en ouderen met een verstandelijke beperking die een beroep doen op 24-uurszorg.
2.2
Locatie Vondelstede is gebouwd in 1983 en heeft op dit moment circa 40 vaste bewoners en - in verband met de op handen zijnde verbouwing en tijdelijke verhuizing, waarop al enige tijd wordt voorgesorteerd door er geen vaste nieuwe bewoners te plaatsen - ongeveer 15 tijdelijke bewoners. De bewoners hebben zorgprofielen (VV) die variëren van VV 3 (“beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging”, een enkeling) tot en met VV 10 (“beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg”). Deze zorgprofielen houden verband met de indicatie op grond van de Wet langdurige zorg, waarmee de zorgzwaarte en de zorg- en behandelbehoefte wordt vastgesteld.
2.3
Amsta huurt locatie Vondelstede sinds september 1984 van Stichting Woonzorg Nederland (hierna “Woonzorg”). Woonzorg is eigenaar van het gebouw. De huurovereenkomst loopt tot 1 januari 2023.
2.4
Vondelstede moet gerenoveerd worden. Uit een installatietechnische opname daterend van juli 2017 blijkt de noodzaak van renovatie en van vervanging op korte termijn van een belangrijk deel van de installaties van Vondelstede. Ook de CRV heeft - in november 2018 - aan Amsta geschreven dat het gebouw en het merendeel van de bewonersappartementen sterk verouderd zijn en dat het facilitaire zorgaanbod op de 3e en 4e verdieping niet aansluit op de zorgvraag van de bewoners. De Inspectie Gezondsheidszorg & Jeugd is naar aanleiding van locatiebezoeken op 9 april 2019 en 20 februari 2020 dezelfde opvatting toegedaan.
2.5
In de zomer van 2019 heeft Amsta met Woonzorg een aantal procesafspraken gemaakt in verband met de besluitvorming tot verbouwing van Vondelstede vanaf het najaar van 2020. Woonzorg heeft de verbouwing als voorwaarde gesteld voor het verlengen van de huur met 20 jaar. Gedurende de verbouwing zal Amsta geen huur aan Woonzorg verschuldigd zijn. De CRV en de bewoners zijn op de hoogte gesteld van de gesprekken met Woonzorg.
2.6
In november 2019 heeft Amsta de verbouwingsplannen aangekondigd bij de CRV en de CRV uitgenodigd om het medezeggenschapstraject te bespreken aan de hand van een “Voorstel voor medezeggenschap verbouwing Vondelstede.” Daarin stelt Amsta onder meer voor om aan te sluiten bij de nieuwe Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen die toen nog niet van kracht was (hierna: de Wmcz 2018). De CRV heeft Amsta laten weten niet akkoord te gaan met dat voorstel maar de adviesaanvragen te zullen beoordelen naar geldend recht en de geldende regeling die de CRV met Amsta heeft. Amsta heeft de CRV daarop bericht dat zij daarmee akkoord was.
2.7
Op 12 december 2019 heeft de CRV een uitgebreide lijst met vragen en verzoeken om stukken aan Amsta gestuurd met betrekking tot de beoogde verbouwing.
2.8
Bij brief met bijlagen van 23 december 2019 heeft Amsta aan de CRV onder meer een drietal aanvragen voor advies gestuurd, te weten (i) de adviesaanvraag verbouwing Vondelstede van 20 december 2019 (ii) het sociaal plan bewoners Vondelstede van 20 december 2019 (verzwaard advies) en (iii) de adviesaanvraag maaltijdvoorziening na verbouwing Vondelstede van 20 december 2019 (verzwaard advies).
2.9
De adviesaanvraag met betrekking tot de voorgenomen verbouwing (hierna ook: het voorgenomen besluit verbouwing) vermeldt onder meer dat het voorgenomen besluit ziet op een verbouwing van Vondelstede tot een locatie die weer voldoet aan de moderne eisen voor wonen en zorg en meer in het bijzonder bewoning door cliënten met een zwaardere zorgvraag en cliënten met dementie. De verbouwing heeft betrekking op groot onderhoud aan de installaties, vervanging van de kozijnen, verduurzaming, installatie van grotere badkamers die geschikt zijn voor het gebruik van tilliften en rolstoelen, vormgeving van nieuwe ontmoetingsruimtes en huiskamers, vervanging van oude kantoren en de instellingskeuken door appartementen en het beter toegankelijk maken van de tuin. De adviesaanvraag vermeldt verder:
“Gevolgen voor bewoners
• Alle appartementen krijgen eigen sanitair dat geschikt is voor gebruik met een rolstoel en/of een tillift. De grote badkamers maken het mogelijk dat bewoners kunnen blijven wonen in hun vertrouwde omgeving, ook als ze steeds meer hulp nodig hebben. Dat is hard nodig, want veel bewoners hebben steeds zwaardere en complexere zorg nodig, zitten in een rolstoel, douchen met een mobiele douchestoel, of zijn voor hun transfers afhankelijk van een tillift.
• Om op de begane grond extra appartementen te kunnen realiseren die goed toegerust zijn
voor bewoners die complexe zorg nodig hebben, wordt een aantal huidige ‘algemene ruimten’ opgeofferd. Zo zullen na de verbouwing de keuken en enkele kantoorruimten niet in hun bestaande vorm terugkeren.
• We zullen op een andere manier gaan koken en eten. Over dit onderwerp heeft u verzwaard adviesrecht. De adviesaanvraag maaltijdvoorziening in Vondelstede wordt behandeld in een aparte adviesaanvraag met kenmerk (….) d.d. 20 december 2019.
