Uitspraak
15-241864-19 tegen
Onderzoek van de zaak
1 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Vonnis waarvan beroep
Bespreking van de verweren
Oplegging van straffen
first offender.
first offendersvan belaging plegen te worden opgelegd, is in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd (de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde) ziet het hof echter aanleiding daarvan af te wijken. Toch ziet het hof daarin geen aanleiding een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, zoals verzocht door de raadsvrouw. Het bewezenverklaarde feit is daarvoor te ernstig. Ook de door de politierechter opgelegde straf komt naar het oordeel van het hof niet tegemoet aan de ernst van het feit. Het hof zal daarom een aanzienlijk hogere straf opleggen dan door de politierechter is opgelegd, ten einde de verdachte te doordringen van de ernst van zijn gedragingen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
- aanschaf beveiligingscamera’s € 197,98
- kosten counseling-traject € 900,00
- reiskosten naar slachtofferhulp € 83,20
- parkeerkosten slachtofferhulp € 5,10
€ 1.186,28. De verdachte is tot vergoeding van die materiële schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
taakstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
105 (honderdvijf) dagen hechtenis.
€ 3.186,28 (drieduizend honderdzesentachtig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 1.186,28 (duizend honderdzesentachtig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2021.