ECLI:NL:GHAMS:2020:707

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
000980-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de verzoeker, geboren in Marokko in 1995, tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2019. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.N. Nunnikhoven, verzoekt om schadevergoeding voor de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis in de strafzaak met parketnummer 13/654035-18. Het verzoek omvat een schadevergoeding van € 18.020,00 en € 560,00 aan kosten voor rechtsbijstand. Het hof heeft op 4 juli 2019 kennisgenomen van de stukken en op 19 december 2019 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De verzoeker is echter niet verschenen.

Het hof oordeelt dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat het inleidende verzoek ook tijdig is ingediend. De rechtbank had de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard omdat hij in de gevoegde strafzaken was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De raadsman van de verzoeker heeft aangevoerd dat de verzoeker is vrijgesproken van het feit waarvoor hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste uitleg heeft gegeven aan het begrip 'zaak' zoals bedoeld in artikel 89 (oud) Sv en wijst het hoger beroep af. Het hof concludeert dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor vergoeding van de kosten die met het verzoekschrift samenhangen, en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

De beslissing is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2020, en de beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier. De onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker is bevolen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000980-19 (533 Sv) en 000981-19 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13/654035-18 en 13/689002-19
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2019 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 oud en 591a oud van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1995,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. N.N. Nunnikhoven,
[adres].

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 4 juli 2019 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormelde parketnummers en heeft op 19 december 2019 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met parketnummer 13/654035-18 ten bedrage van € 18.020,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 280,00, vermeerderd met € 280,00 voor het hoger beroep.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant in de gevoegde strafzaken met voormelde parketnummers is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De raadsman heeft aangevoerd dat appellant weliswaar voor een aantal (relatief geringe) zaken is veroordeeld, maar dat hij is vrijgesproken van het feit waarvoor hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank – conform vaste jurisprudentie – een juiste uitleg heeft gegeven aan het begrip ‘zaak’ als bedoeld in artikel 89 (oud) Sv en zal het hoger beroep afwijzen. Nu de verzoeker, bijgestaan door een rechtsgeleerd raadsman, in het licht van deze vaste jurisprudentie het verzoek nodeloos heeft ingediend acht het hof evenmin gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding op grond van artikel 591a Sv van de kosten die met het verzoekschrift samenhangen.
Het hoger beroep zal dus worden afgewezen.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M.J.A. Plaisier en P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 17 januari 2020.