Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001980-15
Datum uitspraak: 11 maart 2020
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 mei 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-710160-12 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 12 en 21 december 2017, 10 april 2019, 27 en 28 juni 2019, 4, 6 en 7 november 2019, 9 en 10 januari 2020 en 26 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Gelet op de in hoger beroep op 27 juni 2019 door het hof toegelaten wijziging is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde, aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
[Zaaksdossier 10: 13 giften aan een ambtenaar van de [gemeente 1] van april 2008 tot en met december 2009]
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2008 tot en met 31 december 2009 te Hoofddorp, [gemeente 1] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een ambtenaar (clustermanager Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] ), [medeverdachte ] , één of meer gift(en) en/of één of meer belofte(n) heeft gedaan (al dan niet door middel van de/een door hem, verdachte bestuurde en/of onder zijn directie staande vennootschap(pen) [bv 2] (hierna te noemen: [bv 2] .) en/of [bv 3] (hierna te noemen: [bv 3] .)), te weten:
- ( pagina AV2:1005) een giraal geldbedrag van 17.825,-- euro (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 28 april 2008; corresponderende factuur: 2008/FMC0001 op pagina AV1:008, onderwerp: advies- en bemiddelingswerkzaamheden voor de afdeling Directievoering, Toetsing, Beheer en Onderhoud) en/of
- ( pagina AV2: 844) een giraal geldbedrag van 5.911,92 euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 08 juli 2008; corresponderende factuur: 2008/LS0201 op pagina AV1:014, onderwerp: bemiddeling/advies inzake Stadsbeheer Den Haag) en/of
- ( pagina AV2: 846) een giraal geldbedrag van 7.486,29 euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 15 september 2008; corresponderende factuur: 2008/LS0203 op pagina AV1:027, onderwerp: bemiddeling/advies inzake Asset Management) en/of
- ( pagina AV2: 848) een giraal geldbedrag van 28.870,59 euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 17 november 2008; corresponderende factuur: 2008/LS0205 op pagina AV1:028, onderwerp: bemiddeling/advies en diverse besprekingen Asset Management) en/of
- ( pagina AV2:1009) een giraal geldbedrag van 19.596,-- euro (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 22 december 2008; corresponderende factuur: 2008/FMC0003 op pagina AV1:009, onderwerp: bemiddelings- en acquisitie werkzaamheden met name t.b.v. de regio Rotterdam/Dordrecht/Barendrecht) en/of
- ( pagina AV2: 852) een giraal geldbedrag van 17.992,80 euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 11 maart 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0301 op pagina AV1:039, onderwerp: diverse besprekingen inzake Asset Management mogelijkheden in Dubai ( [bv 8] ) in januari 2009) en/of
- ( pagina AV2: 853) een giraal geldbedrag van 14.161,-- euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 06 april 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0302 op pagina AV1:044, onderwerp: diverse nabesprekingen inzake afronding Asset Management mogelijkheden in Dubai ( [bv 8] ) in februari 2009) en/of
- ( pagina AV2: 856) een giraal geldbedrag van 10.710,-- euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 01 juni 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0305 op pagina AV1:045, onderwerp: diverse besprekingen ihkv acquisitie mogelijkheden m.b.t. de "Nieuwe Gemeente "Bonaire, St Eustatius en Saba (BES) in de periode febr-april 2009) en/of
- ( pagina AV2: 860) een giraal geldbedrag van 23.631,02 euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 14 september 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0308 op pagina AV1:046, onderwerp: adviezen met betrekking tot de door [bv 2] nieuw op te zetten afdeling Beheer en Onderhoud: DTBO) en/of
- ( pagina AV2: 862) een giraal geldbedrag van 24.811,50 euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 19 oktober 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0310 op pagina AV1:061, onderwerp: diverse besprekingen ihkv onderhoudsaspecten m.b.t. het project "Hubertus" tunnel te Den Haag en het project Maas terras te Dordrecht) en/of
- ( pagina AV2:1014) een giraal geldbedrag van 20.424,-- euro (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 09 november 2009; corresponderende factuur: 2009/FMC0001 op pagina AV1:010, onderwerp: tariefdifferentiatie in de afvalstoffenheffing (DIFTAR)) en/of
- ( pagina AV2:1015) een giraal geldbedrag van 18.078,-- euro (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 16 november 2009; corresponderende factuur: 2009/FMC0002 op pagina AV1:011, onderwerp: programma VORT (Veiligheid en Onderhoud RijksTunnels) en/of
- ( pagina AV2: 866) een giraal geldbedrag van 41.352,50 euro (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 14 december 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0314 op pagina AV1:076; onderwerp: Prospecting Noord-Brabant/Limburg)
tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door genoemde ambtenaar al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening als clustermanager Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] is gedaan of nagelaten (lid 1 sub 2), en/of
met het oogmerk om genoemde ambtenaar te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening als clustermanager Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] iets te doen of na te laten (lid 1 sub 1), te weten:
- het (op andere dan zakelijke gronden en/of met voorkeursbehandeling en/of zonder het aanbestedingsbeleid van de [gemeente 1] (correct) toe te passen en/of met voorbijgaan aan (concurrentie)belangen van andere (consultancy)bedrijven) (doen) verstrekken van (een) werk- en/of adviesopdracht(en) aan [bv 2] . en/of [bv 3] . door of namens de cluster Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1]
(waaronder:
* de opdracht tot het inventariseren van benodigde zaken/personen voor de realisatie van een boomkwekerij ( [bv 2] ; pagina AV2:120/121) en/of
* de opdracht(en) tot het uitvoeren van een Quickscan inzake en/of het uitbrengen van een advies inzake en/of het bijwonen van besprekingen in het kader van WSW/WWB ( [bv 3] ; pagina AV2:51/455/454) en/of
* het opstellen van een notitie inzake Flexibel en slagvaardig contracteren ( [bv 3] ; pagina. AV2:453)) en/of
- het (op andere dan zakelijke gronden en/of met voorkeursbehandeling en/of zonder het aanbestedingsbeleid van de [gemeente 1] (correct) toe te passen en/of met voorbijgaan aan (concurrentie)belangen van andere (consultancy)bedrijven) (doen) inhuren van personeel van en/of via [bv 2] . en/of [bv 9] (hierna te noemen: [bv 9] ) en/of [bv 10] ten behoeve van de cluster Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1]
(waaronder:
* [werknemer 1] ( [bv 2] ; pagina AV2:131/163) en/of
* [werknemer 2] ( [bv 2] ; pagina AV2:069) en/of
* [werknemer 3] ( [bv 2] ; pagina AV2:054) en/of
* [werknemer 4] ( [bv 2] ; pagina AV2:046/022) en/of
* [werknemer 5] ( [bv 2] ; pagina AV2:034,037) en/of
* [werknemer 6] ( [bv 2] ; pagina AV2:036/024) en/of
- het bewerkstelligen dat en/of arrangeren dat en/of stimuleren dat en/of het uitoefenen van druk en/of invloed opdat, het cluster Ontwerp, Voorbereiding en Realisatie van de [gemeente 1]
* [werknemer 7] ( [bv 2] ; pagina AV2:64/67) van en/of via [bv 2] . (op andere dan zakelijke gronden en/of met voorkeursbehandeling en/of zonder het aanbestedingsbeleid van de [gemeente 1] (correct) toe te passen en/of met voorbijgaan aan (concurrentie)belangen van andere (consultancy)bedrijven) zou inhuren;
3.
[Zaaksdossiers 10: valse eindafrekening inzake het project nieuwbouw van [bv 5] ]
hij in of omstreeks de periode van 03 november 2009 tot en met 31 augustus 2010, te Hoofddorp, [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen,althans alleen,
- ( pagina ZD 10:279/280) een eindafrekening over de periode van week 25 van 2009 tot en met week 32 van 2010 inzake de door [bv 3] verrichte werkzaamheden voor het project nieuwbouw van [bv 5] , zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid van en/of de valsheden in die eindafrekening hierin dat:
- onder het kopje 'Projectmanagement' valselijk en/of in strijd met de werkelijkheid is vermeld en/of aangegeven dat er:
* 48 uren plus 56 uren (meerwerk) zijn besteed aan overleg over het Programma van Eisen (met personeel van [bv 5] .) en/of
* 32 uren plus 40 uren (meerwerk) zijn besteed aan overleg met (ambtenaren van) de gemeente (Haarlemmermeer) en/of
* 16 uren plus 24 uren (meerwerk) zijn besteed aan de aansturing van een architect en een kostendeskundige en/of
* 24 uren plus 24 uren (meerwerk) zijn besteed aan het opstellen van een rapportage en/of
* 8 uren zijn besteed aan een afrondend overleg en/of
- onder het kopje 'Architectuur' valselijk en/of in strijd met de werkelijkheid is vermeld en/of aangegeven dat er:
* 40 uren plus 24 uren (meerwerk) zijn besteed aan overleg over het Programma van Eisen (met de architect) en/of
* 24 uren plus 12 uren (meerwerk) zijn besteed aan (het maken van) een schetsontwerp en/of
* 24 uren plus 12 uren (meerwerk) zijn besteed aan de aankleding van het schetsontwerp ten behoeve van een presentatie/rapportage en/of
* 8 uren zijn besteed aan een toelichting samen met een raming;
4.
[Zaaksdossiers 10: valse factuur van [bv 2] . inzake Grondwaterproblematiek Getsewoud/Haarlemmermeer en personele zaken]
hij op of omstreeks 13 oktober 2009, althans in of omstreeks de periode van 01 oktober 2009 tot en met 31 augustus 2010, te Hoofddorp, [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
- ( pagina ZD 10:231) een factuur van [bv 2] , d.d. 13 oktober 2009, genummerd: FM90462, ten bedrage van 53.550,-- euro, en/of
- ( pagina ZD 10:232) een document, getiteld: 'werkzaamheden 2e en 3e kwartaal 2009 konform factuur FM 90462 d.d. 13 oktober 2009',
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid van en/of valsheden in voornoemde factuur en/of in voornoemd document hierin dat:
- ( pagina ZD 10:231) op die factuur valselijk en/of in strijd met de werkelijkheid is vermeld en/of aangegeven dat er 360 uren zijn besteed aan "diverse besprekingen/advisering" in het kader van "grondwaterproblematiek Getsewoud/Haarlemmermeer" en "personele zaken" en/of
- ( pagina ZD 10:232) op dat document valselijk en/of in strijd met de werkelijkheidis vermeld en/of aangegeven dat er 40 uren zijn besteed aan "besprekingen/advisering [medeverdachte 3] in het kader van: grondwaterproblematiek Getsewoud/Haarlemmermeer";
5.
[Zaaksdossiers 10: valse factuur van [bv 3] . aan [bv 5] voor een adviesnotitie inzake het onderhoud van het gemeentelijk vastgoed]
hij op of omstreeks 18 november 2009 te Hoofddorp, [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
- ( pagina ZD 10:227) een factuur van [bv 3] , d.d. 18 november 2009, genummerd: 90119, ten bedrage van 57.239,-- euro,
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
bestaande de valsheid van en/of de valsheden in die factuur hierin dat:
- op die factuur valselijk en/of in strijd met de werkelijkheid is vermeld en/of aangegeven dat er
* 153 uren zijn besteed aan de "voorbespreking/bespreking 2-tal concepten/opstellen definitieve versie" en/of,
* 195 uren zijn besteed aan "interviews derden",
* 110 uren zijn besteed aan het "inventariseren stand lopende kontrakten" inzake de "Overname van het dagelijks onderhoud plus het planmatig onderhoud van de gemeentelijke vastgoedobjecten (ca. 3000 st.) van de cluster Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] ";
6.