• De verbouwing gaat zoveel overlast met zich meebrengen, dat de bewoners gedurende de
bouwperiode (ongeveer 12 maanden) niet in het gebouw kunnen blijven wonen. De huidige
bewoners worden gedurende de periode dat de werkzaamheden plaatsvinden tijdelijk
gehuisvest in andere locaties van Amsta of – als zij dat wensen – in andere locaties buiten
Amsta. Over dit onderwerp heeft u verzwaard adviesrecht. De adviesaanvraag over het sociaal plan bewoners behorende bij de verhuizing wordt behandeld in een aparte adviesaanvraag d.d. 20 december 2019.”
2.1
De kern van het voorgenomen besluit maaltijdvoorziening is dat afscheid wordt genomen van een instellingskeuken die op vaste tijdstippen maaltijden aanlevert. Maaltijden zullen in de toekomst worden bereid bij de bewoners in de gemeenschappelijke huiskamers op de verdiepingen en in de ontmoetingsruimte op de begane grond. Volgens Amsta past de huidige werkwijze met centrale instellingskeuken niet meer bij de zorginhoudelijke visie van Amsta.
2.11
In het voorgenomen besluit sociaal plan zijn de rechten en plichten van de bewoners van Amsta bij een verhuizing vastgelegd. In dit document worden de verschillende mogelijkheden voor alternatieve huisvesting beschreven, de begeleiding bij het maken van de keuze door middel van een “woonwensengesprek”, de informatieverstrekking, de hulp, begeleiding en ondersteuning bij de verhuizing en de kosten van een en ander. Er is ook voorzien in een klachtenprocedure en een hardheidsclausule.
2.12
Op 21 januari 2020 heeft een overlegvergadering tussen Amsta en de CRV plaatsgevonden over de voorgenomen besluiten. In de vergadering heeft Amsta het proces met Woonzorg, de architect en de beoogde planning nader toegelicht. De CRV heeft diverse vragen gesteld ten aanzien van de voorgenomen besluiten. Amsta heeft deze vragen na afloop beantwoord in een “Q&A”.
2.13
Bij brief aan Amsta van 18 februari 202o heeft de CRV een negatief verzwaard advies gegeven over het voorgenomen besluit maaltijdvoorziening. De motivering volgde bij brief van 1 maart 2020 en hield in dat onvoldoende wordt aangesloten bij de wensen en de behoeften van de bewoners en dat de systematische beheersing van de kwaliteit van zorg onvoldoende is gewaarborgd. De CRV gaf daarvoor onder meer als redenen dat het nuttigen van de maaltijd op de begane grond voor veel bewoners een belangrijk sociaal aspect heeft en dat de kwaliteit van het voedsel en de (voedsel)veiligheid van de maaltijdbereiding in de nieuwe situatie niet gewaarborgd is. Ook is er volgens de CRV onvoldoende aandacht voor het personele aspect; de vrees bestaat dat het koken op de groep ten koste gaat van de formatie in verpleging en verzorging en er wordt op gewezen dat de meeste medewerkers niet primair geschoold zijn in het bereiden van maaltijden.
Het advies is dezelfde dag besproken in een overlegvergadering tussen de CRV en Amsta.
2.14
Op 11 maart 2020 heeft Amsta een brief aan de bewoners van locatie Vondelstede gestuurd waarin een aantal informatiebijeenkomsten over de verbouwing wordt aangekondigd.
2.15
Bij brief van 12 maart 2020 heeft de CRV negatief geadviseerd over het voorgenomen besluit verbouwing. Volgens de CRV is de verbouwing om tal van redenen niet in het belang van de bewoners. Zo is het vergroten van de badkamers meer in het voordeel van de zorgverleners dan van de bewoners en leidt het vergroten van de veiligheid door de afsluiting van de lifthal ertoe dat bewoners in hun bewegingsvrijheid worden beperkt. De keukenblokjes in de appartementen en de mogelijkheid zelf een kopje of koffie of thee te zetten zullen (te) zeer worden gemist. Ook wordt het verkleinen van de grote centrale ruimte op de begane grond en de daarmee samenhangende afname van het verblijfscomfort als bezwaar genoemd. De brief vermeldt verder dat het uitblijven van de door de CRV gevraagde kopie van de opdracht aan de architect “
het vermoeden[doet]
rijzen dat er andere motieven voorliggen dan het cliëntenbelang”. De CRV onderkent in zijn brief wel dat er een achterstand is in het onderhoud en vraagt om een voorstel voor de onderhoudswerkzaamheden op het gebied van installatie, sanitair, keukenblokjes en kozijnen. Ten slotte heeft de CRV gevraagd om binnen twee weken schriftelijk een reactie en het besluit te vernemen alsmede, indien het besluit van het advies afwijkt, ook de redenen daarvoor.
2.16
Op 16 maart 2020 heeft de CRV een brief van Woonzorg ontvangen waarin staat dat Woonzorg de opdracht aan de architect niet verstrekt, omdat dat volgens Woonzorg niet bijdraagt aan het doel om het ontwerp en het gebruik van het gebouw te verbeteren.
2.17
In de periode daarna worden vanwege de maatregelen in verband met het coronavirus de medezeggenschapstrajecten, de verbouwingsoverleggen en de informatiebijeenkomsten voor bewoners tijdelijk opgeschort.
2.18
Bij brief aan CRV van 15 mei 2020 heeft Amsta puntsgewijs op de bezwaren van de CRV tegen het voorgenomen besluit verbouwing gereageerd. De brief vermeldt verder onder meer:

Bij deze brief ontvangt u een schrijven van Woonzorg Nederland waarin zij reageren op uw vraag. Zoals u weet beschikken wij niet over de opdracht, aangezien deze is afgesproken tussen Woonzorg en de architect. Wij hechten eraan u mee te geven dat wij de samenwerking met Woonzorg als zeer coöperatief ervaren.
