zij op 29 april 2016 te Amsterdam, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de kruising van de [straat 1] met de [straat 2] , zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam, heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat zij aan de gevolgen daarvan op 7 mei 2016 is overleden, bestaande dat gedrag hieruit, dat:
verdachte heeft gereden over de [straat 2] , komende uit de richting van de [straat 3] en gaande in de richting van de [straat 1] , terwijl het regende en terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was,
verdachte, gekomen bij voornoemde kruising, bij een voor een in haar richting gekeerd en voor het verkeer in haar richting geldend groen licht uitstralend verkeerslicht, linksaf is geslagen de [straat 1] op,
verdachte zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, heeft vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van blijven vergewissen dat een voetgangster (voornoemde [slachtoffer] ), doende was bij groen licht de voetgangersoversteekplaats – gezien verdachtes rijrichting, gelegen direct na voornoemde kruising – over te steken,
verdachte niet aan de uiterst rechterzijde van de rijbaan heeft gereden, [slachtoffer] geen voorrang heeft verleend, niet heeft afgeremd en niet voldoende is uitgeweken voor voornoemde voetgangster,
verdachte tegen [slachtoffer] is aangereden, waardoor aan [slachtoffer] zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht dat zij aan de gevolgen daarvan op 7 mei 2016 is overleden.