[Zaaksdossiers 10: valse factuur/specificatie inzake diverse besprekingen met personeel van [bv 5] ]
hij op of omstreeks 29 april 2010 te Hoofddorp, [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
- ( pagina ZD 10:236) een factuur van [bv 3] , d.d. 29 april 2010, genummerd: 10104, ten bedrage van 20.825 euro, althans een document, dienende ter specificatie van de voor deze factuur, d.d. 29 april 2010, genummerd 10104 (pagina ZD 10:235) bestede uren
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid van en/of valsheden in die factuur, althans document, hierin dat:
- er in die factuur, althans in dat document, valselijk en/of in strijd met de werkelijkheid is vermeld en/of aangegeven dat er in de maanden januari tot en met april 2010 inclusief voorbereiding
* 32 uren zijn besteed aan besprekingen met " [medeverdachte 3] , directeur" en/of
* 48 uren zijn besteed aan besprekingen met "de heer [getuige 1] , bedrijfsleider" en/of
* 36 uren zijn besteed aan besprekingen met de heer [getuige 13] , hoofd uitvoerder.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft aan de hand van haar schriftelijke requisitoir gemotiveerd uiteengezet dat de verdachte veroordeeld kan worden voor alle hem ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte, aan de hand van zijn pleitnota met bijlagen, het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 6. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat geen sprake is geweest van het doen van giften aan een ambtenaar, noch van een ondubbelzinnig op het bewegen van de ambtenaar in zijn bediening gericht oogmerk en dat de medeverdachte in zijn functie als clustermanager geen beslissende invloed had bij het geven van de opdrachten aan de verdachte zoals tenlastegelegd. Ook heeft de verdediging betoogd dat niet (meer) kan worden vastgesteld dat is gehandeld in strijd met het aanbestedingsbeleid van de gemeente, nu niet alle in dat kader opgevraagde stukken aan het dossier zijn toegevoegd.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman aangevoerd, dat niet zonder twijfel kan worden gesteld dat de verdachte de 48 gefactureerde uren niet heeft besteed aan gesprekken met [getuige 1] , dan wel aan de voorbereiding daarvan. Voor de overige in de tenlastelegging genoemde uren bestaat evenmin bewijs, zoals ook door de advocaat-generaal is betoogd.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof; de verdachte heeft verklaard dat hij gedurende de behandeling van de zaak in hoger beroep tot het inzicht is gekomen dat hij een te hoog aantal uren heeft gedeclareerd, als gevolg waarvan de inhoud van de facturen zoals tenlastegelegd in strijd is met de waarheid.
De strafbaarstelling van actieve ambtelijke omkoping is als volgt geformuleerd in artikel 177 Sr, dat ten tijde van het tenlastegelegde als volgt luidde
1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:
1°. hij die een ambtenaar een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten;
2°. hij die een ambtenaar een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn huidige of vroegere bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten;
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een feit als in het eerste lid, onder 1°, omschreven begaat jegens een persoon in het vooruitzicht van een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is gevolgd.
3. Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1, 2 en 4 vermelde rechten kan worden uitgesproken.
Het vertrouwen in het openbaar bestuur kan worden beschadigd door vertegenwoordigers van de overheid die grenzen van integer handelen overschrijden, maar ook door personen buiten de overheid die tot dergelijk gedrag aanzetten.Het rechtsgoed dat deze strafbepalingen beoogt te beschermen kan worden omschreven als publiek vertrouwen in het objectief en zakelijk functioneren van ambtenaren.
Het doen van een gift in de zin van artikel 177 Sr omvat elk overdragen aan een ambtenaar van iets dat voor deze waarde heeft. Voor strafbaarheid op grond van artikel 177 Sr is niet alleen vereist dat actief een gift of belofte is gedaan, maar ook dat deze gedraging is verricht met het oogmerk, dat wil zeggen met de bedoeling, om de ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. De woorden ‘in zijn bediening’ zien op de te verrichten tegenprestatie. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende voor het bewijs van het oogmerk.
Voor strafbaarheid van (actieve) ambtelijke omkoping is dus vereist dat de gift in relatie staat tot een (beoogde) ambtelijke tegenprestatie. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan echter worden afgeleid dat noch bij passieve, noch bij actieve omkoping een direct verband is vereist tussen een gift en een wederdienst; de ambtenaar hoeft niet daadwerkelijk door de gift te zijn bewogen tot het leveren van een concrete prestatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat artikel 177 Sr ook ziet op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar om daardoor een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan of te onderhouden, met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen. Deze voorkeursrelatie hoeft in de tenlastelegging en bewezenverklaring niet nader te worden uitgelegd; aan het begrip ‘in zijn bediening iets doen of nalaten’ komt voldoende feitelijke betekenis toe. De omstandigheid dat de concrete tegenprestatie tussen partijen vaak onuitgesproken blijft, vermindert geenszins de strafwaardigheid van actieve of passieve omkoping.
In de rechtspraak is een ruime uitleg gegeven aan de woorden ‘in strijd met zijn plicht’. Het accepteren van giften die kunnen leiden tot een voorkeursbehandeling is in strijd met de plicht van de ambtenaar om objectief, neutraal en zakelijk te zijn in zijn taakuitoefening en valt daarmee onder het bereik van bovenstaand artikel.
De verdachte was in de tenlastegelegde periode enig aandeelhouder, bestuurder en werknemer van [bv 3] (hierna: [bv 3] ), een onderneming die de directie voert over de dochtermaatschappijen van [bv 4] . [bv 2] (hierna: [bv 2] ) is een dochter van [bv 4] . Namens [bv 4] voerde [bv 3] , in de persoon van de verdachte, de directie over [bv 2] . Deze vaststellingen leiden ertoe, dat het hof hierna de bedrijven [bv 2] en [bv 3] ook zal aanduiden als bedrijven van [verdachte] , al begrijpt het hof dat formeel niet [verdachte] , maar [bv 4] voor 100% eigenaar was van [bv 2] . Overigens werden de aandelen in [bv 4] qua zeggenschap gehouden door Stichting Administratiekantoor [bv 4] waarvan de verdachte, samen met de heer [bestuurder] , bestuurder was. [bv 3] ontving van [bv 4]
management fees.
De medeverdachte heeft begin jaren ’80 een MTS-opleiding weg- en waterbouw afgerond. Daarna heeft hij een aantal opleidingen gevolgd van technische aard en op het gebied van (overheids)management. Zijn cv vermeldt werkervaring bij een aannemersbedrijf, bij diverse gemeenten en bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
De medeverdachte is met ingang van 1 december 2006 als ambtenaar aangesteld in de functie van clustermanager bij het cluster Beheer en Onderhoud (B&O) van de [gemeente 1] (hierna: de gemeente), met een dienstverband van 36 uur per week. Hij was eindverantwoordelijk voor alles wat zich afspeelde binnen het cluster, dat was onderverdeeld in vier gespecialiseerde teams met elk een teammanager. De medeverdachte gaf zodoende leiding aan ongeveer 80 personen. Hij was uit hoofde van zijn functie budgethouder en had onder meer als taak het fiatteren en ondertekenen van facturen voor geleverde diensten. De direct leidinggevende van de medeverdachte was tot 31 december 2007 groepsmanager [leidinggevende 1] . Na een reorganisatie was dat vanaf 1 april 2008 de directeur [leidinggevende 2] .
De medeverdachte was uit hoofde van zijn functie ook de ambtelijke opdrachtgever voor [bv 5] (hierna: [bv 5] ). [bv 5] is een zelfstandige vennootschap die het feitelijke beheer en onderhoud van de buitenruimte van de [gemeente 1] verzorgde. Op 19 augustus 2008 hebben B&W van de gemeente besloten – met terugwerkende kracht – vanaf 1 januari 2008 een 100 procent belang te verwerven in [bv 5] . Nadat de gemeente enig aandeelhouder is geworden is de omzet van [bv 5] verdubbeld tot circa € 12 miljoen in 2009. Die stijging vloeide nagenoeg geheel voort uit opdrachten vanuit het cluster B&O. [medeverdachte 3] was vanaf 1 oktober 2006 statutair directeur van [bv 5] .
In de functie van clustermanager B&O heeft de medeverdachte in de tenlastegelegde periode verschillende opdrachten gegeven aan [bv 2] en aan [bv 3] .
In de tenlastegelegde periode zijn voorts binnen het cluster B&O diverse personen ad interim te werk gesteld. Zij waren veelal ingehuurd van/gedetacheerd door [bv 2] , [bv 3] of daaraan gelieerde bedrijven die daarmee in de jaren 2008 en 2009 ruim € 1 miljoen aan omzet genereerden.
De medeverdachte heeft ten tijde van zijn dienstverband als ambtenaar in de tenlastegelegde periode namens de onderneming [bv 1] (hierna: [bv 1] ) en de eenmanszaak [eenmanszaak 1] (hierna: [eenmanszaak 1] ) facturen verzonden voor beweerdelijk geleverde diensten en adviezen aan bedrijven van de verdachte. Van deze bedrijven was de medeverdachte directeur/enig aandeelhouder respectievelijk eigenaar, en enig werknemer.
[bv 3] heeft op haar beurt in de tenlastegelegde periode facturen verstuurd en betaald gekregen voor beweerdelijk geleverde diensten en adviezen aan [bv 5] .
In 2007 heeft een medewerker van de gemeente gemeld dat de medeverdachte zich niet aan de aanbestedingsregels zou houden. Eind december 2009 is door een onderaannemer van [bv 5] melding gemaakt van fraude, corruptie en valsheid in geschrifte tegen onder meer de medeverdachte en tegen [medeverdachte 3] . Op 6 januari 2010 is aan de medeverdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente buitengewoon verlof verleend. Op 17 februari 2010 is hem met onmiddellijke ingang strafontslag aangezegd, naar aanleiding van het verstrekken van valse informatie in verband met het verkrijgen van zijn aanstelling als ambtenaar. De gemeente heeft [bv 11] ingeschakeld om de fraudemeldingen nader te onderzoeken. Tevens is na het vertrek van de medeverdachte een overzicht van uitgaven door het cluster B&O in 2008 en 2009 opgesteld (hierna: de spendanalyse). Op 10 mei 2010 heeft [aangever] , de gemeentesecretaris van de [gemeente 1] , bij de politie aangifte gedaan tegen de medeverdachte. Enkele maanden daarna is het opsporingsonderzoek naar aanleiding van de aangifte overgenomen door de Rijksrecherche.
De verdachte heeft op 21 november 2011 een ordner overhandigd aan de Rijksrecherche met daarin kopiefacturen van [eenmanszaak 1] en [bv 1] , gericht aan [bv 2] of [bv 3] met daarachter, voor zover beschikbaar, de onderliggende door de medeverdachte geproduceerde stukken. Blijkens het proces-verbaal van zijn verhoor op 15 juli 2011 heeft de verdachte met deze overhandiging beantwoord aan een verzoek van de Rijksrecherche om alle opdrachten aan en facturen en producten van de medeverdachte, via [bv 1] of anderszins, vrijwillig aan de Rijksrecherche te verstrekken. De ordner bevat geen schriftelijke opdrachten, offertes of verzoeken tot offerte.
Kopieën van deze facturen en daarop betrekking hebbende stukken en bijlagen zijn ook bij de medeverdachte aangetroffen, op zijn woonadres of in een opslag box in Alphen aan den Rijn.
In een periode van 19 maanden heeft de verdachte op basis van 13 van de aangetroffen facturen een totaalbedrag van ruim € 250.000 (incl. BTW) betaald aan de medeverdachte. Het standpunt van zowel de verdachte als de medeverdachte is, dat de op de facturen van (de ondernemingen van) de medeverdachte omschreven werkzaamheden en uren daadwerkelijk zijn verricht en gemaakt en dat sprake was van overdracht van – in bedrijfseconomische zin – waardevol advies, ‘kennis en kunde’.
Door de medeverdachte gemaakte uren
De partner van de medeverdachte met wie hij samenwoonde, [getuige 3] , heeft verklaard dat in de periode dat de medeverdachte bij de gemeente werkte het aantal uren dat hij voor zijn eigen bedrijven werkte beperkt bleef tot twee á drie avonden per week, steeds maximaal 2 of 3 uur. Daartoe rekende zij ook de uren voor netwerken, lunch, en dergelijke. Zij telde daarbij niet mee het aantal uren dat de medeverdachte aanwezig was bij Raadsvergaderingen. Voorts heeft zij verklaard: ‘Ik heb altijd het idee gehad dat het meer om een leukigheid ging, om het erbij te doen en een eigen bedrijfje te hebben. Het gaat dan ook zeker niet om een bedrijf met een omzet van tonnen. (…). Kijk ik naar de periode dat [medeverdachte ] nog werkte in de Haarlemmermeer, dan kan ik zeggen dat hij dag en nacht werkte voor de gemeente. Een omzet van een ton zou logischerwijs dan helemaal niet kunnen’.
De aanvankelijk leidinggevende van de medeverdachte, [leidinggevende 1] , heeft als getuige verklaard dat de medeverdachte lange dagen maakte voor de gemeente en dat hij regelmatig op zijn vrije vrijdag en in het weekend werkte. [leidinggevende 1] had de indruk dat de medeverdachte ‘dag en nacht’ voor de gemeente werkte en dat de bedrijven van de medeverdachte ‘slapend’ waren; hij had het te druk met zijn werkzaamheden binnen de gemeente.