In uw brief geeft u aan dat de verbouwing niet in het belang is van de bewoners en dat u daarom negatief adviseert op de voorgestelde variant. U onderkent dat er een achterstand is in het onderhoud en vraagt om een voorstel voor de onderhoudswerkzaamheden op het gebied van installatie, sanitair, keukenblokjes en kozijnen. Het gebouw is oud en technisch en functioneel afgeschreven. Een grootschalige renovatie is noodzakelijk. Een onderhoudsplan is in de huidige situatie niet meer voldoende.
Besluit
Net als u erkent Amsta dat er onderhoud noodzakelijk is. Tegelijkertijd is het aanpassen van het gebouw aan de eisen die ons gesteld worden noodzakelijk. Amsta kiest ervoor deze twee
aanpassingen gelijktijdig uit te voeren: het noodzakelijke onderhoud en het aanpassen van het gebouw aan de huidige eisen. Wij zijn daarom voornemens om de verbouwing uit te voeren, waarbij we rekening houden met:
• Uw advies om meer gemeenschappelijke ruimte te creëren. We zijn in gesprek met[Woonzorg]
om dit te realiseren, zoals u kunt lezen in de paragraaf hieronder.
• Daarnaast spannen we ons in om de individuele bewegingsvrijheid zo goed als mogelijk af te stemmen op de zorgvraag van de bewoners, bijvoorbeeld met gebruikmaking van zorgdomotica.
• We gaan graag met u in gesprek over creatieve oplossingen voor het zetten van koffie of
thee.
(…)
De volgende aanpassingen hebben wij met hen[Woonzorg, toevoeging Ondernemingskamer]
besproken:
1. We zien af van het realiseren van grote tweekamerappartementen. Zowel op de begane
grond als op de 1e etage komen kamers van dezelfde afmeting als de kamers op de
hogere etages. Hierdoor kunnen we meer bewoners verblijf met zorg en behandeling in
Vondelstede aanbieden. Voor de klantgroep Leven met de Wijk realiseren we op deze 2
etages 29 kamers in plaats van de 19 kamers uit het oorspronkelijke plan.
2. Op de begane grond worden extra vierkante meters toegevoegd aan de beide
gemeenschappelijke ruimtes. In totaal wordt de gezamenlijke ruimte met 56 m2 vergroot.
3. Op de 1e etage realiseren we twee ontmoetingsruimtes van elk 47 m2. In vergelijking met
het oorspronkelijke ontwerp ontstaat hierdoor 70 m2 extra aan algemene ruimte op de 1e
etage.
De beschreven aanpassingen zijn uitgewerkt in de tekeningen die als bijlagen onderaan de brief zijn bijgevoegd. Graag lichten we deze tekeningen nader toe in een volgende overlegvergadering met de CR en gaan we over de aanpassingen met u in gesprek.”
2.19
Eveneens bij brief van 15 mei 2020 heeft Amsta puntsgewijs op de bezwaren van de CRV over het voorgenomen besluit maaltijdvoorziening gereageerd. De brief vermeldt onder meer:
“Wij vertrouwen erop dat wij met deze brief veel vragen hebben kunnen beantwoorden, onduidelijkheden hebben kunnen ophelderen en bezwaren hebben kunnen wegnemen. Graag ontvangen wij naar aanleiding van onze voornemens ook uw adviezen, zodat we die kunnen meenemen in de verdere uitwerking. Het zou fijn zijn als u ons advies kunt doen toekomen voor 1 juni 2020.”
2.2
Bij brief van 17 juni 2020 met als onderwerp “advies verbouwing Vondelstede” heeft Amsta aan de CRV onder meer geschreven:
“Op 15 mei jl. informeerden wij u schriftelijk dat wij hebben besloten om de verbouwing uit te voeren zoals door ons gepresenteerd. In de brief hebben we geprobeerd uw vragen zo goed mogelijk te beantwoorden en inhoudelijk in te gaan op al uw bezwaren. We hebben gemotiveerd waarom we op een aantal punten afwijken van uw advies. Een aantal van uw suggesties nemen wij graag over, een aantal andere suggesties werken we graag samen met u nader uit. (…) We zijn het eens dat overleg waarin wederzijds naar elkaar geluisterd wordt ons verder zal helpen. Dan kunnen we met elkaar vervolgstappen zetten in de voorbereiding van de verbouwing. Daarom nodigen wij u graag uit om de verbouwingsoverleggen, die we voor de coronacrisis zijn gestart, weer te hervatten.”
Amsta heeft de CRV verder gevraagd voor 4 juli 2020 te adviseren over het in december 2019 toegezonden sociaal plan.
2.21
Per 1 juli 2020 is de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (hierna “Wmcz (oud)”) vervangen door de Wmcz 2018.
2.22
Bij brief van 3 juli 2020 heeft de CRV aan Amsta verzocht uiterlijk 25 augustus 2020 met een aanvaardbaar nieuw plan met betrekking tot de maaltijdvoorziening te komen waarin de bezwaren van de CRV zijn verwerkt. De brief vermeldt verder dat de CRV het op dit moment onverantwoord vindt om de bewoners van locatie Vondelstede te confronteren met een ingrijpende verbouwing en een daarbij horende verhuizing. De CRV stelt voor om de geplande overleggen te annuleren, te wachten op het nieuwe verbouwingsplan en pas daarna de gesprekken te hervatten.
2.23
Bij brief van 9 juli 2020 heeft Amsta aan de CRV onder meer geschreven dat zij nog geen reactie van de CRV heeft ontvangen op het sociaal plan.
2.24
Bij brief aan Amsta van 10 juli 2020 heeft de CRV onder andere bericht:
“Anders dan u stelt in uw brief van 17 juni, heeft u ons niet reeds in uw brieven van 15 mei meegedeeld, dat u met voorbijgaan aan ons advies daarover, de verbouwing zou uitvoeren, zoals aan ons gepresenteerd (en overigens ook niet dat u ons advies over de maaltijdvoorziening naast u neer zou leggen). Wij vernietigen hierbij beide besluiten waarin u onze adviezen niet volgt. (…)
Aangezien de besluiten met betrekking tot de verbouwing en de maaltijdvoorziening niet meer bestaan, kan een relevant advies op enig daarmee verbandhoudend sociaal plan op dit moment niet gegeven worden.”
