ECLI:NL:GHAMS:2020:799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
23-002778-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1970 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk niet voldoen aan ambtelijke bevelen van de burgemeester van Amsterdam. De tenlastelegging bestond uit vier zaken, waarbij de verdachte op verschillende data niet voldeed aan bevelen om zich uit een overlastgebied te verwijderen. De verdachte had zich herhaaldelijk niet gehouden aan deze bevelen, die waren gegeven krachtens de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening.

Tijdens de zitting op 2 maart 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in alle vier de zaken schuldig was aan het niet voldoen aan de gegeven bevelen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en het hof verklaarde de verdachte schuldig zonder oplegging van straf of maatregel, onder verwijzing naar artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel is van toepassing omdat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte zich herhaaldelijk schuldig had gemaakt aan het negeren van ambtelijke bevelen, de omstandigheden van de zaak en eerdere veroordelingen van de verdachte leidden tot de beslissing om geen straf of maatregel op te leggen. Het arrest werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de ondertekening van de rechters, waarbij mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002778-19
datum uitspraak: 16 maart 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-113594-19 (zaak A), 13-126909-19 (zaak B), 13-148356-19 (zaak C) en
13-151861-19 (zaak D) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1970,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 maart 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:hij op of omstreeks 12 mei 2019 te 00:36 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1, centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Zaak B:hij op of omstreeks 26 mei 2019 te 02.00 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel,
inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Zaak C:hij op of omstreeks 22 juni 2019 te 05:45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 centrum althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak D:hij, op of omstreeks 26 juni 2019 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk Overlastgebied 1 Centrum, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 8 juni 2019 en 7 september 2019 niet mocht bevinden in het Overlastgebied 1 Centrum, door, zich op voornoemde datum om 07:39 uur in/op, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C en D ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:hij op 12 mei 2019 te 00:36 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1, centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Zaak B:hij op 26 mei 2019 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Zaak C:hij op 22 juni 2019 te 05:45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 centrum te verwijderen en zich daar gedurende
3 maanden niet meer te bevinden.
Zaak D:hij op 26 juni 2019 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk Overlastgebied 1 Centrum, krachtens een wettelijk voorschrift gedaan door de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen tussen 8 juni 2019 en 7 september 2019 niet mocht bevinden in het Overlastgebied 1 Centrum, door zich op voornoemde datum om 07:39 uur in voornoemd gebied te bevinden.
Hetgeen in de zaken meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman in de zaken A en B vindt zijn weerlegging in die bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A, B, C en D bewezen verklaarde levert
telkensop:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen oplegging van straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A, B, C en D bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan het negeren van een gebiedsverbod, uitgevaardigd namens en door de burgemeester van Amsterdam. Door zo te handelen heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan een besluit van het bevoegde gezag, dat is genomen met het oog op handhaving van de openbare orde in het betreffende gebied. De verdachte is blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 februari 2020 eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van het niet voldoen aan een ambtelijk bevel, hetgeen in zijn nadeel spreekt. Gelet daarop zou in deze zaak in beginsel oplegging van een vrijheidsstraf van enige duur gerechtvaardigd zijn.
De verdachte is echter blijkens het uittreksel ook na de pleegdata van de zaken die hier aan de orde zijn ter zake van hetzelfde feit onherroepelijk veroordeeld. Dat betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Gelet op de in de tussentijd aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf ter zake van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht ziet het hof aanleiding in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B, C en D ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A, B, C en D bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaken A, B, C en D bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 maart 2020.
mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.