[leidinggevende 2] , de opvolger van [leidinggevende 1] , heeft verklaard dat zijn indruk was dat de medeverdachte meer werkte dan 36 uur; hij werkte namelijk ook buiten de reguliere werktijden.
De medeverdachte heeft verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode, naast zijn relatie met [getuige 3] en zonder dat zij daarvan op de hoogte was, een relatie onderhield met een andere vrouw. Deze vrouw heeft dat beaamd en heeft verklaard dat de medeverdachte in die periode ook met haar regelmatig tijd doorbracht.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep steeds verklaard dat hij de medeverdachte heeft betaald voor de uren die zij, bijna iedere dag na werktijd en soms ook in het weekend, samen pratend over verschillende onderwerpen, hebben doorgebracht. De verdachte maakte geen voorafgaande afspraken met de medeverdachte over het aantal te declareren uren. Hij is, zo verklaarde hij, geen lezer en had daarom geen enkele behoefte aan het ontvangen van stukken. Hij heeft verklaard dat hij ‘verhalen’ wilde horen van de medeverdachte en dat hij daar ‘geld voor over had’. De verdachte heeft – zoals hieronder nog nader zal worden geduid – niet of nauwelijks concreet en per factuur kunnen aangeven welk advies hij nodig had en hoe hij de ‘verhalen’ van de medeverdachte heeft kunnen gebruiken ten behoeve van zijn bedrijfsvoering. De opdrachten aan de medeverdachte zijn, volgens zowel verdachte als de medeverdachte, steeds mondeling gegeven.
Betaling 1 en 9
[bv 2] heeft op 28 april 2008
€ 17.825,00overgemaakt op de privé bankrekening van de medeverdachte, overeenkomstig de factuur 2008/FMC0001 van 17 april 2008 met als onderwerp ‘advies- en bemiddelingswerkzaamheden voor de afdeling Directievoering, Toetsing, Beheer en Onderhoud’.
Op de factuur is aangegeven dat de medeverdachte 75 uur na 19.00 uur of in het weekend en 65 uur anderszins heeft besteed aan werkzaamheden met betrekking tot deze factuur in de maanden februari tot en met april 2008. Inzake deze factuur is geen door de medeverdachte geproduceerd stuk aangetroffen in de map die door de verdachte aan de Rijksrecherche is overhandigd.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 27 juni 2019 verklaard dat hij de medeverdachte heeft betaald voor adviesgesprekken inzake de inhoudelijke verandering van de al bestaande afdeling Directie, Toezicht, Beheer en Onderhoud (hierna te noemen: DTBO) en dat hij 140 uren daarvoor niet te veel vond.
[getuige 4] (hierna te noemen [getuige 4] ), destijds werkzaam bij [bv 2] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij sinds 2004 en ook in 2007 en 2008 bij [bv 2] de afdeling DTBO runde. Hij heeft geen rol gespeeld bij de inschakeling van de medeverdachte, de betaling of de beoordeling van de kwaliteit van het geleverde werk en hij heeft evenmin resultaat gezien of bemerkt van de werkzaamheden van de medeverdachte.
[bv 2] heeft op 14 september 2009
€ 23.631,02overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 1 september 2009 met nummer 2009/LS0308 met als onderwerp ‘adviezen met betrekking tot de door [bv 2] nieuw op te zetten afdeling Beheer en Onderhoud: DTBO’. Op de factuur in kwestie is aangegeven dat in de periode juni, juli en augustus 2009 66 uren na 19.00 uur en in het weekend en 88 uur anderszins zijn besteed aan: locatiekeuze (Rotterdam), Marktpotentie, Werven MBO-ers/HBO-ers, diverse pagina’s t.b.v. de nieuw op te zetten DTBO-website, etc.
De medeverdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard, dat de verdachte ondersteuning wilde bij het oprichten van een nieuwe vestiging op DTBO gebied. De medeverdachte heeft, naar eigen zeggen, in 2009 een rapport van elf pagina’s “samengesteld en gemaakt” met de naam ‘een nieuwe afdeling…..Directie, Toezicht, Beheer en Onderhoud’. Dat rapport was afgedrukt op papier van [bv 1] . [getuige 4] , die de afdeling DTBO van [bv 2] sinds 2004 runde, heeft verklaard dat hij genoemd rapport grotendeels heeft herkend als in 2004 onder dezelfde titel door hemzelf opgesteld. Uit het dossier blijkt, dat [bv 2] al in 2004 een afdeling DTBO had. Geconfronteerd met de verklaring van [getuige 4] heeft de medeverdachte vervolgens ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige verklaard, dat het rapport van [getuige 4] heeft gediend als “praatstuk”, dat hij er “aantekeningen op heeft gemaakt” en dat hij de consequenties moest benoemen voor de bemensing als men een afdeling DTBO zou oprichten. Er is in het dossier inderdaad een versie van het rapport aangetroffen met daarop enkele aantekeningen van, kennelijk, de medeverdachte.
Uit het voorgaande concludeert het hof, dat de medeverdachte wisselend heeft verklaard en dat de beide verdachten elkaar tegenspreken. Het hof acht onaannemelijk dat de verdachte ruim € 40.000 zou hebben betaald voor een oud rapport – een plan met overigens zeer algemene inhoud geschreven door één van zijn medewerkers – dat hem al bekend was, inzake een al bestaande afdeling. De aantekeningen die de medeverdachte op het rapport heeft gemaakt zijn uiterst summier en getuigen al helemaal niet van een inhoudelijk vernieuwende visie op een dergelijke afdeling. Ter terechtzitting is nog door de verdachte gezegd dat het niet (ondanks de eerdere verklaringen van de medeverdachte en de titel van het rapport) ging om een nieuw op te richten afdeling, maar om een te vernieuwen afdeling: de focus moest komen te liggen op “toetsing” in plaats van “toezicht”, en dat je voor “toetsing” anders (hoger) gekwalificeerde mensen nodig hebt. Ten aanzien daarvan merkt het hof op, dat genoemde aantekeningen van de medeverdachte op geen enkele manier in die richting wijzen. En overigens heeft de verdachte ook maar enigszins kunnen concretiseren wat in dat opzicht de relevante inhoud is geweest van het advies van de medeverdachte, die in totaal 314 (75 + 65 + 66 + 88) uur heeft gedeclareerd op dit onderwerp. Het hof concludeert dan ook dat beide betalingen een gift waren.
Betaling 2
[bv 2] heeft op 8 juli 2008
€ 5.911,92overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 4 juli 2008 met nummer 2008/LS0201 met als onderwerp ‘bemiddeling/advies Inzake Stadsbeheer Den Haag’. Op de factuur is aangegeven dat de medeverdachte 36 uur na 19.00 uur heeft besteed aan werkzaamheden in de periode februari tot en met juni 2008.
[bv 2] heeft op 20 juni 2008 een notitie van 10 pagina’s inzake Stadsbeheer Den Haag van [bv 1] ontvangen. In het dossier bevindt zich ook het rapport ‘Stadsdeelplan Segbroek 2008-2011’ van de Gemeente Den Haag, gedateerd 1 november 2007. Gezien de inhoud van beide stukken bestaat de notitie van [bv 1] nagenoeg geheel uit delen van dat rapport.
De medeverdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij zelf (marketing)onderzoek heeft gedaan in de wijk Segbroek in Den Haag, resulterend in genoemde notitie. Later heeft hij bij de rechter-commissaris verklaard, dat hij voor de notitie passages uit het eerder genoemde rapport heeft overgenomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 27 juni 2019 verklaard dat hij de medeverdachte, een Hagenaar met kennis van de stad, heeft gevraagd marketing onderzoek te doen bij Stadsbeheer. Weliswaar had zijn bedrijf op dat moment al werknemers gedetacheerd bij Stadsbeheer, maar die mensen hadden een technische achtergrond en geen kennis van marketing, zodat hij die kennis bij de medeverdachte moest halen.
De medeverdachte heeft de opleiding MTS weg- en waterbouw afgerond en heeft, gezien zijn cv, vanaf 1989 maximaal een jaar in Den Haag gewerkt als teamleider Stadsdeelreiniging en heeft geen ervaring op het gebied van bedrijfsmarketing.
Uit het voorgaande concludeert het hof dat uit de verklaringen van de beide verdachten niet kan blijken dat de door de verdachte gefactureerde uren concrete, bruikbare of anderszins waardevolle advisering betreffen. Ook deze betaling is dus aan te merken als een gift.
Betaling 3 en 4
[bv 2] heeft op 15 september 2008
€ 7.486,29overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 1 september 2008 met nummer 2008/LS0203 met als onderwerp ‘bemiddeling/advies Inzake Asset Management’. Op de factuur is aangegeven dat de medeverdachte aan deze activiteiten 32 uur na 19.00 uur en in het weekend en 15 uur anderszins heeft besteed in de weken 27 tot en met 33 van 2008.
[bv 2] heeft op 17 november 2008
€ 28.870,59overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 8 november 2008 met nummer 2008/LS0205 met als onderwerp ‘bemiddeling/advies Inzake Asset Management’. Op de factuur is aangegeven dat de medeverdachte 97 uur na 19.00 uur en in het weekend en 87 uur anderszins heeft besteed aan diverse besprekingen in de weken 34 tot en met 45 in 2008.
De verdachte heeft in dit verband op 2 november 2008 een door de medeverdachte opgesteld ‘bespreekdocument omtrent Asset Management’ ontvangen. De medeverdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard, dat hij dit document “origineel zelf heeft geproduceerd en geschreven”. Later bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij het stuk heeft vervaardigd op basis van een aantal “brondocumenten”. Gezien afdrukken in het dossier (printscreen) van op het internet aangetroffen informatie omtrent asset management, is genoemd bespreekdocument nagenoeg geheel (slordig) samengesteld uit delen van verschillende op het internet aanwezige, vrij toegankelijke informatiebrochures van derden, waaronder de internetpagina van TNO.
De medeverdachte heeft in het kader van asset management bij de rechter-commissaris verklaard, dat hij in de gedeclareerde uren aan de verdachte heeft uitgelegd wat de gevolgen zijn voor “de visie, de strategie en het beleid” van diens bedrijf bij het maken van een vertaalslag naar asset management. De medeverdachte moest in voor de verdachte “begrijpelijke taal” die gevolgen uitleggen. De tweede factuur ziet volgens de medeverdachte op een verdiepingsslag in dit kader.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 27 juni 2019 verklaard dat [bv 2] leeft van het beschikbaar stellen van geschikt personeel en dat hij in zijn algemeenheid behoefte had aan alle informatie die de medeverdachte hem kon geven over asset management. De medeverdachte heeft hem kennis geleverd, in dagelijkse gesprekken na 17.00 uur. De verdachte heeft verklaard dat zijn bedrijf vanaf 2010 ‘dik’ 10 miljoen euro heeft omgezet door detachering van personeel op het gebied van asset management. Hij heeft echter niet verklaard dat en zo ja, hoe de medeverdachte daaraan concreet heeft bijgedragen, laat staan dat dit aannemelijk is geworden.
Uit het voorgaande concludeert het hof, dat de medeverdachte 231 uur heeft gedeclareerd aan de verdachte, terwijl niet gebleken is dat hij concrete en – in bedrijfseconomische zin – waardevolle werkzaamheden heeft verricht of adviezen heeft gegeven. Beide betalingen moeten dan ook aangemerkt worden als een gift.
Betaling 5
[bv 3] heeft op 22 december 2008
€ 19.596,00overgemaakt op een privé bankrekening van de medeverdachte overeenkomstig de factuur van 14 december 2008 met nummer 2008/FMC0003 met als onderwerp ‘bemiddelings- en acquisitie werkzaamheden met name t.b.v. de regio Rotterdam/Dordrecht/Barendrecht’. Op de factuur staat vermeld dat 92 uur na 19.00 uur en 60 uur anderszins, is besteed in het vierde kwartaal van 2008 aan de omschreven werkzaamheden. Het dossier bevat geen schriftelijk stuk dat naar aanleiding van deze werkzaamheden is geproduceerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 27 juni 2019 verklaard, dat hij de medeverdachte heeft gevraagd “om zich heen te kijken” voor de vestiging van [bv 2] in Rotterdam, met de focus op het Havenbedrijf en Vopak. De verdachte en de medeverdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep niet duidelijk kunnen maken welke werkzaamheden de medeverdachte heeft uitgevoerd in de 152 uur die hij heeft gedeclareerd. Ook deze betaling wordt daarom aangemerkt als een gift.
