ECLI:NL:GHAMS:2020:972

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
23-002393-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting in de prostitutie met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel, waarbij hij samen met een medeverdachte drie jeugdige slachtoffers uit het buitenland heeft uitgebuit in de prostitutie. De uitbuiting vond plaats in Amsterdam en duurde van 1 september 2008 tot en met 22 maart 2011. De slachtoffers werden onder druk gezet, geweld aangedaan en hun bewegingsvrijheid werd ernstig ingeperkt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel door gebruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 12 maanden, mede vanwege de schending van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van een van de slachtoffers, ter hoogte van € 16.000,00, voor de geleden materiële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de noodzaak om slachtoffers te beschermen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002393-18
datum uitspraak: 24 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-706345-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1970,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld en dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en kort samengevat, onder 1 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel in de vorm van uitbuiting in de prostitutie van:
- [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en/of
- [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en/of
- [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) en/of
- één of meer andere personen
in de periode van 1 september 2008 tot en met 22 maart 2011 in Amsterdam dan wel Nederland, Zwitserland en/of Hongarije.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit arrest. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Geldigheid van de dagvaarding

Aan de verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van ‘één of meer andere personen’. In de tenlastelegging zijn geen (nadere) feitelijke handelingen vermeld die met betrekking tot deze personen zouden zijn verricht. Gelet hierop en nu in het dossier meer personen voorkomen waarop de tenlastelegging hier zou kunnen doelen, kan het hof niet vaststellen op welke specifieke personen dit deel van de tenlastelegging ziet. Dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde voldoet daarom niet aan de eisen van artikel 261 Sv en zal om die reden nietig worden verklaard.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere overwegingen en beslissingen, waaronder een andere bewezenverklaring, komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van de aangevers onvoldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Er zijn onvoldoende feitelijke gegevens voorhanden om de betrouwbaarheid van de verklaringen te kunnen toetsen. De verdachte moet daarom integraal worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Betrouwbaarheid verklaringen en steunbewijs
Ter beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring staan in het algemeen diverse wegen open. Zo kan onder meer worden gekeken of hetgeen is verklaard, overeenkomt met of steun vindt in – zo te noemen – objectieve feitelijke gegevens, of dat de betreffende verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen, zonder voorafgaande wetenschap van hetgeen reeds uit het onderzoek naar voren is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op andere onderdelen steeds consistent is en of onderdelen van de verklaring zich verdragen met andere in het onderzoek naar voren gekomen gegevens. Daarnaast kunnen de ouderdom en de complexiteit van de feiten waarover is verklaard bij de beoordeling een rol spelen, evenals een mogelijk motief voor het afleggen van de verklaring.
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de drie aangevers is van belang dat hun verklaringen elkaar onderling ondersteunen. De aangevers hebben onafhankelijk van elkaar op verschillende tijdstippen verklaringen afgelegd en daarbij alle drie aangifte gedaan tegen dezelfde personen: de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]). De feitelijke gang van zaken die de aangevers beschrijven, vertoont belangrijke overeenkomsten met betrekking tot de navolgende onderwerpen. De wijze waarop [medeverdachte] en de verdachte met de aangevers en met elkaar omgingen, de wijze waarop de aangevers hun verdiensten moesten afstaan, de misleiding daarbij, het toepassen van en dreigen met geweld, het huisvesten in Amsterdam, de controle bij de prostitutiewerkzaamheden en het op en neer reizen van (met name) de verdachte naar Hongarije. Daarmee bieden de verklaringen van de aangevers over en weer ondersteuning voor elkaars betrouwbaarheid.
Overigens draagt de omstandigheid dat op onderdelen sprake is van enig verschil tussen de verklaringen van de aangevers eerder bij aan de betrouwbaarheid van de verklaringen dan dat zij daaraan afbreuk doet. Van enige vorm van afstemming tussen de aangevers is niet gebleken.
Ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geldt bovendien dat zij (gedeeltelijk) gedurende dezelfde periode slachtoffer van de uitbuiting door de verdachte en [medeverdachte] zijn geworden en dat zij gelijkluidend over elkaars uitbuitingssituatie hebben verklaard.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] blijkt uit een politiemutatie (zaaksdossier B ‘[slachtoffer 1]’, pagina B06 052 en 053) dat zij zich op 4 februari 2009 huilend tot kamerverhuurder [naam] heeft gewend. Zij heeft toen gezegd dat al haar geld dat zij de laatste drie maanden had verdiend uit de woning was verdwenen. Dit is een signaal van uitbuiting, in een periode waarin [slachtoffer 1] met de verdachte en [medeverdachte] in Nederland woonde en optrok, die de betrouwbaarheid van haar latere verklaringen ondersteunt.
