ECLI:NL:GHAMS:2021:1065
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding in verband met voorlopige hechtenis en immateriële schade
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding vroeg voor immateriële en materiële schade als gevolg van zijn voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift was op 30 november 2020 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 12 januari 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 17 februari 2021 waren verzoeker en zijn advocaat niet aanwezig. Verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 7.015,00 voor immateriële schade, € 1.706,64 voor materiële schade en € 280,00 voor kosten van rechtsbijstand.
Het hof overwoog dat verzoeker op 27 oktober 2016 in verzekering was gesteld en op 1 november 2016 in voorlopige hechtenis was genomen, waarna hij op 12 januari 2017 weer in vrijheid werd gesteld. De advocaat-generaal adviseerde om de schadevergoeding toe te wijzen, maar met een matiging van 15% vanwege het zwijgrecht van verzoeker. Het hof oordeelde echter dat het zwijgrecht niet de oorzaak was van de voortduren van de voorlopige hechtenis en wees de schadevergoeding toe zonder matiging.
Het hof kende verzoeker een totale schadevergoeding toe van € 8.721,64 voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en € 280,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De beschikking werd uitgesproken in de openbare zitting van het hof en de voorzitter beval de tenuitvoerlegging van de beschikking.