Uitspraak
mr. R.C. de Mol, kantoorhoudende te Den Haag,
mr. W.K. Bischoten
mr. C.J.M. Vernooij, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
het vermoeden[doet]
rijzen dat er andere motieven voorliggen dan het cliëntenbelang”. De CRV onderkent in zijn brief wel dat er een achterstand is in het onderhoud en vraagt om een voorstel voor de onderhoudswerkzaamheden op het gebied van installatie, sanitair, keukenblokjes en kozijnen. Ten slotte heeft de CRV gevraagd om binnen twee weken schriftelijk een reactie en het besluit te vernemen alsmede, indien het besluit van het advies afwijkt, ook de redenen daarvoor.
Bij deze brief ontvangt u een schrijven van Woonzorg Nederland waarin zij reageren op uw vraag. Zoals u weet beschikken wij niet over de opdracht, aangezien deze is afgesproken tussen Woonzorg en de architect. Wij hechten eraan u mee te geven dat wij de samenwerking met Woonzorg als zeer coöperatief ervaren.
om dit te realiseren, zoals u kunt lezen in de paragraaf hieronder.
besproken:
3.De gronden van de beslissing
“dat het voorgenomen besluit tot verbouwing waarover voor 1 juli 2020 onder de vigeur van de Wmcz advies is gevraagd en gekregen, rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat het inroepen van de nietigheid van een besluit waarop geen verzwaard adviesrecht of instemmingsrecht van toepassing is, geen doel treft.”
Besluit”. Die tekst luidt: “
Wij zijn daarom voornemens om de verbouwing uit te voeren (…)”. Mede door het gebruik van het kopje is zeker denkbaar dat Amsta heeft bedoeld een besluit mede te delen, maar bepalend is of die bedoeling voor de CRV voldoende duidelijk was. Het gebruik van de term “
voornemens” bij de aankondiging van de (feitelijke) uitvoering van de verbouwing is in dat verband verwarrend gebleken, omdat de CRV het kennelijk heeft opgevat als verwijzing naar een
voorgenomen besluit. Die lezing is niet onbegrijpelijk omdat in de brief van Amsta ook aanpassingen worden genoemd die kennelijk nog niet definitief zijn uitgewerkt en nader met de CVR besproken zullen worden. Al met al is de formulering van die brief niet zo ondubbelzinnig als van Amsta in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht en daarom kan de brief niet worden aangemerkt als de mededeling van een besluit.