In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij op 2 februari 2019 in Zaandam cocaïne en heroïne aanwezig had. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft hem vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die momenteel in behandeling is bij het Leger des Heils en samenwerkt met verslavingszorg. De verdachte heeft sinds februari 2019 geen strafbare feiten meer gepleegd. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 28 uren op te leggen in plaats van een gevangenisstraf, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te doorkruisen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.