Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kinderen. De moeder, wiens gezag op 20 maart 2019 door de rechtbank Amsterdam was beëindigd, heeft op 16 december 2019 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter. De kinderrechter had op 17 september 2019 de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd. De moeder betwist de rechtmatigheid van deze verlenging en verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat de beëindiging van haar gezag nog niet onherroepelijk was ten tijde van het indienen van het hoger beroep. De kinderen zijn sinds 15 december 2015 uit huis geplaatst en verblijven bij pleegouders. De GI heeft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aangevraagd, omdat er geen mogelijkheid was voor een verantwoorde thuisplaatsing bij de ouders.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de traumatische ervaringen van de kinderen en de onvermogen van de ouders om samen te werken met de hulpverlening. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat de kinderen rust nodig hebben na een periode van veelvuldige conflicten en huiselijk geweld. Het hof heeft uiteindelijk besloten de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, omdat de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de kinderen.