2.25
Op 16 juli 2020 heeft Amsta de CRV uitgenodigd voor een gesprek over het plan ten aanzien van de maaltijdvoorziening. De CRV heeft deze uitnodiging afgeslagen en medegedeeld dat hij van mening is dat het voorgenomen besluit verbouwing aan verzwaard advies onderworpen is, omdat het mede de gezondheid van de bewoners betreft.
2.26
Bij brief aan de CRV van 30 juli 2020 heeft Amsta gereageerd op de vernietiging van de besluiten door de CRV. Volgens Amsta valt het besluit verbouwing niet onder het toepassingsbereik van het verzwaard advies. Ten aanzien van de maaltijdvoorziening heeft Amsta laten weten dat nog geen besluit is genomen, een aangepast plan aangekondigd en de CRV uitgenodigd daarover te overleggen.
2.27
Op 10 augustus 2020 heeft Amsta een aangepast plan maaltijdvoorziening aan de CRV gezonden. De CRV heeft vervolgens de uitnodiging voor een bespreking afgewezen omdat het plan niet wezenlijk tegemoet komt aan zijn eerdere bezwaren.
2.28
Op 24 augustus 2020 heeft Amsta zich tot de Commissie gewend en gevraagd om toetsing van twee voorgenomen besluiten, wat betreft het aangepaste plan maaltijdvoorziening in afwijking van een negatief advies en wat betreft het sociaal plan, in verband met het uitblijven van advies van de CRV. Daarnaast heeft Amsta de Commissie om bemiddeling gevraagd ten aanzien van het besluit over de verbouwing.
2.29
Op 14 september 2020 heeft de CRV zich tot de Commissie gewend met het verzoek voorlopige voorzieningen te treffen, namelijk om Amsta te bevelen tot afgifte van stukken waar de CRV om heeft gevraagd, maar die nog niet zijn verstrekt, en tot opschorting van alle verbouwingsplannen en -activiteiten totdat de Commissie een bindende uitspraak heeft gedaan.
2.3
Op 6 oktober 2020 heeft de Commissie uitspraak gedaan. De Commissie heeft onder meer geoordeeld dat voor bemiddeling door de Commissie geen aanknopingspunten aanwezig zijn, omdat het voorgenomen besluit tot verbouwing waarover vóór 1 juli 2020 onder de werking van de Wmcz (oud) advies is gevraagd en verkregen, rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat het inroepen van de nietigheid van een besluit waarop geen verzwaard adviesrecht of instemmingsrecht van toepassing is, geen doel treft. Verder heeft de Commissie toestemming aan Amsta gegeven het voorgenomen besluit met betrekking tot de maaltijdvoorziening te nemen omdat het besluit wordt gevergd om zwaarwegende redenen. Ook heeft zij toestemming gegeven voor het sociaal plan, omdat het naar haar oordeel voldoet aan de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen en zij de beslissing van de CRV om geen instemming te geven onredelijk acht. Het verzoek van de CRV tot het treffen van voorzieningen heeft de Commissie afgewezen.
2.31
Bij brief van 10 november 2020 heeft Amsta de CRV onder andere bericht dat zij heeft besloten tot de wijziging van de maaltijdvoorziening, conform het aangepaste plan van maaltijdvoorziening van 10 augustus 2020 (zie 2.27), en tot vaststelling van het sociaal plan van 20 december 2019. In de periode daarna is Amsta met de uitvoering van de besluiten begonnen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
De CRV, die het geschil in volle omvang aan de Ondernemingskamer beoogt voor te leggen heeft - samengevat - onder meer de volgende bezwaren tegen de beslissing van de Commissie naar voren gebracht:
Amsta heeft bij brief van 15 mei 2020 geen besluit over de verbouwing genomen, maar slechts een voorgenomen besluit, want er zouden nog aanpassingen komen waarover geadviseerd moest worden. De brief van Amsta aan de CRV van 17 juni 2020 valt niet aan te merken als besluit, want het is niet gemotiveerd en het voorstel voor de bouwaanpassing was er nog niet. Het besluit is zowel onder de Wmcz (oud) als de Wmcz 2018 aantastbaar. Omdat het verzoek aan de Commissie om over het besluit te beslissen is ingediend na 1 juli 2020 is niet de Wmcz (oud) maar de Wmcz 2018 op het besluit van toepassing en moet het besluit en de vernietiging daarvan op grond van die wet worden beoordeeld. De Commissie had de geldigheid van de vernietiging althans de nietigheid moeten vaststellen. Het verbouwingsbesluit raakt de gezondheid en het welzijn van de cliënten en was om die reden onderhevig aan verzwaard adviesrecht.
Volgens de CRV zijn er geen zwaarwegende redenen die het nemen van het besluit maaltijdvoorziening vergen. Daarom had de Commissie slechts toestemming mogen geven voor het besluit indien de beslissing van de CRV om geen instemming te geven onredelijk is. Dat laatste is niet het geval. Volgens de CRV sluit de maaltijdvoorziening onvoldoende aan bij de wensen van de bewoners en is de kwaliteit van zorg onvoldoende gewaarborgd. Ook is in het voorgenomen besluit onvoldoende aandacht voor het personele aspect.
