ECLI:NL:GHAMS:2020:674

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
200.272.726/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van Nearshoring Group Beheer B.V. om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Twycis Holding B.V. Nearshoring, die samen met Embow en Multipotential aandeelhouder is van Twycis, stelde dat er gegronde redenen waren om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen de vennootschap. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een onwerkbare situatie was ontstaan binnen het bestuur van Twycis, wat leidde tot een aandeelhoudersgeschil. Nearshoring had verzocht om onmiddellijke voorzieningen, waaronder het schorsen van bestuurders en het benoemen van een derde bestuurder. De Ondernemingskamer heeft het verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende gronden waren om aan te nemen dat het beleid van Twycis niet juist was. De Ondernemingskamer oordeelde dat de bezwaren van Nearshoring niet voldoende onderbouwd waren en dat de voorgenomen maatregelen van het bestuur niet in strijd waren met de statuten of het vennootschapsrecht. Nearshoring werd veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 3.982 werden begroot.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.272.726/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 18 februari 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEARSHORING GROUP BEHEER B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. P.T.F. Langeraken
mr. P.B.J van den Oord, beiden kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TWYCIS HOLDING B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. F.W. Drosten
mr. W.T.M.J. Krale, beiden kantoorhoudende te Baarn,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EMBOW B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MULTIPOTENTIAL BEHEER B.V.,
gevestigd te Hilversum,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. F.W. Drosten
mr. W.T.M.J. Krale, beiden kantoorhoudende te Baarn.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen, belanghebbenden en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster met Nearshoring;
  • verweerster met Twycis;
  • belanghebbenden ieder afzonderlijk met Embow, [A] en Multipotential en gezamenlijk met Embow c.s.;
  • Twycis en Embow c.s. gezamenlijk met Twycis c.s.
1.2
Nearshoring heeft bij op 21 januari 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Twycis over de periode vanaf 1 november 2019. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding
Embow als statutair bestuurder en Multipotential als niet-statutair bestuurder te schorsen en een derde bestuurder (naar de Ondernemingskamer aanneemt: met doorslaggevende stem) te benoemen; dan wel
uitsluitend een derde bestuurder met doorslaggevende stem te benoemen;
de door Embow en [A] gehouden aandelen in het kapitaal van Twycis over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder; dan wel
Embow en [A] te verbieden hun stemrecht uit te oefenen ten aanzien van benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders; dan wel
een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht,
alsmede om Twycis c.s. hoofdelijk, dan wel Twycis afzonderlijk, te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
Twycis c.s. hebben bij op 27 januari 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht Nearshoring niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen en Nearshoring te veroordelen in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 30 januari 2020. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Twycis is op 22 maart 2019 opgericht. Nearshoring, Embow en [A] houden elk een derde van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Twycis. Nearshoring en Embow vormen samen het bestuur van Twycis en zijn als bestuurders afzonderlijk bevoegd Twycis te vertegenwoordigen. Multipotential is niet-statutair bestuurder van Twycis.
2.2
[B] (hierna: [B] ) is (door tussenkomst van Gatevision B.V.) bestuurder en enig aandeelhouder van Nearshoring. [C] (hierna: [C] ) is bestuurder en enig aandeelhouder van Embow. [D] (hierna: [D] ) is bestuurder en enig aandeelhouder van Multipotential en van [A] .
2.3
Twycis drijft een onderneming die zich bezighoudt met de ontwikkeling van maatwerksoftware door middel van ‘nearshoring’, wat wil zeggen dat de uitvoering geschiedt door (veelal) in Oost-Europa aanwezige softwareontwikkelaars. [B] , [C] en [D] voeren hun werkzaamheden krachtens managementovereenkomsten uit. Twycis heeft twee werknemers in dienst: [E] en [F] .
2.4
Met het oog op de oprichting van Twycis hebben Nearshoring, Embow en Multipotential op 3 januari 2018 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Daarin zijn zij onder meer overeengekomen dat een nieuwe vennootschap zal worden opgericht, dat Multipotential voor 33 1/3% in het aandelenkapitaal van die vennootschap zal deelnemen maar dat dit “
op uitdrukkelijk verzoek van Nearshoring” niet zichtbaar mag zijn voor de buitenwereld; daarom zullen Nearshoring en Embow voor 50% in de nieuw op te richten vennootschap participeren maar onmiddellijk na de oprichting 16,665% tegen nominale waarde aan Multipotential verkopen. In bijlage 1 bij de samenwerkingsovereenkomst staan per partij de cliënten vermeld die buiten het in de overeenkomst opgenomen non-concurrentiebeding vallen. Bij Nearshoring en Embow staat in dat verband European Credit Partners (ECP) vermeld.
