ECLI:NL:GHAMS:2020:800

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
23-002309-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met aandacht voor positieve ontwikkeling van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij op 2 februari 2019 in Zaandam cocaïne en heroïne aanwezig had. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft hem vrijgesproken van andere tenlasteleggingen.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die momenteel in behandeling is bij het Leger des Heils en samenwerkt met verslavingszorg. De verdachte heeft sinds februari 2019 geen strafbare feiten meer gepleegd. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 28 uren op te leggen in plaats van een gevangenisstraf, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te doorkruisen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002309-19
datum uitspraak: 16 maart 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-059982-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1957,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 maart 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 februari 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,82 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 0,86 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde cocaine en/of heroine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 februari 2019 in de gemeente Zaanstad opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,82 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 0,86 gram van een materiaal bevattende heroïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 28 uren subsidiair 14 dagen.
De raadsman heeft het hof verzocht om aan de verdachte een taakstraf op te leggen conform de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft opzettelijk heroïne en cocaïne aanwezig gehad. Dit zijn voor de gezondheid van de gebruikers ervan zeer schadelijke stoffen. Daarnaast zijn deze stoffen ook bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de met het gebruik daarvan gepaard gaande criminaliteit.
De verdachte is blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 februari 2020 eerder onherroepelijk veroordeeld voor Opiumwetdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De verdachte verblijft op dit moment in het Leger des Heils [plek]. Uit een e-mail van [naam], sociaal pedagogisch werker bij voornoemd [plek], van 27 februari 2020 blijkt het volgende. Het Leger des Heils is in samenwerking met de Brijder verslavingszorg onder meer bezig om de verdachte te stabiliseren, psychisch en in zijn drugsgebruik. Dat traject verloopt voorspoedig. Detentie zou het ingezette traject doorkruisen. Daarom wordt geadviseerd om aan de verdachte een taakstraf op te leggen.
De positieve lijn die door het Leger des Heils is beschreven, vindt zijn weerklank in het genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 22 februari 2019 geen strafbare feiten meer heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen.
Het hof acht het van belang dat deze positieve ontwikkeling niet wordt doorkruist door een straf die zou betekenen dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Het hof zal daarom – zoals ook gevorderd door de advocaat-generaal en verzocht door de raadsman – aan de verdachte een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 maart 2020.
mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.