Verder zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] consistent en gedetailleerd en biedt het dossier steunbewijs voor belangrijke door [slachtoffer 1] genoemde details. Zo is uit financieel onderzoek gebleken dat [slachtoffer 1] op 23 maart 2009 en 19 april 2009 geldbedragen naar de verdachte, op dat moment verblijvend in Hongarije, heeft overgemaakt (zaaksdossier B ‘[slachtoffer 1]’ pagina B06 067-070). Ook blijkt uit gegevens van kamerverhuurders dat [slachtoffer 1] regelmatig dubbele diensten werkte, hetgeen haar verklaring hierover ondersteunt.
De verklaringen van de aangevers vinden voldoende steun – zowel over en weer als in andere bewijsmiddelen – en zijn voldoende betrouwbaar. Het hof verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Aan de verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij de aangevers heeft uitgebuit door misbruik te maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Uit het dossier blijken de volgende omstandigheden ten aanzien van de verschillende aangevers.
[slachtoffer 1] was ten tijde van de uitbuiting achttien/negentien jaar oud en dus aanzienlijk jonger dan de verdachte, destijds 38 en later 39 jaar oud. Zij sprak geen Nederlands. [slachtoffer 1] werd door de verdachte en [medeverdachte] geïsoleerd doordat zij niet mocht bellen, met uitzondering van een wekelijks telefoongesprek met haar moeder, in aanwezigheid van de verdachte en/of [medeverdachte]. Zij mocht haar telefoonnummer niet aan klanten geven en mocht evenmin haar telefoonboekje houden waarin de gegevens van haar vrienden stonden. Zij mocht haar verdiensten niet in een schrift bijhouden. [slachtoffer 1] kreeg geen geld en mocht van de verdachte en [medeverdachte] nergens alleen heen.
[slachtoffer 2] was ten tijde van de uitbuiting achttien/ negentien jaar oud en dus aanzienlijk jonger dan de verdachte, destijds 40 jaar oud. Zij sprak geen Nederlands. Zij kreeg van de verdachte en [medeverdachte] een afgepaste hoeveelheid geld voor de tramreis van en naar het werk en voor sigaretten. Verder mocht zij geen geld bij zich hebben.
[slachtoffer 3] was ten tijde van de uitbuiting negentien/twintig jaar oud en dus aanzienlijk jonger dan de verdachte, destijds 40 jaar oud. [slachtoffer 3] sprak geen Nederlands en is transseksueel.
De verdachte regelde onder meer de woningen van de aangevers. Hij had intensief contact met de aangevers en verbleef soms ook in dezelfde woning. Hij moet zich daarom bewust zijn geweest van hun jonge leeftijd en hun gebrekkige (of afwezige) beheersing van de Nederlandse taal en van [slachtoffer 3] transseksualiteit.
Het hof acht op grond van het vorenoverwogene, in samenhang gezien met de bewijsmiddelen, bewezen dat de verdachte een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht had, dat hij zich daarvan bewust was en daar misbruik van maakte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 oktober 2008 tot en met 31 mei 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 1]door dwang, geweld, dreiging met geweld, dreiging met feitelijkheden en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 1] met voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten prostitutiewerkzaamheden en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1],
bestaande die dwang, dat geweld, die dreiging met geweld, die dreiging met feitelijkheden, dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte en zijn mededader
- [slachtoffer 1] hebben gehuisvest in Amsterdam en
- [slachtoffer 1] onder druk hebben gezet en er zodoende toe hebben aangezet om in de prostitutie te werken en
- de werktijden van [slachtoffer 1] hebben bepaald en [slachtoffer 1] dubbele diensten hebben laten werken en
- [slachtoffer 1] hebben gedwongen cocaïne te gebruiken zodat zij langer door kon werken en
- de verdiensten van [slachtoffer 1] door [slachtoffer 1] aan hem, verdachte en zijn mededader hebben laten afstaan en
- [slachtoffer 1] hebben opgedragen, terwijl [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte, hem te bellen als zij een klant ontving en vervolgens het van de klant ontvangen geldbedrag per gecodeerd sms-bericht naar hem te sturen en
- [slachtoffer 1] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden hebben gecontroleerd en laten controleren en
- [slachtoffer 1] hebben gezegd dat zij geen contact met andere personen mocht hebben en
- [slachtoffer 1] hebben geslagen en
- [slachtoffer 1] en haar familie hebben bedreigd en
- de telefoon van [slachtoffer 1] hebben afgepakt
en
hij in de periode van 12 december 2010 tot en met 22 maart 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 2]door dwang, geweld en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 2], en
- [slachtoffer 2] met voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten, te weten prostitutiewerkzaamheden, en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2],
bestaande die dwang, dat geweld en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte en zijn mededader
- [slachtoffer 2] hebben gehuisvest in Amsterdam en
