ECLI:NL:GHAMS:2021:1094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
23-001550-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2020. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 januari 2021 heeft de raadsman van de verdachte, per e-mail op 15 december 2020, aangegeven dat de verdachte zijn hoger beroep niet langer wenst te handhaven. De raadsman verzocht het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die ook strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis intrekt en dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek van de zaak. Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, zoals bepaald in artikel 416, tweede lid, Sv.

De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 januari 2021. De rechter M.F.J.M. de Werd was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001550-20
datum uitspraak: 20 januari 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-016759-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkend tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in hoger beroep op de voet van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en het standpunt van de raadsman.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is aangevangen op 25 augustus 2020. De raadsman heeft bij e-mail van 15 december 2020 namens de verdachte te kennen gegeven dat deze zijn hoger beroep niet langer wenst te handhaven en dat hij het hof verzoekt hem op grond van artikel 416, tweede lid, Sv in het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Het hof begrijpt dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis waarvan beroep intrekt. Naar aanleiding daarvan en nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2021.
mr. M.F.J.M. de Werd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.