Betalingen 6 en 7
[bv 2] heeft op 11 maart 2009
€ 17.992,80overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 1 maart 2009 met nummer 2009/LS0301 met als onderwerp ‘diverse besprekingen inzake Asset Management mogelijkheden in Dubai ( [bv 8] ) in januari 2009’.
Op 6 april 2009 heeft [bv 2]
€ 14.161,00overgemaakt op dezelfde bankrekening overeenkomstig de factuur van 23 maart 2009 met nummer 2009/LS0302 met als onderwerp ‘diverse nabesprekingen inzake afronding Asset Management mogelijkheden in Dubai ( [bv 8] ) in februari 2009’. Op de facturen is aangegeven, dat de medeverdachte in januari 2009 108 uur en in februari 2009 85 uur heeft besteed. Voor dit project is geen rapport opgemaakt, er is slechts een acquisitiebrief van 6 februari 2009 aangetroffen van [bv 1] gericht aan [bv 8] , waarvan de inhoud grotendeels is overgeschreven van de website van [bv 2] . De inhoud van deze brief, doorspekt met taalfouten, ziet niet op het detacheren van vaklieden naar Dubai, maar op een kostenbeheersmodel. Onduidelijk is gebleven of de brief is verstuurd.
De medeverdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij – naar aanleiding van zijn eigen sollicitatie in Dubai – de verdachte heeft benaderd om gezamenlijk vacatures in te vullen in Dubai en daartoe mensen in Nederland te benaderen. In dat kader heeft de medeverdachte volgens eigen zeggen drie sollicitatiegesprekken gevoerd. Inclusief het verzamelen van informatie (over arbeidsvoorwaarden, verzekeringen, termijn, belastingen), heeft hij daar de 193 gedeclareerde uren aan besteed. De medeverdachte heeft zich later herinnerd dat één van de sollicitanten [getuige 6] was en dat hij twee maal langdurig met deze man heeft gesproken. De andere namen weet hij niet meer.
[getuige 6] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard, dat hij in oktober 2009 eenmaal een oppervlakkig gesprek heeft gevoerd met de medeverdachte over de mogelijkheid naar Dubai te gaan. Het was zeker geen concreet sollicitatiegesprek, alleen al omdat de medeverdachte toen zelf nog bezig was daar te solliciteren.
De verdachte heeft bij de Rijksrecherche over de beide facturen verklaard dat de verdachte heeft onderzocht welke mogelijkheden er waren in Dubai. Zij hadden ‘voortgangsgesprekken’, maar uiteindelijk werd het helemaal niets.
Het hof stelt, gelet op het voorgaande, vast dat de verklaring die de medeverdachte hierover heeft afgelegd strijdig is met de verklaring van de getuige [getuige 6] . Daarbij komt dat ongeloofwaardig is, dat de medeverdachte voor de bedrijven van de verdachte van nut of waarde zou kunnen zijn met vooronderzoek rond ‘arbeidsvoorwaarden, verzekeringen, termijn, belastingen’ op detacheringsgebied. De medeverdachte was immers werkzaam op het gebied van openbare werken, beheer en onderhoud. De ondernemingen van de verdachte, zelf opgeleid als jurist, hebben als
core businesshet detacheren van specialisten bij overheden en bedrijven. Ten slotte stelt het hof vast, dat het enige document dat een onderbouwing zou kunnen zijn voor een onderzoek naar mogelijkheden in Dubai, een document betreft dat, gelet op de gekopieerde inhoud, geen functie kan hebben gehad.
Uit het voorgaande concludeert het hof, dat de medeverdachte in twee maanden tijd bijna 200 uur heeft gedeclareerd aan een bedrijf van de verdachte – alle facturen zijn door de laatste ter betaling geaccordeerd – terwijl daar geen reële werkzaamheden tegenover hebben gestaan. Beide betalingen zijn dus aan te merken als een gift.
Betaling 8
[bv 2] heeft op 1 juni 2009
€ 10.710,00overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 23 mei 2009 met nummer 2009/LS0305 met als onderwerp ‘diverse besprekingen ihkv acquisitie mogelijkheden m.b.t. de “Nieuwe Gemeente” Bonaire, St Eustatius en Saba (BES) in de periode febr-apr. 2009’.
Er is in het kader van deze factuur geen product in de vorm van een schriftelijk stuk aangetroffen. De medeverdachte heeft 72 uren in rekening gebracht. Hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard, dat hij “politieke contacten heeft gelegd” en dat hij “onderzoek heeft gedaan aan de hand van een stuk dat hij van de verdachte had gekregen en informatie die hij van een ex-collega op Bonaire kreeg”.
De verdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard, dat de medeverdachte niet naar de BES-eilanden is gereisd om voor hem de mogelijkheden in de nieuwe gemeenten te onderzoeken en dat “er niets is uitgekomen”. Ter terechtzitting in hoger beroep op 27 juni 2019 heeft de verdachte daar nog aan toegevoegd, dat hij de medeverdachte in dit kader heeft gevraagd “in zijn netwerk te zoeken naar een ingang” bij de nieuwe gemeentes. Het is een beetje “nooit geschoten, altijd mis”.
Uit het voorgaande concludeert het hof, dat uit de verklaringen van de beide verdachten niet kan blijken dat de door de medeverdachte gefactureerde uren concrete, bruikbare of anderszins waardevolle advisering betreffen. Ook deze betaling is dus aan te merken als een gift.
Betaling 10
[bv 2] heeft op 19 oktober 2009
€ 24.811,50overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 14 oktober 2009 met nummer 2009/LS0310 met als onderwerp ‘diverse besprekingen ihkv onderhoudsaspecten mbt het project “Hubertus” tunnel te Den Haag en het project Maasterras te Dordrecht’.
Het dossier bevat geen schriftelijk product met betrekking tot dit onderwerp. Gezien de factuur zijn in het derde kwartaal van 2009 75 uren (na 19.00 uur en in het weekend) en 84 uur (anderszins) in rekening gebracht voor diverse besprekingen en advisering ten behoeve van het project Hubertustunnel te Den Haag en project Maasterras te Dordrecht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 27 juni en 7 november 2019 verklaard dat [bv 2] in 2008 de projectmanager voor de tunnel heeft geleverd. Aangezien hij ook een rol wilde spelen bij het daarop volgende beheer en onderhoud van de tunnel, heeft hij de medeverdachte – die volgens de verdachte ervaring had met tunnels en mensen kende binnen de gemeente Den Haag – gevraagd “welk type mens daarvoor nodig was en of hij dat soort mensen kende”. Op vragen wat de besprekingen over de tunnel concreet hebben opgeleverd, heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet weet. Hij zocht ingangen en daar heeft hij “bagage” voor nodig. Hij is “niet van de inhoud”.
Gelet op de omstandigheid dat een medewerker van het bedrijf van de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij de bouw van de tunnel in Den Haag en op de expertise van [bv 2] op het gebied van detachering, is naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig dat [bv 2] advies heeft gevraagd inzake het (leveren van personeel voor het) onderhoud van de tunnel aan iemand die niet bij het project betrokken is geweest en werkzaam was in een andere gemeente. Ook overigens hebben de verdachte en de medeverdachte niet duidelijk kunnen maken welk concreet advies de medeverdachte in het kader van deze opdracht heeft verstrekt.
Inzake het project Maasterras in Dordrecht heeft de medeverdachte bij de Rijksrecherche verklaard dat hem door de verdachte gevraagd was te kijken naar ruimtelijke ordening, aannemerskeuze, type contract; hij en de verdachte spraken elkaar elke dag, “twee à drie uur per dag was niets”.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 27 juni 2019 verklaard dat hij de medeverdachte heeft gevraagd in dat kader “mee te denken” over de mogelijkheden voor [bv 2] . [bv 2] is aan de slag gekomen bij dat project, waar een groot gebied ontwikkeld zou worden, maar dat was niet dankzij het advies van de medeverdachte. Ter terechtzitting van 7 november 2019 heeft de verdachte weer anders verklaard: op basis van zijn gesprekken met de medeverdachte, heeft hij daar jarenlang een projectmanager aan het werk gehad. Die verklaring mist echter elke vorm van, verifieerbaar, detail.
De medeverdachte was destijds een gemeenteambtenaar op het gebied van beheer en onderhoud. Het is bij gebreke van enige vorm van onderbouwing onaannemelijk dat hij de verdachte waardevol kon adviseren met betrekking tot grootschalige gebiedsontwikkeling in Dordrecht en omstreken, te minder waar de groepsvennootschap [bv 2 en bv 9] volgens haar eigen website jarenlange ervaring heeft op dit gebied in het hele land en zelf “voor de gemeenten Zwijndrecht en Dordrecht in 2009 benaderd is om bij te dragen aan het project Maasterras”.
Gelet op de wisselende verklaringen van de verdachte en de overige feiten en omstandigheden rond deze betaling, kan niet anders dan geconcludeerd worden dat tegenover de gefactureerde uren niet de werkzaamheden hebben gestaan, zoals op die facturen zijn vermeld. De genoemde betaling is dan ook aan te merken als een gift.
Betaling 11
[bv 2] heeft op 9 november 2009
€ 20.424,00overgemaakt op de privé bankrekening van de medeverdachte overeenkomstig de factuur van [eenmanszaak 1] van 30 oktober 2009 met nummer 2009/FMC0001 met als onderwerp ‘tariefdifferentiatie in de afvalstoffenheffing’.
Gezien de factuur zijn 148 uren (na 19.00 uur) in rekening gebracht voor werkzaamheden inzake ‘de vormen, systemen, branche onderzoek, resultaten en effecten, juridische aspecten, toepasbaarheid en flankerend beleid van tariefdifferentiatie in de afvalstoffenheffing DIFTAR’, in de periode juni tot en met september 2009.
[getuige 4] heeft verklaard dat DIFTAR een terrein is waarop [bv 2] expertise heeft, dat hij geen rol heeft gespeeld bij de inhuur van de medeverdachte en dat hij geen resultaten heeft gezien voor de werkzaamheden van 148 uur die de medeverdachte hiervoor heeft gefactureerd. In de door de verdachte overgelegde ordner is geen tastbaar product aangetroffen met betrekking tot deze factuur. Bij de medeverdachte thuis is in een attaché koffer een notitie over DIFTAR, afgedrukt op [eenmanszaak 1] papier, aangetroffen. Deze notitie bestaat voor het leeuwendeel uit passages uit de ‘Eerste Hulp bij Discussie over DIFTAR’, een handleiding van het Afval Overleg Orgaan voor ambtenaren uit 2004, die op het internet te vinden is.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 27 juni 2019 verklaard dat hij van de medeverdachte wilde weten wat er zoal speelde op het gebied van afvalproblematiek bij de gemeente en of zijn bedrijf daarin een rol kon vervullen. Uit het dossier blijkt niet dat de medeverdachte bijzondere kennis had van DIFTAR of daaraan te relateren onderwerpen. Geen van beide verdachten heeft duidelijk kunnen maken hoe en waarom de medeverdachte het bedrijf van de verdachte concreet van waardevol advies heeft kunnen dienen op een gebied waar kennelijk voldoende eigen expertise voorhanden was.
Gelet op de feiten en omstandigheden rond deze factuur en betaling concludeert het hof dat de 148 gedeclareerde uren niet zijn gemaakt en de betaling daarom aangemerkt moet worden als een gift.
Betaling 12
[bv 2] heeft op 16 november 2009
€ 18.078,00overgemaakt op de privé bankrekening van de medeverdachte overeenkomstig de factuur van [eenmanszaak 1] van 10 november 2009 met nummer 2009/FMC0002 met als onderwerp ‘Programma VORT (Veiligheid en Onderhoud Rijks Tunnels)’.
Op de factuur staat vermeld dat in de maanden september en oktober van 2009 na 19.00 uur en in het weekend aan het Programma VORT 131 uur is besteed. Behalve twee pagina’s, die zijn aangetroffen in de administratie van de verdachte – die geheel overeenkomen met de twee laatste pagina’s van een document van Rijkswaterstaat van juni 2009 over Programma VORT dat is aangetroffen in de administratie van de medeverdachte – heeft deze factuur geen product opgeleverd.
De medeverdachte heeft (aanvankelijk) in het kader van deze betaling bij de Rijksrecherche verklaard, dat hij zelf een notitie heeft vervaardigd.