- [slachtoffer 2] onder druk hebben gezet om in de prostitutie te werken en
- de verdiensten van [slachtoffer 2] door [slachtoffer 2] aan hem en/of zijn mededader hebben laten afstaan en
- de werktijden van [slachtoffer 2] hebben bepaald en [slachtoffer 2] dubbele diensten hebben laten werken en
- [slachtoffer 2] tijdens haar prostitutiewerkzaamheden hebben gecontroleerd en
- [slachtoffer 2] hebben gedwongen zonder condoom te werken zodat zij meer geld kon verdienen en
- [slachtoffer 2] hebben geslagen en
- terwijl [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte tegen [slachtoffer 2] hebben gezegd dat zij beter haar best moest doen en moest glimlachen en moest gaan staan om klanten binnen te trekken
en
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 18 maart 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 3]door dwang, geweld en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
- heeft gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 3] met voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 3],
bestaande die dwang, dat geweld, dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte en zijn mededader
- [slachtoffer 3] hebben gehuisvest in Amsterdam en
- [slachtoffer 3] onder druk hebben gezet om in de prostitutie te werken en
- de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 3] door [slachtoffer 3] aan hem en zijn mededader hebben laten afstaan en
- [slachtoffer 3] hebben geslagen.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Oordeel van de rechtbank en standpunten van partijen
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft primair bepleit dat, gelet op het tijdsverloop, aan de verdachte geen hogere straf wordt opgelegd dan een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Subsidiair heeft hij verzocht geen hogere straf op te leggen dan de straf die aan de medeverdachte [medeverdachte] (gevangenisstraf van twaalf maanden) is opgelegd.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, voor zover daarover gegevens bekend zijn bij het hof. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met een ander drie jeugdige, uit het buitenland afkomstige slachtoffers uitgebuit in de prostitutie. Die uitbuiting duurde in het geval van [slachtoffer 3] enkele weken en in het geval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelfs enkele maanden. De verdachte en zijn mededader hebben de slachtoffers in die periode misbruikt om er zelf financieel beter van te worden. Dit ging gepaard met onder meer geweld en dreiging met geweld en een enorme inperking van de keuzemogelijkheden en bewegingsvrijheid van de slachtoffers. Daarmee is een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers.
Het is algemeen bekend dat veel sekswerkers niet zomaar in de prostitutie gaan werken. Het is in alle opzichten een loodzwaar beroep. Als sekswerkers daarbij niet onder eigen voorwaarden kunnen werken en het verdiende geld niet zelf mogen houden, zoals door toedoen van de verdachte gold voor de betrokken slachtoffers, dient daartegen met kracht te worden opgetreden. Dat slachtoffers aanvankelijk vrijwillig hebben gekozen voor de prostitutie doet daaraan niet af; zij hebben er immers niet voor gekozen dat werk onder deze omstandigheden te doen.
De verdachte noch zijn raadsman hebben informatie verstrekt over de (actuele) persoonlijke situatie van de verdachte, zodat het hof daarmee geen rekening kan houden bij de strafoplegging.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 december 2019 is hij in Nederland niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
Op grond van de ernst van de feiten zou oplegging van een gevangenisstraf van twintig maanden in beginsel passend zijn.
Sinds de aanvang van de strafzaak is evenwel veel tijd verstreken, waardoor sprake is van schending van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen met de aanhouding van de verdachte in Nederland op 5 oktober 2011.
Op 12 februari 2018 heeft de rechtbank vonnis gewezen, dat is zes jaar en ruim vier maanden na de aanvang van de redelijke termijn. In dit geval was geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat van het uitgangspunt van afronding binnen twee jaar per instantie moest worden afgeweken. Daarom is de redelijke termijn in eerste aanleg in ernstige mate, namelijk met vier jaar en ruim vier maanden, overschreden. Het hof zal de op te leggen straf om die reden aanzienlijk matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden. Een kortere gevangenisstraf, gelijk aan het voorarrest zoals de raadsman primair heeft bepleit, doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.

Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ten aanzien van [slachtoffer 1] een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd voor de geleden materiële schade van € 16.592,00, waarvan € 16.000,00 ter zake van gederfde inkomsten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de verdachte jegens [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het strafbare feit toegebrachte schade.
