In deze zaak gaat het om een zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige] na de echtscheiding van de vrouw en de man. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een zorgregeling aangevraagd waarbij [de minderjarige] bij de man verblijft op vrijdag en zondag. De rechtbank heeft deze regeling vastgesteld, maar de vrouw is het niet eens met de frequentie van de omgang en heeft hoger beroep ingesteld. De man heeft verzocht de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2020 zijn beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De Raad heeft in zijn rapport van 7 februari 2019 geadviseerd om de zorgregeling geleidelijk op te bouwen, waarbij [de minderjarige] bij de man verblijft. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige regeling goed verloopt en dat [de minderjarige] zich positief ontwikkelt. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de zorgregeling is vastgesteld op basis van de belangen van [de minderjarige]. De vrouw heeft ook bezwaren geuit tegen de vakantieregeling en de verdeling van de feestdagen, maar het hof heeft geoordeeld dat de regeling in het belang van [de minderjarige] is. De beslissing is op 24 maart 2020 openbaar uitgesproken.