De verdachte heeft ter terechtzitting op 7 november 2019 verklaard, dat hij het genoemde document van Rijkswaterstaat heeft gekregen van de projectmanager die [bv 2] aan het werk had bij de Hubertustunnel in Den Haag. [getuige 4] heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij de procedure om in dit kader een opdracht te krijgen; hij weet echter niets van de inhuur van de medeverdachte en hij heeft geen resultaat gezien van diens werkzaamheden. De verdachte heeft nog niet bij benadering aangegeven wat het advies is geweest van de medeverdachte over dit onderwerp. Ook hier geldt dat het niet anders kan zijn dan dat deze betaling een gift is geweest aan de medeverdachte
Betaling 13
[bv 2] heeft op 14 december 2009
€ 41.352,50overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] overeenkomstig de factuur van 7 december 2009 met nummer 2009/LS0314 met als onderwerp ‘Prospecting Noord-Brabant/ Limburg’. Op de factuur staat vermeld dat in het derde en vierde kwartaal van 2009 210 uren (na 19.00 uur en in het weekend) en 47 uren anderszins zijn besteed aan ‘werkzaamheden in het kader van samenstellen data base opstellen bespreekdocument, etc’.
De medeverdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij de 257 uur heeft besteed aan het opstellen van een overzicht van opdrachtgevers in Noord-Brabant en Limburg met namen en telefoonnummers.
Het genoemde overzicht is aangetroffen in de administratie van de verdachte; het bevat, naast louter algemene adressen en contactpersonen, ook namen van personen die in Nood-Holland wonen, evenals de namen van werknemers van de verdachte en de naam van de verdachte zelf. In diens administratie is geen ‘bespreekdocument’ aangetroffen zoals vermeld in de factuur.
De verdachte heeft bij de Rijksrecherche over deze factuur en betaling verklaard, dat hij wilde weten waar de mogelijkheden lagen en dat hij de medeverdachte heeft gevraagd ter plekke foto’s te maken. De medeverdachte is naar het zuiden afgereisd, maar de verdachte weet niet precies wat hij daar gedaan heeft. Ter terechtzitting in hoger beroep op 27 juni 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij gebruik wilde maken van het netwerk van de medeverdachte om ingangen te krijgen in het zuiden van het land. Hij heeft eerder bij de Rijksrecherche verklaard dat sommige van de namen op de lijst iets hebben opgeleverd, maar hij kon daar weinig of geen voorbeelden van geven. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet tevreden was over het resultaat. Desondanks heeft hij de factuur van ruim € 40.000 voor de 257 uren die de medeverdachte hiervoor bij [bv 2] heeft gedeclareerd, binnen een week betaalbaar gesteld. Dat de medeverdachte aan het samenstellen van het adressenbestand en het opsturen aan de verdachte in vijf maanden tijd 257 uren zou hebben besteed, is ongeloofwaardig. Het hof concludeert dan ook dat deze factuur en het adressenbestand louter zijn vervaardigd ter verhulling van een gift van ruim € 41.000 aan de medeverdachte.
Conclusie giften en wetenschap
Uit de voorgaande feiten, omstandigheden en conclusies, ook in onderling verband en samenhang bezien, blijkt, kort samengevat, dat de beschreven betalingen in feite giften waren van de verdachte aan de medeverdachte, een gemeenteambtenaar.
De beide verdachten waren op de hoogte van deze omstandigheden. Nu de medeverdachte desondanks zijn facturen heeft verstuurd en de verdachte deze vrijwel steeds binnen enkele dagen heeft doen betalen, is het hof van oordeel dat door middel van fictieve facturen werd verhuld dat deze betalingen giften waren en dat de beide verdachten dat wisten.
Omkoping
Het hof is, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verdachte als ondernemer bewust giften heeft gedaan aan de medeverdachte, een gemeenteambtenaar in een bepaalde positie, met het doel en – gezien die bewustheid – het oogmerk het onderhouden van de relatie, dan wel het verkrijgen van een voorkeurspositie of tegenprestatie. De medeverdachte heeft dat, nu het ging om grote bedragen en hij betalingen heeft verhuld met valse facturen, geweten. Gelet op het vooropgestelde toetsingskader is daarmee de omkoping, zowel in actieve en passieve zin, bewezen.
Dat beiden wisten dat deze giften ‘niet voor niets’ en met een bepaalde bedoeling zijn gedaan, blijkt mede uit het navolgende. In dezelfde periode van twee jaar waarin genoemde giften zijn gedaan door de verdachte en zijn ontvangen door de medeverdachte, hebben de aan de verdachte gelieerde bedrijven, [bv 2] en [bv 3] , 27 opdrachten gekregen van de cluster Beheer en Onderhoud van de gemeente, voor een totaalbedrag van ruim € 250.000. Uit een zogenaamde ‘spendanalyse’ die het team Inkoop en Aanbesteding van de gemeente in 2010 heeft opgemaakt, blijkt dat het cluster Beheer en Onderhoud in de jaren 2008 en 2009 voor een bedrag van in totaal ruim € 1.000.000 aan opdrachten en aan inhuur van (interim) personeel heeft betaald aan [bv 2] en [bv 3] .
Hoewel, gezien het eerder beschreven toetsingskader, voor het bewijs van omkoping niet behoeft vast te staan dat daadwerkelijk sprake is geweest van een concrete tegenprestatie in ruil voor de begunstiging, is deze wel tenlastegelegd. Het hof zal daarom hieronder de (omstandigheden rond de) opdrachten van de gemeente aan [bv 2] en [bv 3] – en de rol die de medeverdachte daarbij heeft gespeeld – bespreken.
Rol en invloed van de medeverdachte
De medeverdachte was als clustermanager ook budgethouder en daarmee verantwoordelijk voor alle uitgaven en het begrotingsbeheer van het cluster.
Directeur [leidinggevende 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een groot vertrouwen had in de medeverdachte en dat hij zelf niet te maken had met inhuurprocedures.
De teammanagers [teammanager 1] en [teammanager 2] hebben bij de Rijksrecherche en de rechter-commissaris verklaard dat de medeverdachte een bepalende rol speelde binnen de cluster Beheer en Onderhoud; zijn wil was wet. De teammanagers hadden weinig zeggenschap bij de inhuur van personeel; de medeverdachte gaf gevraagd en ongevraagd instructies en zijn toestemming was steeds nodig. [teammanager 2] heeft verklaard dat de medeverdachte bij inhuur altijd bepaalde welk bureau (het hof begrijpt: détacheringsbureau) werd benaderd. De medewerker [getuige 9] heeft bij de rechter-commissaris bevestigd dat de medeverdachte een doorslaggevende stem had bij de inhuur van personeel. Hij heeft van de medeverdachte zelf gehoord over het voorschrift om extern personeel altijd via [bv 2] in te huren.
[getuige 10] , die na het ontslag van de verdachte teammanager werd, heeft verklaard dat hij van [teammanager 2] , [getuige 9] en [teammanager 1] heeft gehoord dat de medeverdachte alles regelde inzake de inhuur en dat zij zich daar niet mee mochten bemoeien. [getuige 4] , projectmanager bij [bv 2] , heeft bevestigd dat de medeverdachte degene was die altijd de aanvraag voor meer personeel indiende, niet de projectleider (het hof begrijpt: teammanager).
Het hof ziet geen aanleiding de verklaring van [teammanager 1] uit te sluiten van het bewijs. Het hof acht daartoe van belang dat deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [teammanager 2] , [getuige 9] en [getuige 4] . Daarbij komt dat uit de hieronder beschreven gang van zaken met betrekking tot de verschillende inhuurdossiers volgt, dat de medeverdachte betrokken was bij deze inhuur en daarop invloed had.
Het hof trekt uit het voorgaande de conclusie dat de medeverdachte als clustermanager binnen de gemeente een grote vrijheid genoot, daar ook gebruik van heeft gemaakt en dat hij binnen zijn cluster met betrekking tot de inhuur van personeel invloed had. Dat de medeverdachte niet in zijn eentje alles besliste en ter zake de inhuur ook met anderen overleg voerde, doet aan deze constatering niet af.
De medeverdachte is ook naast de inhuur van extern personeel (rechtstreeks) betrokken geweest bij het verstrekken van opdrachten aan bedrijven van de verdachte. Ook in dat opzicht heeft hij dus zijn invloed aangewend ten gunste van de verdachte van wie hij in diezelfde periode forse betalingen ontving. Het hof bespreekt eerst deze drie opdrachten en daarna de inhuurdossiers.
Drie opdrachten
De medeverdachte heeft als clustermanager Beheer en Onderhoud aan [bv 2] en [bv 3] drie opdrachten gegeven zoals tenlastegelegd.
1. Opdracht tot inventariseren van benodigde zaken/personen voor de realisatie van een boomkwekerij
De medeverdachte heeft naar aanleiding van een offerte van [bv 2] van 28 oktober 2008 op
9 maart 2009 aan [bv 2] de opdracht gegeven uit te zoeken wat de mogelijkheden waren aangaande ‘realisatie boomkwekerij’ voor een bedrag van € 30.000. De medeverdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat [bv 2] moest inventariseren wat de consequenties waren op het gebied van beleid, regelgeving en personeel indien de gemeente een eigen kwekerij zou beginnen. De factuur van [bv 2] is op 2 april 2009 gedateerd en bedraagt € 16.362,50 (inclusief btw) voor overleg gedurende 110 uren in de periode oktober/november/december 2008.
2.Opdracht tot uitvoeren van een (juridisch) advies inzake WSW/WWB
De medeverdachte heeft [bv 3] op 2 oktober 2008 opdracht gegeven inzake ‘diverse besprekingen met betrekking op de wijze waarop advies WSW/WWB problematiek geïmplementeerd kan worden’. De medeverdachte heeft [bv 3] (ter attentie van mr. [getuige 11] ) op 15 april 2008 de opdracht gegeven tot het opstellen van ‘juridisch advies betreffende WSW en de WWB’.
[bv 3] heeft op 31 december 2007 voor de werkzaamheden van mr. [getuige 11] in het kader van advies over WSW/WWB een bedrag van € 8.032,50, inclusief btw aan de [gemeente 1] in rekening gebracht en op 8 mei 2008 een bedrag van € 12.852,00 inclusief btw.
Op 6 oktober 2008 heeft [bv 3] voor ‘besprekingen in het kader van WSW/WWB en opstellen van een Plan van aanpak en communicatie’ de gemeente een bedrag van € 9.073,75 inclusief btw in rekening gebracht. Het dossier bevat een notitie van de hand van mr. [getuige 11] – een externe adviseur van de aan de verdachte gelieerde ondernemingen – van 30 november 2007, op papier van [bv 3] met als titel ‘Notitie inzake aanbestedingsverplichting bij WSW/WWB voorzieningen’. Blijkens het dossier heeft [getuige 11] hiervoor bij [bv 3] 19 uur in rekening gebracht voor een bedrag van in totaal € 2.280,00. Uit de genoemde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid, dat [bv 3] voor juridisch advies inzake WSW/WWB een exponentieel hoger bedrag in rekening heeft gebracht aan de gemeente dan het bedrag dat [bv 3] daarvoor heeft betaald aan mr. [getuige 11] .
3.Opstellen notitie inzake Flexibel en slagvaardig contracteren
De medeverdachte heeft bij de Rijksrecherche verklaard dat hij de opdracht aan [bv 3] om een notitie ‘Flexibel en Slagvaardig contracteren’ op te stellen, in eerste instantie mondeling heeft gegeven. Op 17 november 2008 heeft hij deze opdracht schriftelijk bevestigd voor een bedrag van € 22.500,00. Op de notitie staat vermeld dat deze is opgemaakt in juli 2008 en ontvangen is door de [gemeente 1] op 2 oktober 2008. Opmerkelijk is, dat de notitie van een eerdere datum is dan de (schriftelijke) opdracht. Voorts vermeldt de factuur à € 26.775,00 (inclusief btw) die [bv 3] op 24 november 2008 naar aanleiding van de opdracht aan de gemeente heeft verstuurd, dat 180 uur is besteed aan besprekingen en het opstellen van de notitie, terwijl op pagina 6 van dit document staat dat het om een beknopte notitie gaat en de opsteller van het stuk, [getuige 12] , heeft verklaard dat hij over dit onderwerp geen besprekingen heeft gevoerd met de gemeente.
Inhuur van extern personeel
De medeverdachte heeft, zoals hierboven uiteengezet, een belangrijke rol gespeeld bij de inhuur van externe personeelsleden. Zeven daarvan, afkomstig van [bv 2] , zijn bij wijze van voorbeeld in de tenlastelegging opgenomen.
