ECLI:NL:GHAMS:2020:709
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beschikking inzake vergoeding van kosten rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de verzoekster (appellante) tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 15 juli 2019 een verzoek van appellante om vergoeding van kosten in verband met rechtsbijstand afgewezen of gematigd. Appellante had kosten gemaakt voor rechtsbijstand in de strafzaak met parketnummer 15/098597-18, en had een totaalbedrag van € 3.646,37 aan rechtsbijstandskosten en € 72,00 aan reiskosten verzocht, naast extra kosten voor de procedure in eerste aanleg en het hoger beroep. Het hof heeft op 19 december 2019 de advocaat-generaal en de advocaat van appellante gehoord, maar appellante zelf was niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat het inleidende verzoek ook tijdig is ingediend. De strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat de toekenning van een schadevergoeding op basis van billijkheid gerechtvaardigd is. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en heeft de volledige vergoeding van € 4.548,37 toegekend aan appellante, omdat er geen gronden waren voor matiging van de vergoeding. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is op 17 januari 2020 uitgesproken.