In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek om gezamenlijk gezag over een minderjarige zoon, dat door de vader was ingediend. De moeder oefent momenteel alleen het gezag uit. De vader stelde dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om gezamenlijk gezag had afgewezen, en dat de communicatie tussen de ouders voldoende was om gezamenlijk gezag mogelijk te maken. De vrouw daarentegen betoogde dat de communicatie tussen hen problematisch was en dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig loyaliteitsconflict en dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken. De communicatie tussen de ouders is gebrekkig en leidt tot escalaties, wat schadelijk is voor de minderjarige. Het hof concludeert dat de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt en bevestigt de afwijzing van het verzoek van de vader.
Daarnaast is de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige besproken. De vader verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl de moeder een beperking voorstelde. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling, die door partijen in onderling overleg is overeengekomen, goed is nagekomen en in het belang van de minderjarige is. De raad heeft geadviseerd om voorlopig vast te houden aan de bestaande regeling, en het hof heeft dit advies gevolgd. De huidige regeling blijft gehandhaafd, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de omgangsregeling definitief vastgesteld.