[werknemer 1]
Op 16 maart 2006 heeft de medeverdachte, die destijds nog bij de gemeente Leidschendam werkzaam was, per e-mail van [bv 2] het cv van [werknemer 1] ontvangen.
In een e-mailbericht van 11 december 2007 van de verdachte aan de medeverdachte, de medeverdachte was inmiddels bij de [gemeente 1] in dienst, wordt een afspraak bevestigd op het kantoor van de medeverdachte ‘waarbij tevens mijn collega de heer [werknemer 1] aanwezig zal zijn’.
Uit een e-mailbericht van 23 januari 2008 van [ambtenaar 1] aan de medeverdachte blijkt dat de kandidaten [werknemer 1] (van [bv 2] ) en [kandidaat 2] (van APPM) op 28 en 29 januari 2008 een sollicitatiegesprek met hem hebben.
Op 29 januari 2008 heeft de medeverdachte een memo gestuurd aan [leidinggevende 2] en [aangever] inzake de inhuur van een teammanager Beheer Openbare Ruimte bij de cluster Beheer en Onderhoud. Hij beschrijft de procedure (vijf bureaus is gevraagd een offerte te doen, twee hebben geoffreerd en daar zijn twee kandidaten uitgekomen) en stelt dat er één kandidaat is geselecteerd.
Op 15 januari 2008 heeft [consultant 1] van het bureau Yacht per e-mailbericht een kandidaat voorgesteld aan [ambtenaar 2] , de secretaresse van de medeverdachte. Op 31 januari 2008 te 14.20 uur stuurt [consultant 1] het bericht nogmaals, nu aan de medeverdachte. De medeverdachte reageert te 14.48 uur op diezelfde dag: ‘het cv geeft geen aanleiding voor een gesprek’.
De medeverdachte heeft op 4 maart 2008 de opdracht aan [bv 2] , ter attentie van de verdachte, bevestigd om [werknemer 1] in de functie van teammanager bij de cluster Beheer en Onderhoud te détacheren voor de periode van 4 februari 2008 tot 31 juli 2008, voor 36 uur per week. Het maximaal te factureren bedrag over deze periode bedraagt € 102.000.
Uit een e-mailbericht van 26 mei 2008 blijkt dat de medeverdachte aan [ambtenaar 3] van de gemeente vraagt officieel een verlenging aan te vragen van het contract van [werknemer 1] , tot 31 december 2008 met een optie tot 30 juni 2009. In een e-mailbericht van 28 mei 2008 maant de medeverdachte [ambtenaar 3] tot spoed.
Op 13 juni 2008 heeft de verdachte in een brief aan de medeverdachte een aanbieding gedaan voor de verlenging van de inzet van [werknemer 1] , van 1 augustus 2008 tot 31 december 2008 (met optie tot verlenging). De aanbieding komt ‘naar aanleiding van ons onderhoud op woensdag j.l. betreffende afloop inhuurcontract op 31 juli a.s.’.
Op 2 september 2009 heeft de verdachte de opdracht aan de medeverdachte bevestigd dat [werknemer 1] in de periode van 1 september 2009 tot, vooralsnog, 31 december 2009 maximaal 20 uur per week op afroep beschikbaar zal zijn bij het project Hoofddorp Centrum (VCP). De brief is geschreven ‘Naar aanleiding van uw verzoek als ambtelijk opdrachtgever inzake het project Hoofddorp Centrum (VCP)’. De verdachte schrijft: ‘Zoals besproken zal onze medewerker [werknemer 1] op afroep beschikbaar zijn’.
Uit een e-mailbericht van 17 september 2009 van [ambtenaar 4] , (op verzoek van de medeverdachte) gericht aan de medeverdachte en anderen, blijkt dat [werknemer 1] daadwerkelijk en ‘in opdracht van [medeverdachte ] ( [medeverdachte ] )’ is ingezet op genoemd project.
Uit de beschreven gang van zaken blijkt dat de medeverdachte [werknemer 1] niet alleen al kende in 2006 als kandidaat van [bv 2] en hem in die hoedanigheid in december 2007 al heeft ontmoet, maar ook dat hij zich actief heeft bemoeid met een mogelijke verlenging van diens contract in 2008 en voorts dat hij in 2009 als ambtelijk opdrachtgever van een project de verdachte heeft verzocht [werknemer 1] opnieuw als werknemer aan te bieden.
[werknemer 2]
Een medewerker van de gemeente, [naam] , heeft op 8 februari 2009 de medeverdachte een e-mailbericht gestuurd waarin hij hem vraagt of hij het ermee eens is om de functiebeschrijving van ‘vacature medewerker groen’ op te sturen aan [bedrijfsnaam] (een consultantsbureau in [vestigingsplaats] ). De Rijksrecherche heeft in de door de gemeente aangeleverde stukken geen antwoord van de medeverdachte gevonden op deze vraag.
Op 9 februari 2009 heeft de verdachte de teammanager van [naam] , [teammanager 1] , een e-mailbericht gestuurd met bijgevoegd de cv’s van [werknemer 2] en [kandidaat 3] . De verdachte schrijft daarin dat zijn ‘collega [getuige 4] degene is die beide kandidaten het beste kan introduceren voor een kennismakingsgesprek’. In antwoord daarop heeft [teammanager 1] op dezelfde dag geschreven dat hij contact gaat opnemen met de medeverdachte. In een e-mailbericht van 11 februari 2009 van [getuige 4] aan [teammanager 1] schrijft [getuige 4] dat hij ‘met dank voor de aangename gesprekken van vanochtend’, ‘zoals afgesproken onze aanbieding met betrekking tot de inzet van [werknemer 2] in de functie van Specialist Openbaar Groen’ stuurt. Op 12 februari 2009 heeft [teammanager 1] de medeverdachte per e-mail gevraagd of hij akkoord gaat; [teammanager 1] ‘blijft het veel geld vinden’. De medeverdachte schrijft terug op dezelfde dag: ‘dat ben ik met je eens. Ga in gesprek met [verdachte] . Ik hoor het graag’.
Op 11 februari 2009 heeft [getuige 4] van [bv 2] een offerte gedaan aan [teammanager 1] , met betrekking tot Specialist Openbaar Groen [werknemer 2] , met ingang van week 9 voor de duur van een jaar. Deze offerte doet [getuige 4] ‘ingevolge uw aanvraag en het kennismakingsgesprek van hedenochtend’. Het met de inhuur gemoeide bedrag is in totaal geraamd op € 120.000 exclusief btw, zoals blijkt uit het mutatieformulier inzake de inhuur van [werknemer 2] tot en met 31 december 2009, dat is ondertekend door de medeverdachte.
Uit de genoemde stukken en berichten blijkt dat de teammanager de medeverdachte uitdrukkelijk heeft betrokken bij de inhuur van [werknemer 2] (en hem toestemming heeft gevraagd) en dat [bv 2] binnen twee dagen na het opsturen van de cv’s een offerte mag doen aan de cluster Beheer en Onderhoud.
[werknemer 3]
In een e-mailbericht van 19 maart 2009 van [bv 2] gericht aan de teammanager [teammanager 2] inzake de offerte [werknemer 3] , is een tarief voorgesteld van € 47,50 (exclusief btw). [teammanager 2] vraagt op 20 maart 2009 aan de medeverdachte of dit tarief gangbaar is. De medeverdachte reageert op 22 maart 2009: ‘ik vind het stevig. Ga in gesprek’. Gezien een mutatieformulier van 20 april 2009 dat door de medeverdachte als verantwoordelijk manager is ondertekend, is de inhuur van [werknemer 3] geraamd op een totaalbedrag van € 36.500 ex btw (€ 40 per uur).
Op 23 maart 2009 heeft de verdachte, ‘ingevolge uw aanvraag en het kennismakingsgesprek’, [teammanager 2] een offerte aangeboden inzake de inhuur van [werknemer 3] als juridisch administratief medewerker. [bv 2] heeft ter zake facturen gestuurd aan de gemeente.
Uit het dossier is geen vacaturetekst naar voren gekomen. [teammanager 2] heeft bij de rechter-commissaris op 1 april 2014 verklaard: ‘in beginsel deden we alles via I&A, maar dit is via de clustermanager, [medeverdachte ] , gelopen. Hij bood het aan. Ik heb zelf geen contact gehad met [verdachte] ’.
[werknemer 4]
Het cv van [werknemer 4] is op 25 maart 2009 door [bv 2] per e-mail aan de medeverdachte gestuurd. Op 9 april 2009 heeft de verdachte aan [getuige 9] , ‘naar aanleiding van de bespreking tussen u en onze medewerker [werknemer 4] op 8 april j.l.’, inzake de inzet van [werknemer 4] als projectleider ten behoeve van het waterplan vanaf 20 april 2009 tot een nader te bepalen einddatum, een aanbieding gestuurd. Deze offerte is op 21 april 2009 door de medeverdachte ondertekend. Medewerker [getuige 9] heeft bij de rechter-commissaris op 16 mei 2014 verklaard dat hij een gesprek heeft gehad met [werknemer 4] , maar dat de medeverdachte degene is die voor deze kandidaat heeft gekozen. [getuige 9] kon zich herinneren dat ‘eigenlijk alles al rond was’ op het moment van dat gesprek. Hij wist dat niet; hij voelde zich daar opgelaten over. [getuige 9] kwam daar achter toen hij zijn twijfels uitte tegenover de medeverdachte (hij vond [werknemer 4] eigenlijk te zwaar voor de functie). De medeverdachte zei toen iets in de trant van: ‘maak je geen zorgen, het is al rond’. [getuige 9] weet niet of concurrerende offertes zijn opgevraagd.
Uit een mutatieformulier van 14 mei 2009, dat is ondertekend door de medeverdachte als verantwoordelijk manager, blijkt dat [werknemer 4] als projectleider waterplan is ingehuurd van 2 juni 2009 tot en met 31 december 2009 voor een (geraamd) bedrag van € 102.060 ex btw.
Op 7 december 2009 heeft de medeverdachte, uit naam van teammanager [getuige 6] , [bv 2] verzocht een offerte uit te brengen inzake de verlenging van de inzet van [werknemer 4] , van 1 januari 2010 tot 1 juli 2010.
[werknemer 5]
Op 11 mei 2009 heeft de teammanager Vastgoed (onderdeel van de cluster B&O van de medeverdachte), [teammanager 2] , een offerte ontvangen van [bv 2] , betreffend de inhuur van [werknemer 5] als senior adviseur vastgoed, met ingang van 8 mei 2009, voor een uurtarief van € 100,00. Gezien de offerte is deze gedaan naar aanleiding van een gesprek op 29 april 2009 tussen [teammanager 2] , de medeverdachte en [werknemer 5] . [teammanager 2] heeft op 1 april 2014 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard, dat hij op 29 april 2009 is voorgesteld aan [werknemer 5] ; dat was geen sollicitatiegesprek maar een kennismakingsgesprek. De Rijksrecherche heeft in de digitale agenda’s van de medeverdachte en [teammanager 2] ter zake geen afspraak aangetroffen op genoemde datum. De medeverdachte heeft [werknemer 5] rechtstreeks ingehuurd van [bv 2] . [teammanager 2] heeft verklaard dat de medeverdachte altijd het bureau heeft aangedragen en benaderd. De medeverdachte, zo verklaarde [teammanager 2] , heeft [werknemer 5] rechtstreeks ingehuurd omdat hij soortgelijk werk, het inventariseren van contracten, eerder voor de medeverdachte had gedaan bij een andere gemeente. [werknemer 5] was vanaf 2 juni 2009 werkzaam bij Team Vastgoed. [bv 2] heeft ter zake facturen verstuurd, en betaald gekregen, voor een bedrag van bijna € 90.000,00.
De Rijksrecherche heeft in het dossier geen stukken aangetroffen waaruit blijkt dat de vacature is uitgezet, dan wel dat meerdere kandidaten zijn aangeleverd. Ook in dit geval heeft de medeverdachte, mede blijkens de verklaring van [teammanager 2] , een doorslaggevende rol gespeeld bij de inhuur.
