ECLI:NL:GHAMS:2020:796

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
23-000221-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met oplegging van een geldboete

Op 16 maart 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 januari 2019 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met het verbod van artikel 2 onder C van de Opiumwet. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid pillen met MDMA (XTC) en een hoeveelheid MDMA, wat een ernstig gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrengt.

De rechtbank had in eerste aanleg een taakstraf van 20 uren opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis, maar het hof heeft dit vonnis gedeeltelijk vernietigd. Het hof heeft de kwalificatie van het feit bevestigd, maar de opgelegde taakstraf vernietigd en in plaats daarvan een geldboete van € 400,00 opgelegd. De advocaat-generaal had een hogere geldboete van € 500,00 gevorderd, maar het hof hield rekening met het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde feit en de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het gebruik van MDMA schadelijk is voor de gezondheid en een gevaar vormt voor de samenleving. De LOVS-oriëntatiepunten schrijven bij het aanwezig hebben van 0-10 gram harddrugs een geldboete van € 750,00 voor, maar het hof heeft in strafmatigende zin een lagere boete opgelegd. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000221-19
datum uitspraak: 16 maart 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-689050-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de kwalificatie en de opgelegde taakstraf – in zoverre wordt het vonnis vernietigd – en met dien verstande dat het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toevoegt aan de toepasselijke wettelijke voorschriften.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
De raadsman heeft het hof verzocht in geval van een strafoplegging aan de verdachte een geldboete op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid pillen met MDMA (XTC) en een hoeveelheid MDMA. MDMA is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan schadelijke stof. Dergelijke middelen vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving.
De LOVS-oriëntatiepunten schrijven bij het aanwezig hebben van 0-10 gram harddrugs een geldboete van € 750,00 voor. Het hof zal echter in strafmatigende zin rekening houden met het tijdsverloop sedert het bewezen verklaarde feit en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tot slot houdt het hof bij de strafoplegging rekening met het voorschrift van artikel 63 Sr.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie en de opgelegde taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor vermeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 maart 2020.
mr. P.F.E. Geerlings en mr. H.A. van Eijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.