Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun drie minderjarige kinderen, [kind A], [kind B] en [kind C]. De ouders, [de man] en [de vrouw], zijn sinds 2015 gescheiden en hebben sindsdien gezamenlijk het gezag over de kinderen uitgeoefend. De vrouw verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, wat door de rechtbank Noord-Holland op 10 april 2019 werd toegewezen. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2019 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders sinds hun scheiding problematisch is. De man heeft zijn kinderen lange tijd niet gezien en heeft geweigerd om mee te werken aan begeleide omgang. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in het verleden meerdere onderzoeken uitgevoerd en concludeerde dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk het gezag te dragen. Het hof oordeelde dat het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de kinderen, die mogelijk klem of verloren zouden raken tussen de ouders.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de vrouw alleen het gezag over de kinderen heeft gekregen. Het hof benadrukte dat dit oordeel niet in de weg staat aan het opzetten van begeleide omgang tussen de man en de kinderen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de communicatieproblemen en de onveilige situatie voor de kinderen zwaar hebben meegewogen.