In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1970 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk niet voldoen aan ambtelijke bevelen van de burgemeester van Amsterdam. De tenlastelegging bestond uit vier zaken, waarbij de verdachte op verschillende data niet voldeed aan bevelen om zich uit een overlastgebied te verwijderen. De verdachte had zich herhaaldelijk niet gehouden aan deze bevelen, die waren gegeven krachtens de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening.
Tijdens de zitting op 2 maart 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in alle vier de zaken schuldig was aan het niet voldoen aan de gegeven bevelen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en het hof verklaarde de verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel, onder verwijzing naar artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel is van toepassing omdat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.
Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte zich herhaaldelijk schuldig had gemaakt aan het negeren van ambtelijke bevelen, de omstandigheden van de zaak en eerdere veroordelingen van de verdachte leidden tot de beslissing om geen straf of maatregel op te leggen. Het arrest werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de ondertekening van de rechters, waarbij mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.