Het hof ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om, ondanks het ontbreken van een vordering van de benadeelde partij, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten aanzien van de door [slachtoffer 1] geleden schade, voor zover bestaande uit de inkomsten uit prostitutie die zij aan de verdachte heeft moeten afstaan. Deze schade wordt, gelet op de vordering van de advocaat-generaal en de toelichting door de advocaat van het slachtoffer, door het hof geschat op een bedrag van € 16.000,00.
Het hof zal de aanvangsdatum van de wettelijke rente bepalen op 31 mei 2009, omdat het bewezen acht dat [slachtoffer 1] tot deze datum haar inkomsten uit prostitutie moest afdragen aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig ten aanzien van de onder 1 opgenomen zinsnede ‘één of meer andere personen’.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of artikel 6.2.7 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 1]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 16.000,00 (zestienduizend euro) als vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 115 (honderdvijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 mei 2009.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2020.
BIJLAGE: TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 22 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Zwitserland en/of Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een ander of anderen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere personen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere personen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of één of meer andere personen in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij, verdachte en/of (één of meer van) haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere personen
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere personen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere personen met of voor een derde,
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of dreiging met een of meer andere feitelijkheden en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken hierin dat hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
(Ten aanzien van die [slachtoffer 1])
- die [slachtoffer 1] in Zwitserland heeft/hebben benaderd om in Nederland voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of
- de reis van Zwitserland naar Nederland voor die [slachtoffer 1] heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
- die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft/hebben gehuisvest (in Amsterdam) en/of
- één of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 1] heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken door haar een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen en/of
- de werktijden van die [slachtoffer 1] heeft/hebben bepaald en/of die [slachtoffer 1] dubbele diensten heeft/hebben laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen drugs (cocaïne en/of speed) te gebruiken zodat zij langer door kon werken en/of
- ( dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 1] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben opgedragen (terwijl die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bellen als zij een klant ontving en/of (vervolgens) het van de klant ontvangen geldbedrag per (gecodeerd) sms-bericht naar hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te sturen en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben gecontroleerd en/of laten controleren en/of (tijdens diens/hun prostitutiewerkzaamheden) op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gepast en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij/hij geen contact met andere meisjes/personen (die in de prostitutie werken) mocht hebben en/of
- die [slachtoffer 1] (één of meermalen) heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of haar familie heeft/hebben bedreigd en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of
Ten aanzien van die [slachtoffer 2]
- die [slachtoffer 2] in Zwitserland heeft/hebben benaderd om in Nederland voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (in de prostitutie) te komen werken en/of
- de reis van Zwitserland naar Nederland voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
- die [slachtoffer 2] één of meermalen heeft/hebben gehuisvest (in Amsterdam) en/of
- één of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken door haar een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen door haar reis naar Nederland te betalen en/of een of meermalen haar prostitutiekamer en/of kleding voor haar te betalen en/of
- ( dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten van die [slachtoffer 2] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben laten afstaan en/of
- de werktijden van die [slachtoffer 2] heeft/hebben bepaald en/of die [slachtoffer 2] (telkens) dubbele diensten heeft laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] (telkens) tijdens haar prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben gecontroleerd en/of laten controleren en/of (tijdens diens/hun prostitutiewerkzaamheden) op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gepast en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen zonder condoom te werken zodat zij meer geld kon verdienen en/of
- die [slachtoffer 2] (één of meermalen) heeft/hebben geslagen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte) (telkens) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij handig moest zijn en/of beter haar best moest doen en/of moest glimlachen en/of verleiden en/of moest gaan staan om klanten binnen te trekken en/of
Ten aanzien van die [slachtoffer 3]
- die [slachtoffer 3] (onder valse voorwendselen) uit Hongarije heeft/hebben meegenomen naar Nederland om die [slachtoffer 3] (vervolgens) in Nederland voor verdachte en/of zijn mededader(s) in de prostitutie te laten werken en/of
- de reis van Hongarije naar Nederland voor die [slachtoffer 3] heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of voorgeschoten en/of
- die [slachtoffer 3] één of meermalen heeft/hebben gehuisvest (in Amsterdam) en/of
- één of meermalen een prostitutiekamer voor die [slachtoffer 3] heeft/hebben geregeld en/of heeft/hebben betaald en/of
- die [slachtoffer 3] (meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken door hem een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen door zijn reis naar Nederland te betalen en/of
- ( terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 3] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of dat hij de taal niet sprak en/of dat hij bang was om op straat terecht te komen) die [slachtoffer 3] (meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of
- ( dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte
prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 3] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 3] (één of meermalen) heeft/hebben geslagen.
=========================================================================
[…]