Met betrekking tot de inhuur van [werknemer 5] is het volgende nog van belang. De inventarisatie die de ingehuurde [werknemer 5] voor de afdeling Vastgoed van het cluster B&O heeft verricht, is uitgemond in een rapportage van zijn hand met bijlagen van rond de 120 pagina’s. Op basis van exact diezelfde rapportage is later door [bv 3] (het bedrijf van de verdachte) aan [bv 5] een notitie verkocht voor meer dan € 55.000,00. Deze kwestie is in het dossier een in het oog springend voorbeeld van de verregaande corruptie door de medeverdachte en de verdachte. Op verzoek van zijn teammanager Vastgoed, die een contracteninventarisatie nodig had, draagt de medeverdachte een inhuurkracht van het bedrijf van de verdachte aan. De inhuurkracht doet het onderzoek – en meer – waarvoor de verdachte bijna
€ 90.000,00 in rekening brengt. Het resultaat gaat uiteraard naar de gemeente. Maar korte tijd later wordt hetzelfde rapport met bijlagen, voorafgegaan door een zeer algemene notitie, door een andere groepsvennootschap van de verdachte voor ruim € 57.000,00 verkocht aan [bv 5] , die het één op één doorbelast aan de gemeente, die zo voor de tweede keer voor dezelfde inventarisatie heeft betaald.
[werknemer 7]
Op 27 november 2008 heeft de verdachte de medeverdachte op zijn verzoek een cv toegestuurd ten behoeve van het Verkeers Circulatie Plan Hoofddorp Centrum (VCP), van de kandidaat [werknemer 7] als projectleider. De medeverdachte heeft op 28 november 2008 een bericht gestuurd aan de clustermanager van de cluster Ontwerp, Voorbereiding en Realisatie, [clustermanager 2] : ‘ [clustermanager 2] , hierbij de vervanger voor [naam 2]. Nodig jij hem volgende week uit voor een gesprek’. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 10 december 2008. Op die datum heeft de medeverdachte een offerte ontvangen van de verdachte met betrekking tot de inzet van [werknemer 7] als projectleider waterplan en rioleringsplan, met als aanvangsdatum 5 januari 2009.
[ambtenaar 6] , de teammanager Ontwerp en Voorbereiding, heeft de medeverdachte op 29 mei 2009 bericht dat [werknemer 7] niet goed functioneerde en dat hij de kosten erg hoog vond. Hij wilde [werknemer 7] vervangen. De medeverdachte, die ambtelijk opdrachtgever is van het project VCP, reageert - gezien de tekst van het bericht - geïrriteerd en wenst een gesprek met [ambtenaar 6] . Op 16 juni 2009 heeft de verdachte [ambtenaar 6] voorgesteld [werknemer 7] terug te trekken als projectleider VCP, aangezien ‘de werkzaamheden stroef verlopen’. Op 27 augustus 2009 heeft [ambtenaar 6] in een e-mailbericht aan onder meer de medeverdachte aangekondigd dat [werknemer 7] per direct als projectleider wordt vervangen door [ambtenaar 4] . [werknemer 7] blijft wel in dienst voor de overdracht. Op diezelfde datum heeft [ambtenaar 6] de verdachte bericht dat hij ‘zoals je weet in gesprek was met [medeverdachte ] over de inzet van [werknemer 7] en de overdracht van het projectleiderschap’. Hij vraagt de verdachte een offerte voor de periode, tot half november, waarin [werknemer 7] nog zal worden ingezet.
Gelet op de verschillende mutatieformulieren die zich in het dossier bevinden, is [werknemer 7] van
5 januari 2009 tot en met 13 november 2009 ingehuurd, voor een totaalbedrag van € 135.000. Voor de eerste drie maanden van deze inhuur was een bedrag van € 39.000 geraamd.
De Rijksrecherche heeft in het dossier geen vacaturetekst aangetroffen, noch offertes van andere bureaus dan [bv 2] , noch namen van andere kandidaten. De medeverdachte heeft [werknemer 7] als enige kandidaat naar voren geschoven bij een andere clustermanager ( [clustermanager 2] ), die inzake deze functie verantwoordelijk was voor de inhuur. [werknemer 7] is tot half november 2009 bij de gemeente in dienst gebleven, ondanks dat men niet tevreden was over zijn functioneren, voor hetzelfde tarief.
[werknemer 6]
was in 2007 en 2008 in dienst van [consultant 2] (hierna: [consultant 2] ). Hij heeft als getuige verklaard dat hij via dat bedrijf gedetacheerd was bij de cluster Beheer en Onderhoud van de gemeente. Na afloop van die detachering heeft hij zich opnieuw aangeboden bij [getuige 9] . [getuige 9] heeft hem verteld dat hij aan het werk kon, maar alleen via [bv 2] . [werknemer 6] is toen in dienst gebleven bij [consultant 2] en is via [bv 2] gedetacheerd bij de gemeente, in totaal 15 maanden, tot 30 september 2010. Hij weet niet wat de reden was van die bijzondere constructie. Hij heeft zelf geen contact gehad met iemand van [bv 2] . [getuige 9] heeft bij de rechter-commissaris verklaard, dat hij van de medeverdachte te horen heeft gekregen dat hij [werknemer 6] bij een vervolgopdracht via [bv 2] moest inhuren, ook al was dat een duurdere optie.
Op 12 juni 2009 heeft de verdachte schriftelijk aan [getuige 9] de inzet van [werknemer 6] als projectleider water bevestigd (in plaats van [werknemer 7] ), ‘zoals besproken met u en [medeverdachte ] ’. Het uurtarief van [bv 2] was € 97,50. De Rijksrecherche heeft een rapport van de gemeente aangetroffen inzake prijsverschil bij inhuur, waaruit blijkt dat het uurtarief van [werknemer 6] bij [consultant 2] € 75,00 was. Gezien het mutatieformulier van 8 juni 2009, ondertekend door de medeverdachte als verantwoordelijk manager, is [werknemer 6] vanaf 8 juni 2009 tot 31 december 2009 ingehuurd via [bv 2] voor een (geraamd) bedrag van € 109.250.
Op 7 december 2009 heeft de medeverdachte, uit naam van teammanager [getuige 6] , [getuige 4] van [bv 2] verzocht een offerte uit te brengen inzake de verlenging van de inzet van [werknemer 6] , van 1 januari 2010 tot 1 april 2010. Op 11 december 2009 heeft de verdachte [getuige 6] een offerte gestuurd voor de verlenging van de inzet van [werknemer 6] door [bv 2] , van 4 januari 2010 tot 31 maart 2010.
Ook in dit geval heeft de medeverdachte (steeds) actief [bv 2] begunstigd, ondanks het hogere tarief en ook bij de verlenging van het contract. Uit het dossier is gebleken dat [werknemer 7] – steeds voor hetzelfde tarief – tot half november 2009 bij de gemeente in dienst is gebleven en dat [werknemer 6] en [werknemer 7] niet voor hetzelfde project zijn ingehuurd.
Conclusie inhuur
De stelling dat de medeverdachte een zeer beperkte rol zou hebben gehad bij de inhuur van externen, wordt niet alleen tegengesproken door de betrokken teammanagers en een medewerker, maar is ook in tegenspraak met hiervoor aangehaalde e-mailcorrespondentie. Daaruit blijkt dat de medeverdachte steeds en veelal zeer directief betrokken is geweest bij de selectie van het bedrijf dat tijdelijk personeel mocht aanleveren, de kandidaten en de eventuele opvolgende verlenging van het contract.
Het hof trekt uit het voorgaande de conclusie dat ook het tweede gedeelte van het onder feit 1 tenlastegelegde, het direct of indirect door de medeverdachte gunnen van (inhuur) opdrachten aan de bedrijven van de verdachte, bewezen kan worden. Daarmee is bewezen dat de medeverdachte de verdachte, in ruil voor gedane giften, ook daadwerkelijk heeft bevoordeeld.
Mede gezien het hiervoor beschreven toetsingskader heeft de medeverdachte daarmee evident gehandeld in strijd met zijn plicht als ambtenaar.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2019 over de onder 2, 3 en 5 tenlastegelegde facturen van [bv 3] aan [bv 5] verklaard dat hij daarin, achteraf gezien, zijn uren steeds “te hoog en te commercieel” heeft gedeclareerd. Namens de verdachte is geen verweer gevoerd noch vrijspraak bepleit inzake deze feiten. Gelet op deze verklaring van de verdachte en de overige op deze feiten betrekking hebbende bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat de feiten 2, 3 en 5 kunnen worden bewezen.
Naar het oordeel van het hof kan niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat het aantal uren, zoals opgenomen in de factuur van 29 april 2010 aan [bv 5] , niet daadwerkelijk allemaal zijn gemaakt. De verdachte moet daarom van dat feit worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[Zaaksdossier 10: 13 giften aan een ambtenaar van de [gemeente 1] van april 2008 tot en met december 2009]
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 december 2009 te Hoofddorp, [gemeente 1] , aan een ambtenaar (clustermanager Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] ), [medeverdachte ] , giften heeft gedaan (door middel van de door hem, verdachte, bestuurde en/of onder zijn directie staande vennootschappen [bv 2] (hierna te noemen: [bv 2] ) en [bv 3] (hierna te noemen: [bv 3] )), te weten:
- een giraal geldbedrag van € 17.825,-- (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 28 april 2008; corresponderende factuur: 2008/FMC0001, onderwerp: advies- en bemiddelingswerkzaamheden voor de afdeling Directievoering, Toetsing, Beheer en Onderhoud) en
- een giraal geldbedrag van € 5.911,92 (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 8 juli 2008; corresponderende factuur: 2008/LS0201, onderwerp: bemiddeling/advies inzake Stadsbeheer Den Haag) en
- een giraal geldbedrag van € 7.486,29 (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 15 september 2008; corresponderende factuur: 2008/LS0203, onderwerp: bemiddeling/advies inzake Asset Management) en
- een giraal geldbedrag van € 28.870,59 (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 17 november 2008; corresponderende factuur: 2008/LS0205, onderwerp: bemiddeling/advies en diverse besprekingen Asset Management) en
- een giraal geldbedrag van € 19.596,-- (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 22 december 2008; corresponderende factuur: 2008/FMC0003, onderwerp: bemiddelings- en acquisitie werkzaamheden met name t.b.v. de regio Rotterdam/Dordrecht/Barendrecht) en
- een giraal geldbedrag van € 17.992,80 (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 11 maart 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0301, onderwerp: diverse besprekingen inzake Asset Management mogelijkheden in Dubai ( [bv 8] ) in januari 2009) en
- een giraal geldbedrag van € 14.161,-- (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 06 april 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0302, onderwerp: diverse nabesprekingen inzake afronding Asset Management mogelijkheden in Dubai ( [bv 8] ) in februari 2009) en
- een giraal geldbedrag van € 10.710,-- (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 1 juni 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0305, onderwerp: diverse besprekingen ihkv acquisitie mogelijkheden m.b.t. de "Nieuwe Gemeente "Bonaire, St Eustatius en Saba (BES) in de periode febr-april 2009) en
- een giraal geldbedrag van € 23.631,02 (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 14 september 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0308, onderwerp: adviezen met betrekking tot de door [bv 2] nieuw op te zetten afdeling Beheer en Onderhoud: DTBO) en
- een giraal geldbedrag van € 24.811,50 (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 19 oktober 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0310, onderwerp: diverse besprekingen ihkv onderhoudsaspecten m.b.t. het project "Hubertus" tunnel te Den Haag en het project Maas terras te Dordrecht) en
- een giraal geldbedrag van € 20.424,-- (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 9 november 2009; corresponderende factuur: 2009/FMC0001, onderwerp: tariefdifferentiatie in de afvalstoffenheffing (DIFTAR)) en
- een giraal geldbedrag van € 18.078,-- (overgemaakt op de girorekening met het nummer 5201846 op 16 november 2009; corresponderende factuur: 2009/FMC0002, onderwerp: programma VORT (Veiligheid en Onderhoud RijksTunnels) en
- een giraal geldbedrag van € 41.352,50 (overgemaakt op de bankrekening van [bv 1] op 14 december 2009; corresponderende factuur: 2009/LS0314, onderwerp: Prospecting Noord-Brabant/Limburg),
ten gevolge van hetgeen door genoemde ambtenaar, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening als clustermanager Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] is gedaan en met het oogmerk om genoemde ambtenaar te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening als clustermanager Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] iets te doen, te weten:
- het (doen) verstrekken van werk- en/of adviesopdrachten aan [bv 2] . en [bv 3] . door of namens de cluster Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] , waaronder:
- de opdracht tot het inventariseren van benodigde zaken/personen voor de realisatie van een boomkwekerij en
- de opdracht tot het uitvoeren van een Quickscan inzake en/of het uitbrengen van een advies inzake en/of het bijwonen van besprekingen in het kader van WSW/WWB en
- het opstellen van een notitie inzake Flexibel en slagvaardig contracteren
- het (doen) inhuren van personeel van en/of via [bv 2] . ten behoeve van de cluster Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] , waaronder: [werknemer 1] , [werknemer 2] , [werknemer 3] , [werknemer 4] , [werknemer 5] en [werknemer 6] en
- het uitoefenen van invloed opdat het cluster Ontwerp, Voorbereiding en Realisatie van de [gemeente 1] [werknemer 7] van en/of via [bv 2] . zou inhuren;
2.