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat de CRV niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat hij nog niet over het sociaal plan kan adviseren voordat de verbouwingsgerelateerde besluiten vaststaan. Het besluit verbouwing vormt een onlosmakelijk deel van de besluiten die zien op de aanpassing van de maaltijdvoorziening en het sociaal plan. Het ene besluit kan niet zonder het andere genomen worden. De (tijdelijke) verhuizing kan zonder goedkeuring van beide besluiten geen doorgang vinden. Het sociaal plan is bovendien ontoereikend. Er zijn onvoldoende waarborgen voor een probleemloze uitplaatsing. De CRV heeft in redelijkheid kunnen beslissen om de behandeling van het sociaal plan aan te houden, totdat op de overige besluiten is beslist en totdat hij informatie had ontvangen aan de hand waarvan hij kon beoordelen of er voldoende waarborgen zijn voor een vlekkeloze uitplaatsing en een zo kort mogelijke duur van het verbouwingstraject.
Ter onderbouwing van de gevraagde voorlopige voorzieningen heeft de CRV naar voren gebracht dat hij Amsta meermaals heeft verzocht de voor de advisering/instemming relevante stukken te overleggen maar dat Amsta heeft geweigerd deze te verstrekken. Volgens de CRV wordt er door Amsta belangrijke informatie achtergehouden. De stukken die de CRV van Amsta wil hebben zijn voor een effectieve medezeggenschap redelijkerwijs van belang.
3.2
Amsta heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Als eerste verweer heeft zij naar voren gebracht dat de CRV niet ontvankelijk is in zijn verzoek voor zover dit zich richt tegen het oordeel van de Commissie
“dat het voorgenomen besluit tot verbouwing waarover voor 1 juli 2020 onder de vigeur van de Wmcz advies is gevraagd en gekregen, rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat het inroepen van de nietigheid van een besluit waarop geen verzwaard adviesrecht of instemmingsrecht van toepassing is, geen doel treft.”
3.3
Naar aanleiding van dit verweer overweegt de Ondernemingskamer als volgt.
Is het besluit verbouwing definitief genomen?
3.4
Partijen zijn verdeeld over de vraag of er onder de werkingssfeer van de Wmcz (hierna: “de Wmcz (oud”)) die voorafging aan de sinds 1 juli 2020 in werking getreden Wmcz 2018, een definitief besluit over de verbouwing is genomen.
3.5
Tegenover het onder 3.1 onder 1 verwoorde standpunt van de CRV heeft Amsta aangevoerd dat zij bij brief van 15 mei 2020, waarin zij reageert op het negatieve advies van de CRV, haar besluit over de verbouwing aan de CRV ter kennis heeft gebracht. Ook in haar brief van 17 juni 2020 vermeldt zij onomwonden dat zij op 15 mei 2020 een besluit heeft genomen.
3.6
De Ondernemingskamer constateert dat Amsta in haar brief van 15 mei 2020 haar argumenten voor de verbouwing nader heeft toegelicht en in wezen op alle vragen en bezwaren uit het advies van de CRV gemotiveerd heeft gereageerd. Dat onderdeel van de brief is afgesloten met een tekst onder het kopje “
Besluit”. Die tekst luidt: “
Wij zijn daarom voornemens om de verbouwing uit te voeren (…)”. Mede door het gebruik van het kopje is zeker denkbaar dat Amsta heeft bedoeld een besluit mede te delen, maar bepalend is of die bedoeling voor de CRV voldoende duidelijk was. Het gebruik van de term “
voornemens” bij de aankondiging van de (feitelijke) uitvoering van de verbouwing is in dat verband verwarrend gebleken, omdat de CRV het kennelijk heeft opgevat als verwijzing naar een
voorgenomen besluit. Die lezing is niet onbegrijpelijk omdat in de brief van Amsta ook aanpassingen worden genoemd die kennelijk nog niet definitief zijn uitgewerkt en nader met de CVR besproken zullen worden. Al met al is de formulering van die brief niet zo ondubbelzinnig als van Amsta in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht en daarom kan de brief niet worden aangemerkt als de mededeling van een besluit.
3.7
Met haar brief van 17 juni 2020 heeft Amsta er echter geen misverstand over laten bestaan dat zij het besluit verbouwing heeft genomen. Omdat Amsta in haar brief van 17 juni 2020 heeft verwezen naar de brief van 15 mei 2020, en die laatste brief uitvoerig motiveert waarom aan een deel van het advies wordt voorbijgegaan, voldoet het ook aan het onder de Wmcz (oud) geldende vereiste dat een besluit dat van het advies afwijkt, schriftelijk en gemotiveerd dient te zijn. Wel moet ervan worden uitgegaan dat dat besluit pas op 17 juni 2020 tegenover de CRV zijn werking heeft. Het betoog van de CRV dat er op die datum geen verbouwingsbesluit kón zijn omdat er ook nog geen besluit over de maaltijdvoorziening was en die besluiten met elkaar verweven zijn, gaat niet op. Zoals hierna onder 3.18 aan de orde komt kan die samenhang leiden tot feitelijke onuitvoerbaarheid van een deel van het genomen verbouwingsbesluit, maar dat betekent niet dat dat besluit niet genomen is. Ook het feit dat Amsta op enkele onderdelen van het besluit verbouwing aanpassingen heeft voorgesteld en daarop de reactie van de CRV heeft gevraagd, betekent niet dat er geen besluit is genomen.
Besluit verbouwing: voldongen feit of vernietigd?
3.8
De CRV stelt zich verder op het standpunt dat hij het besluit verbouwing, indien al genomen onder de werking van de Wmcz (oud), onder de werking van de inmiddels toepasselijke Wmcz 2018 heeft vernietigd (zie 2.24) omdat ten onrechte geen verzwaard advies was gevraagd. Amsta meent dat die vernietiging geen doel treft omdat het besluit verbouwing een voltooid rechtsfeit is onder de werking van de Wmcz (oud).
3.9
In verband met dit geschilpunt is de wettelijke systematiek van de Wmcz (oud) van belang. Die komt in het kort op het volgende neer.