[Zaaksdossiers 10: valse facturen van [bv 3] . aan [bv 5] inzake 'inhouse contracteren']
hij in de periode van 1 april 2009 tot en met 16 mei 2009, te Hoofddorp, [gemeente 1] ,
- een voorschotnota van [bv 3] , d.d.16 april 2009, genummerd: 90104, ten bedrage van € 12.792,50 en
- een factuur van [bv 3] , d.d. 15 mei 2009, genummerd: 90106, ten bedrage van € 17.850,--,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid in voornoemde documenten hierin dat:
- op voornoemde voorschotnota valselijk en in strijd met de werkelijkheid is vermeld dat er 86 uren zijn besteed aan "diverse besprekingen plus opstellen concept" in verband met een "Advies inzake 'inhouse' contracteren binnen de context van de Europese Regelgeving, meer in het bijzonder met betrekking tot de relatie [gemeente 1] versus [bv 5] " en
- op voornoemde factuur valselijk en in strijd met de werkelijkheid is vermeld dat er, na de 86 uren van de voorschotnota, genummerd: 90104, nog eens 120 uren zijn besteed aan "diverse besprekingen concept plus opstellen aanpassingen" en "bestudering jurisprudentie 'inhouse' contracteringen" in verband met een "Advies inzake 'inhouse' contracteren binnen de context van de Europese Regelgeving, meer in het bijzonder met betrekking tot de relatie [gemeente 1] versus [bv 5] ";
3.
[Zaaksdossiers 10: valse eindafrekening inzake het project nieuwbouw van [bv 5] ]
hij in de periode van 3 november 2009 tot en met 31 augustus 2010, te Hoofddorp, [gemeente 1] ,
- een eindafrekening over de periode van week 25 van 2009 tot en met week 32 van 2010 inzake de door [bv 3] verrichte werkzaamheden voor het project nieuwbouw van [bv 5] ., zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid in die eindafrekening hierin dat:
- onder het kopje 'Projectmanagement' valselijk en in strijd met de werkelijkheid is vermeld dat er:
* 48 uren plus 56 uren (meerwerk) zijn besteed aan overleg over het Programma van Eisen (met personeel van [bv 5] .) en
* 32 uren plus 40 uren (meerwerk) zijn besteed aan overleg met (ambtenaren van) de [gemeente 1] en
* 16 uren plus 24 uren (meerwerk) zijn besteed aan de aansturing van een architect en
* 24 uren plus 24 uren (meerwerk) zijn besteed aan het opstellen van een rapportage en
* 8 uren zijn besteed aan een afrondend overleg en
- onder het kopje 'Architectuur' valselijk en in strijd met de werkelijkheid is vermeld dat er:
* 40 uren plus 24 uren (meerwerk) zijn besteed aan overleg over het Programma van Eisen (met de architect) en
* 24 uren plus 12 uren (meerwerk) zijn besteed aan (het maken van) een schetsontwerp en
* 24 uren plus 12 uren (meerwerk) zijn besteed aan de aankleding van het schetsontwerp ten behoeve van een presentatie/rapportage en
* 8 uren zijn besteed aan een toelichting samen met een raming;
5.
[Zaaksdossiers 10: valse factuur van [bv 3] . aan [bv 5] voor een adviesnotitie inzake het onderhoud van het gemeentelijk vastgoed]
hij op 18 november 2009 te Hoofddorp, [gemeente 1] ,
- een factuur van [bv 3] , d.d. 18 november 2009, genummerd: 90119, ten bedrage van € 57.239,--,
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid in die factuur hierin dat:
- op die factuur valselijk en in strijd met de werkelijkheid is vermeld dat er
* 153 uren zijn besteed aan de "voorbespreking/bespreking 2-tal concepten/opstellen definitieve versie" en
* 195 uren zijn besteed aan "interviews derden",
* 110 uren zijn besteed aan het "inventariseren stand lopende kontrakten"
inzake de "Overname van het dagelijks onderhoud plus het planmatig onderhoud van de gemeentelijke vastgoedobjecten (ca. 3000 st.) van de cluster Beheer & Onderhoud van de [gemeente 1] ".
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen, meermalen gepleegd en
aan een ambtenaar een gift doen ten gevolge van hetgeen door deze in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan, meermalen gepleegd
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en 6 maanden.
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat, in geval van een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, een onvoorwaardelijke taakstraf in dit geval de enig passende straf is. De raadsman heeft gewezen op de leeftijd van de verdachte, zijn gezondheidstoestand, de omstandigheid dat niet is gebleken van een luxe levensstijl als gevolg van de vermeende omkoping, het herstelrecht dat jegens [bv 5] heeft plaatsgevonden, zijn blanco strafblad, de media aandacht en de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het omkopen van de medeverdachte, een ambtenaar waarvan hij wist dat deze de functie van clustermanager vervulde. In dezelfde periode van twee jaar dat de gemeente opdrachten gunde aan zijn ondernemingen, heeft de verdachte geldbedragen van in totaal ruim € 250.000 betaald op de bankrekening van de medeverdachte, dan wel op de rekening van diens onderneming. Verdachte had daarmee de bedoeling de relatie met de medeverdachte in stand te houden, om zodoende een voorkeursbehandeling te krijgen. Met zijn handelen heeft de verdachte niet alleen zijn eigen concurrentiepositie verbeterd ten koste van andere ondernemingen, maar hij heeft als ondernemer ook schade toegebracht aan het publiek vertrouwen in het openbaar bestuur en het objectief en zakelijk functioneren van ambtenaren.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vals opmaken en gebruiken van facturen gericht aan [bv 5] (bewezenverklaard onder 2, 3 en 5). De verdachte heeft in hoger beroep erkend dat hij bij die onderneming van de gemeente steeds veel meer uren heeft gedeclareerd dan hij in werkelijkheid gewerkt heeft. Met zijn handelen, kennelijk gericht op financieel gewin voor zijn ondernemingen, heeft de verdachte niet alleen het vertrouwen geschaad dat in het maatschappelijk verkeer mag worden ontleend aan de juiste inhoud van facturen, maar hij heeft ook misbruik gemaakt van de inzet van publieke gelden.
In het licht van de aard en de ernst van de verschillende feiten, de periode zoals bewezenverklaard, de hoogte van het bedrag dat de verdachte de medeverdachte heeft betaald, de bijna vanzelfsprekende wijze waarop de belangen verstrengeld zijn geraakt en de overige omstandigheden, is het hof van oordeel dat in dit geval in beginsel een straf zoals in eerste aanleg opgelegd, recht doet aan de feiten. De mening van de raadsman, dat met het opleggen van een maatregel tot ontneming op grond van de feiten 2, 3 en 5 ook ‘herstel’ in strafrechtelijke zin heeft plaatsgevonden, deelt het hof niet. Met het opleggen van een ontnemingsmaatregel wordt immers niet tegemoetgekomen aan de strafdoelen van vergelding en generale preventie. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan met de oplegging van deze maatregel niet worden volstaan. Anders dan de raadsman is het hof verder van oordeel, dat media-aandacht inherent is aan bepaalde strafzaken en dat deze aandacht, hoe vervelend ook, geen aanleiding is voor matiging van de straf.
Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, en met name de gezondheidstoestand en de leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en de ouderdom van de feiten, aanleiding hem in plaats van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf een andere strafsoort op te leggen, namelijk een forse geldboete. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde zal het hof de verdachte daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Uit de ontnemingsberekening in eerste aanleg van het openbaar ministerie d.d. 22 januari 2015 en uit de conclusie van repliek van het openbaar ministerie van 6 juli 2015 in de ontnemingszaak blijkt dat [bv 3] , waarvan de verdachte enig aandeelhouder, bestuurder en werknemer was, in de jaren 2008 en 2009 respectievelijk ruim € 181.000 en ruim € 196.000 heeft ontvangen van [bv 4] . Het hof beschouwt deze betalingen, gelet op de bestuursfunctie van de verdachte bij het [bv 4] concern, als managementvergoeding. Uit dezelfde stukken blijkt tevens, dat de verdachte de bankrekening van [bv 3] feitelijk gebruikte voor alle voorkomende persoonlijke uitgaven van hem en zijn gezinsleden. Ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken dat de verdachte er sinds die jaren qua inkomen sterk op achteruit is gegaan.
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid, dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, aangezien de verdachte op 27 juni 2011 voor het eerst is verhoord en het hof heden, bijna negen jaar daarna, arrest wijst. Daarbij is wel van belang dat de lange duur van de berechting in twee instanties niet alleen aan de justitiële autoriteiten te wijten is geweest. Er is nimmer sprake geweest van een langere periode van inactiviteit aan die kant en met de regelmatig herhaalde (agenda)wensen van de verdediging is, hoezeer ook terecht, veel tijd gemoeid geweest.
Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie, zodat een overschrijding van de periode als geheel heeft plaatsgevonden van vier jaar en negen maanden. Bij de vraag of en in hoeverre deze overschrijding gecompenseerd dient te worden, acht het hof van belang dat het een omvangrijke en ingewikkelde zaak betreft, evenals de mate waarin het openbaar ministerie enerzijds en de verdediging anderzijds zich hebben ingespannen om de behandeling van de zaak voortvarend te doen plaatsvinden.
Het hof zal de overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van na te melden duur respectievelijk hoogte, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [gemeente 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 523.439,84. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Met betrekking tot een deel van de vordering, een bedrag van € 12.963,80 inzake de valse factuur [werknemer 2] , heeft de rechtbank geoordeeld dat de gestelde schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de strafbare feiten.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en heeft daarbij de oorspronkelijke vordering verlaagd tot een bedrag van € 154.099,47 en een veroordeling van de verdachte in de proceskosten. Genoemd bedrag heeft de gemeente betaald voor het onderzoek dat door [bv 11] (hierna: [bv 11] ) is uitgevoerd naar aanleiding van de fraudemelding ten aanzien van (onder andere) de verdachte. De benadeelde partij heeft in haar toelichting gesteld, dat de conclusie van het onderzoek van [bv 11] heeft geleid tot de aangifte door de gemeente in de onderliggende zaak. Het onderzoek van [bv 11] maakt een belangrijk deel uit van het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte en diens medeverdachte, als gevolg waarvan sprake is van een causaal verband tussen de bevindingen in het rapport en de strafbare feiten.
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht de vordering toe te wijzen, aangezien sprake is van schade die rechtstreeks verband houdt met het strafbare feit.
De raadsman heeft het hof verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen de verwijten die de verdachte worden gemaakt en de gestelde schade, doordat het rapport van [bv 11] op geen enkele wijze betrekking heeft op gedragingen van de verdachte, en overigens de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Het hof stelt vast dat de [gemeente 1] , naar aanleiding van een fraudemelding, [bv 11] heeft opgedragen intern onderzoek te doen naar integriteitschending door de medeverdachte en medewerkers van [bv 5] . Het doel van het onderzoek was de vraag of en in hoeverre deze beschuldigingen op waarheid berustten en wie daarbij betrokken waren. In het rapport van 9 april 2010 heeft [bv 11] geconcludeerd, dat de geuite beschuldigingen hoogstwaarschijnlijk op waarheid berustten. Door [bv 11] zijn voorts vraagtekens gezet bij de verwevenheid in de relatie tussen de verdachte en zijn bedrijven, de medeverdachte en zijn bedrijven, de gemeente en de onderaannemer van de gemeente; mogelijk zou sprake zijn van belangenverstrengeling en ongeoorloofde beïnvloeding.
Het onderzoek door [bv 11] was primair gericht tegen de medeverdachte als ambtenaar van de gemeente en de medewerkers van een onderaannemer van de gemeente. De verdachte en zijn ondernemingen zijn als ‘bijvangst’ in het onderzoek naar voren gekomen. Het hof acht de kosten van dit interne onderzoek van de gemeente daarom geen schade die als rechtstreeks gevolg van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten voor vergoeding in aanmerking komt.
Nu onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt kan de benadeelde partij daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 177 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150.000,00 (honderdvijftigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
360 (driehonderdzestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [gemeente 1]
Verklaart de benadeelde partij [gemeente 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. R.P. den Otter en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 maart 2020.
mr. Den Otter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.