3.1
Volgens de Wmcz (oud) moest een zorgaanbieder de cliëntenraad gelegenheid geven advies uit te brengen over de in artikel 3 lid 1 Wmcz (oud) genoemde aangelegenheden, waaronder een voorgenomen besluit over een ingrijpende verbouwing (3.1 onder c Wmcz (oud). Als de zorgaanbieder een besluit wilde nemen dat van het advies afweek moest dit schriftelijk en gemotiveerd aan de cliëntenraad worden medegedeeld (artikel 4 lid 3 Wmcz (oud). Tegen dat afwijkende besluit kon de cliëntenraad niet opkomen.
3.11
Voor een beperkt aantal aangelegenheden, genoemd in artikel 3 lid onder i tot en met m Wmcz (oud), gold echter een zogenoemd verzwaard adviesrecht. Dat betekende dat de zorgaanbieder daarover geen besluit kon nemen dat van het advies van de cliëntenraad afweek, tenzij de Commissie had vastgesteld dat de zorgaanbieder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot haar voornemen heeft kunnen komen. Anders was het besluit nietig, mits de cliëntenraad tijdig en schriftelijk een beroep op de nietigheid had gedaan (artikelen 4 lid 2 en 4 Wmcz).
3.12
Het standpunt van de CRV is dat over het voorgenomen besluit verbouwing onder de Wmcz (oud) verzwaard advies had moeten worden gevraagd, omdat het voor een belangrijk deel betrekking heeft op onderwerpen die worden genoemd in artikel 3 lid 1 onder i Wmcz (oud), namelijk “voedingsaangelegenheden van algemene aard en het algemeen beleid op het gebied van (…) de gezondheid (…) en recreatiemogelijkheden.” Deze aangelegenheden komen in de verbouwingsplannen aan de orde omdat de recreatieruimte op de begane grond wordt verkleind en omdat het restaurant, de instellingskeuken en de eigen keukenblokjes in de appartementen geheel worden afgeschaft. Verder is door de verbouwing en de verhuizing de gezondheid van de bewoners in het geding, omdat deze plaatsvinden kort na de ingrijpende coronamaatregelen. De CRV vindt het niet voldoende dat de CRV over de maaltijdvoorziening en het sociaal plan afzonderlijk verzwaard advies heeft gevraagd, want die zaken kunnen naar zijn mening niet los worden gezien van de verbouwing. Omdat het verbouwingsbesluit in hoge mate op aspecten ziet waarvoor wettelijk een verzwaard adviesrecht geldt, moeten de regels van de zwaarste rechtsbescherming gelden en daarom moet de hele voorgenomen verbouwing aan verzwaard advies worden onderworpen. Temeer, omdat de CRV anders geen mogelijkheid heeft om een van een negatief advies afwijkend besluit over de verbouwing aan de Commissie voor te leggen.
3.13
Amsta erkent de samenhang tussen de verschillende onderwerpen (verbouwing, maaltijdvoorziening, sociaal plan). Zij heeft naar voren gebracht dat daarom gelijktijdig met de adviesaanvraag over de verbouwing afzonderlijk verzwaard advies aan de CRV is gevraagd over de maaltijdvoorziening en het sociaal plan maar meent ook, dat die samenhang niet meebrengt dat het voorgenomen besluit verbouwing aan een verzwaard adviesrecht is onderworpen. Amsta betwist dat het besluit verbouwing betrekking heeft op onderwerpen die worden genoemd in artikel 3 lid 1 onder i Wmcz (oud).
3.14
De Ondernemingskamer verwerpt het betoog van de CRV en legt hierna uit waarom.
3.15
De Wmcz (oud) bepaalt dat de CRV een normaal adviesrecht heeft voor een “ingrijpende verbouwing”. Dat is in het voorgenomen besluit verbouwing aan de orde, omdat het gaat om zaken als de vervanging en aanpassing van de drinkwaterinstallatie, de verwarmingsinstallaties en de vergroting van de sanitaire ruimtes van de bewoners.
3.16
Het gaat bij het besluit verbouwing echter niet om het algemeen beleid van Amsta inzake de gezondheid. Het feit dat de bewoners recentelijk getroffen zijn (geweest) door strenge “corona-maatregelen”, waardoor de verbouwing en de daarvoor noodzakelijke tijdelijke verhuizing hen extra zwaar zal vallen, verandert dat niet. Ook betekent de voorgenomen gewijzigde maaltijdvoorziening (waarover verder hierna onder 3.21 e.v.) niet dat het besluit verbouwing het algemene beleid inzake gezondheid betreft, al was het maar omdat nergens uit blijkt dat met die gewijzigde maaltijdvoorziening wordt beoogd over de gezondheid van de bewoners te beslissen. Voor zover de CVR meent dat de gewijzigde maaltijdvoorziening feitelijk gevolgen heeft voor de gezondheid van de bewoners, is dat aan de orde bij de beoordeling van de bezwaren tegen het voorgenomen besluit maaltijdvoorziening.
3.17
Dat van het besluit verbouwing onderdeel uitmaakt een verkleining van de recreatiezaal op de begane grond betekent niet dat het besluit verbouwing daardoor betrekking heeft op het “algemene beleid op het gebied van recreatie”. Op dit moment beschikt Vondelstede over een grote recreatiezaal (ca. 255 m2), met een grote glazen wand met uitzicht op het Vondelpark. Overdag wordt de ruimte gebruikt door bewoners en hun gasten om koffie te drinken, de krant te lezen en met elkaar contact te onderhouden. Daarnaast wordt de ruimte gebruikt voor voordrachten en (muziek)uitvoeringen. Deze ruimte wordt volgens het besluit verbouwing aanzienlijk kleiner. Uit het antwoord op vraag 25 in de onder 2.12 genoemde Q&A blijkt dat Amsta streeft naar een goede ontmoetingsruimte op de begane grond en dat de leestafel, haard, zithoek en vleugel daar (met zicht op de straat) een goede plek kunnen krijgen. Uit het antwoord op vraag 27 blijkt dat Amsta de bewoners ook in de nieuwe situatie recreatie wil bieden door muziek, concerten, exposities en andere activiteiten en dat daarover later een adviesaanvraag over recreatie en activiteiten zal volgen. Uit het antwoord op vraag 29 over de omvang van de gemeenschappelijke ruimte volgt dat de architect onderzoekt hoe die ruimte zo groot mogelijk kan worden. Dit een en ander overziende is de conclusie dat de huidige recreatiemogelijkheden weliswaar worden geraakt door het besluit verbouwing, maar dat het besluit niet strekt tot een aanpassing in het recreatiebeleid omdat Amsta nog steeds doende is datzelfde beleid in de nieuwe situatie in te passen en de CRV daarbij zal betrekken.
3.18
Ontegenzeggelijk maakt een “voedingsaangelegenheid van algemene aard” van het verbouwingsplan deel uit, omdat de centrale keuken en het restaurant op de begane grond komen te vervallen en in plaats daarvan op de afdeling zal worden gekookt en gegeten (waarbij overigens bewoners die graag op de begane grond met de anderen eten, die mogelijkheid behouden). Dat betreft daadwerkelijk een beleidswijziging van Amsta waarover, gelijktijdig met de adviesaanvraag over de verbouwing, afzonderlijk verzwaard advies is gevraagd. Dat betekent dat de CRV de rechten die de wetgever hem daarover heeft toegekend, volledig kan benutten. Van een verband tussen het besluit maaltijdvoorziening en het besluit verbouwing is daarom zeker sprake, maar dat leidt er niet toe dat ook het voorgenomen besluit verbouwing aan verzwaard advies is onderworpen. Wel is de feitelijke uitvoerbaarheid van het besluit tot verbouwing afhankelijk van het in stand blijven van het besluit maaltijdvoorziening, waarover hieronder in 3.21 en verder wordt geoordeeld. .
3.19
De conclusie is dat Amsta voor het voorgenomen besluit verbouwing de juiste weg heeft bewandeld door geen verzwaard advies maar “gewoon” advies te vragen. Dat advies heeft de CRV verstrekt, waarna Amsta het (afwijkend) besluit heeft genomen en medegedeeld aan de CVR. Dat gebeurde vóór 1 juli 2020, dus onder de werking van de Wmcz (oud). Daarmee is het besluit definitief geworden. De mogelijkheid tot vernietiging van dat besluit bestond niet onder de Wmcz (oud), zodat de vernietiging door de CRV geen doel heeft getroffen. Het voorgaande leidt ertoe dat de CRV niet ontvankelijk is in zijn beroep voor zover dat het besluit verbouwing betreft.
3.2
Ten overvloede overweegt de Ondernemingskamer dat de Wmcz (oud) voorschrijft (artikel 4 lid 1) dat Amsta geen van een schriftelijk advies van de CRV afwijkend besluit neemt dan nadat, voor zover redelijkerwijs mogelijk, daarover ten minste eenmaal met de CRV overleg is gepleegd. Dat overleg heeft niet plaatsgevonden, volgens Amsta omdat de CRV in zijn brief van 12 maart 2020 liet weten een gemotiveerde schriftelijke reactie op het advies te wensen. Omdat de CRV in geen van de procedures over dit onderwerp Amsta heeft verweten geen overleg te hebben gevoerd, laat de Ondernemingskamer dit punt verder rusten.
Besluit maaltijdvoorziening
3.21
Omdat ten tijde van de inwerkingtreding van de Wmcz 2018 op 1 juli 2020 nog geen procedure aanhangig was over het voorgenomen besluit maaltijdvoorziening, is die wet op dit geschilpunt van toepassing. Dat betekent dat aan de CRV op grond van artikel 8 lid 1 onder f Wmcz 2018 een instemmingsrecht toekomt met betrekking tot het voorgenomen besluit maaltijdvoorziening. Nu die instemming niet is gegeven (de CRV had negatief geadviseerd) kan slechts toestemming worden gegeven voor het besluit indien de beslissing van de CRV om geen instemming te geven onredelijk is, of indien het voorgenomen besluit van Amsta gevergd wordt om zwaarwegende redenen (artikel 6 Wmcz 2018).
3.22
Naar aanleiding van de bezwaren van de CRV zoals onder 3.1. onder 2 weergegeven heeft Amsta het volgende naar voren gebracht. De kern van het besluit met betrekking tot de maaltijdvoorziening is dat met de verbouwing afscheid wordt genomen van een instellingskeuken met professionele koks die op vaste tijdstippen maaltijden aanlevert, en dat de maaltijden voortaan worden bereid bij de bewoners in de gemeenschappelijke huiskamers en in de ontmoetingsruimtes. De werkwijze met een centrale instellingskeuken strookt niet meer met de zorginhoudelijke visie die Amsta (en overigens ook de meeste instellingen voor langdurige zorg) enige tijd geleden heeft ontwikkeld, te weten dat per klantgroep beter moet worden aangesloten bij de individuele en groepsgewijze wensen en behoeften van bewoners, een en ander in lijn met het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg. Het beleid dat zij op dat Kwaliteitskader heeft gebaseerd past in de landelijke visie op goede ouderenzorg, waarvan uitgangspunt is dat bewoners in de langdurige zorg zoveel mogelijk in een huiselijke clientgerichte setting verblijven, waar zij betrokken worden bij dagelijkse bezigheden en de maaltijden kunnen worden afgestemd op de individuele voorkeuren van de bewoners.
Na het negatieve advies van de CRV heeft Amsta op 10 augustus 2020 aan de CRV medegedeeld dat zij het voorgenomen besluit op een aantal onderdelen heeft aangepast. Amsta heeft er ten slotte op gewezen dat de bewoners die dat willen op de begane grond kunnen blijven eten, dat er waar nodig in aanvulling op de formatie gekwalificeerde medewerkers voor het koken worden ingezet, er vanzelfsprekend voor een veilige woonomgeving en hygiënische maaltijdbereiding wordt gezorgd en dat de ervaring leert dat het kleinschalig koken tot verser, gevarieerder en beter op de smaak van de individuele bewoners afgestemde maaltijden leidt alsmede tot een waardevolle vorm van sociaal contact.
3.23
Het antwoord op de vraag of de beslissing van de CRV om geen instemming te geven onredelijk is kan in het midden blijven omdat, ook als dat niet het geval is, de Ondernemingskamer met de Commissie van oordeel is dat het voorgenomen besluit met betrekking tot de maaltijdvoorziening wordt gevergd om zwaarwegende redenen. Het besluit komt voort uit het Amsta-brede beleid ten aanzien van maaltijdvoorziening dat zij een aantal jaren geleden vanuit haar zorginhoudelijke visie heeft ontwikkeld en waarvoor de daarop van toepassing zijnde trajecten met de ondernemingsraad en de centrale cliëntenraad zijn doorlopen. Dat beleid stemt bovendien overeen met de handreiking op dit punt in het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg dat is vastgesteld door Zorginstituut Nederland. De concrete bezwaren van de CRV tegen het voorgenomen besluit zijn verder door Amsta adequaat weersproken. Inmiddels is het beleid op vrijwel alle locaties van Amsta naar tevredenheid ingevoerd. Vondelstede is een van de laatste locaties die nog op invoering wacht. Amsta heeft een zwaarwegend belang bij invoering van dit beleid, temeer nu de verbouwing aanstaande is, opdat bij de indeling van het gebouw rekening kan worden gehouden met de veranderingen in de maaltijdvoorziening. Het verzoek van Amsta om vervangende toestemming is daarom toewijsbaar.
Het besluit met betrekking tot het sociaal plan
3.24
Ook op het voorgenomen besluit sociaal plan is de Wmcz 2018 van toepassing, op dezelfde gronden als genoemd in 3.21. De CRV heeft een instemmingsrecht op grond van artikel 8 lid 1 onder g Wmcz 2018.
3.25
Hoewel Amsta op verschillende tijdstippen op (verzwaarde) advisering heeft aangedrongen, heeft de CRV geen enkel advies uitgebracht. Aanvankelijk stelde de CRV zich op het standpunt dat de voorgenomen besluiten verbouwing en maaltijdvoorziening niet meer bestonden (zie 2.24) en nu, in dit beroep, dat de CRV pas zou kunnen adviseren als die besluiten vaststaan. Bovendien acht de CRV het sociaal plan inmiddels ontoereikend en voorzien van onvoldoende waarborgen (zie 3.1 onder 3). De instemming is dus onthouden.
3.26
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is de beslissing van de CRV om in het geheel geen advies te geven onredelijk. Hoewel de drie voorgenomen besluiten (verbouwing, maaltijdvoorziening en sociaal plan) zonder meer met elkaar verband houden, is er geen reden om aan te nemen dat het sociaal plan pas beoordeeld kan worden indien de overige besluiten onherroepelijk vaststaan. Uitgaande van een ingrijpende verbouwing en de noodzaak van een tijdelijke verhuizing voor de duur van een jaar kan in beginsel immers worden beoordeeld aan welke eisen een sociaal plan dient te voldoen; voor zover dat niet het geval is, had de CRV kunnen concretiseren welke ontbrekende informatie hij nodig had om het sociaal plan te kunnen beoordelen. Dat heeft de CRV nagelaten; iedere inhoudelijke reactie op deze adviesaanvraag is achterwege gebleven en zodoende heeft de CRV zijn instemming aan het voorgenomen besluit sociaal plan onthouden. Daartoe kon de CRV in redelijkheid niet beslissen. Als de CRV het zinvoller had geacht om (mede gezien de werkdruk voor de CRV) de advisering over het sociaal plan uit te stellen tot een tijdstip waarop meer duidelijkheid bestond over de inhoud van het voorgenomen besluit verbouwing en maaltijdvoorziening, had in de rede gelegen dat hij daarvoor overleg had geïnitieerd met Amsta, maar nergens blijkt dat hij dat heeft gedaan.
3.27
Met de Commissie is de Ondernemingskamer verder van oordeel dat het sociaal plan voldoet aan de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen. De Ondernemingskamer acht de beslissing van de CRV om geen instemming te verlenen onredelijk. Het verzoek van Amsta om vervangende toestemming is daarom toewijsbaar.
Conclusie
3.28
De bezwaren van de CRV tegen de uitspraak van de Commissie zijn, afzonderlijk beoordeeld, alle onvoldoende zwaarwegend zijn om tot een ander oordeel te komen. Dat geldt ook indien de argumenten die de CRV in deze procedure naar voren heeft gebracht in samenhang worden beoordeeld. De Commissie heeft daarom terecht vervangende toestemming verleend voor het besluit maaltijdvoorziening en het besluit sociaal plan.
3.29
Nu de onderhavige uitspraak een einduitspraak betreft, biedt de wet geen ruimte om de door de CRV gevraagde voorlopige voorzieningen toe te wijzen. Dat geldt ook voor het verzoek van de CRV om de verbouwing en de verhuizing met een jaar uit te stellen.
3.3
Ten overvloede merkt de Ondernemingskamer op dat de CRV er begrijpelijkerwijs aan hecht dat het risico wordt beperkt dat de verhuizing langer zal duren dan gepland. Het ligt daarom voor de hand dat Amsta in overleg met de CRV beziet welke informatie en maatregelen nodig zijn om dat te bewerkstelligen.
3.31
De slotsom luidt dat de verzoeken van de CRV voor het overige worden afgewezen.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart de CRV niet ontvankelijk in zijn beroep met betrekking tot het besluit verbouwing;
wijst de verzoeken van de CRV voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C. Meijer, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. A.G. Thomassen RT REP, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.