2.5
Op 15 maart 2019 is tussen de partijen bij de samenwerkingsovereenkomst alsmede [A] , Twycis, [B] , [C] en [D] , een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. Daaruit volgt dat het bij oprichting te plaatsen kapitaal van de vennootschap zal bestaan uit 1200 aandelen, dat Embow en Nearshoring elk 600 aandelen zullen verwerven en volstorten en dat (artikel 1.5) direct na de oprichting [A] van zowel Nearshoring als Embow 200 aandelen in de vennootschap zal verwerven tegen nominale waarde. In artikel 2.2 is onder meer bepaald:
“Embow en[Nearshoring]
zullen bij de oprichting van de Vennootschap benoemd worden tot statutair bestuurder van de Vennootschap. [A] zal alsdan niet benoemd worden tot statutair bestuurder van de Vennootschap. Partijen zullen alle medewerking verlenen aan een verzoek van [A] om[Multipotential]
te benoemen als statutair bestuurder van de Vennootschap. Het aandeelhoudersbesluit hierover dient met unanieme stemmen te worden genomen waarbij de eis van[Nearshoring]
dat [A] ,[Multipotential]
of [D] niet zichtbaar is in publieke registers alsdan moet zijn komen te vervallen. Tot dat moment draagt[Multipotential]
c.q.[ [D] ]
de titel directeur (niet statutair bestuurder).(…)”
2.6
De reden voor de “
eis van Nearshoring dat [A] of [D] niet zichtbaar is in de publieke registers”met betrekking tot Twycis, lag in een geschil en een in verband daarmee lopende gerechtelijke procedure tussen [D] en ECP, een belangrijke eigen cliënte van Nearshoring. Bij eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 september 2019 is [D] onder meer veroordeeld tot betaling aan ECP van een bedrag in hoofdsom van € 23.000.
2.7
Enkele maanden na oprichting bleken de onderlinge verhoudingen tussen partijen niet zodanig dat hun samenwerking vruchtbaar zou zijn. In de periode oktober 2019 tot medio januari 2020 hebben partijen, eerst onder begeleiding van W. Holzmann, mediator, en daarna van M. Matlievski, businesscoach, onderhandeld over de beëindiging van hun samenwerking. Nearshoring heeft in dat verband onder andere voorgesteld Embow en [A] uit te kopen, maar zich eveneens bereid verklaard om haar aandelenbelang in Twycis aan hen te verkopen. Embow en [A] hebben op hun beurt een bod op de aandelen van Nearshoring gedaan.
2.8
W. Holzmann heeft per e-mail van 9 november 2019 onder meer aan [D] geschreven (met kopie aan [B] en [C] ):
“De uitkomst wordt gedomineerd door dat wat werd gezegd direct na de lunch, namelijk dat[ [B] ]
‘hier geen zin meer in had’ en wilde stoppen. (…)
Daarmee was het voor mij (rond 14:30 uur in de middag) duidelijk dat er een breuk zou ontstaan en dat[ [B] ]
ervoor kiest Twycis te verlaten. Spijtig, maar het is niet anders (…) Tot mijn teleurstelling (en alle pogingen ten spijt) lijkt er geen mogelijkheid te bestaan om jullie als drietal door te laten gaan. (…)”
2.9
Bij e-mail van 1 januari 2020 liet [E] de bestuurders van Twycis weten van mening te zijn dat zij in een situatie zijn beland waaruit waarschijnlijk uiteindelijk meer verliezers zouden komen dan winnaars, en dat hij het besluit heeft genomen zijn toekomst niet meer te laten afhangen van Twycis. In zijn reactie aan [E] bij e-mail van dezelfde datum heeft [B] onder meer het volgende geschreven:
“(…) Ik heb[ [C] ]
en[ [D] ]
geïnformeerd dat het gelazer binnen Twycis voor eind jan. is opgelost, goedschiks of kwaadschiks – het heeft simpelweg te lang geduurd. (…)”
2.1
Bij aangetekende brief van 15 januari 2020 aan Nearshoring en Gatevision B.V. heeft Embow met een beroep op artikel 15 lid 2 van de statuten een algemene vergadering van aandeelhouders bijeengeroepen, te houden op 28 januari 2020, en Nearshoring daarvoor als (middellijk) bestuurder van Twycis opgeroepen. Als agendapunten werden onder meer genoemd het voorgenomen besluit tot het ontslag van Nearshoring als statutair bestuurder van Twycis en tot benoeming van Multipotential tot statutair bestuurder.
2.11
Artikel 15 lid 2 van de statuten van Twycis bepaalt onder meer:
Voorts worden algemene vergaderingen gehouden zo dikwijls een bestuurder dit nodig acht (…)
Artikel 12 lid 3 van de statuten van Twycis houdt in:
De Algemene Vergadering (…) is te allen tijde bevoegd iedere bestuurder te schorsen of te ontslaan. Besluiten tot ontslag, benoeming en schorsing van een bestuurder kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldige stemmen.
2.12
Naar aanleiding van de uitnodiging voor de algemene vergadering hebben [C] en [D] namens Twycis bij brief van 15 januari 2020 aan Nearshoring c.q. [B] laten weten dat
“er binnen het bestuur een onwerkbare situatie is ontstaan, na jouw uitlating de samenwerking binnen het bestuur niet meer te willen continueren en daarom te zullen vertrekken. Jouw functioneren en communicatie is zodanig verstorend dat het bestuur als geheel niet goed functioneert. Jij stelt bovendien nu voorwaarden aan jouw vertrek, waaraan wij redelijkerwijs niet kunnen en zullen voldoen. Omdat wij constateren dat daardoor de onwerkbare situatie nu al maandenlang voortduurt, ondanks onze pogingen deze met behulp van mediation en adviseurs te doorbreken, hebben wij nu besloten de algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen. Het voortduren van het onderlinge geschil brengt de bedrijfsvoering en daarmee de continuïteit van de onderneming in gevaar.
De statuten van de vennootschap en de aandeelhoudersovereenkomst van 15 maart 2019 voorzien in een regeling voor jouw vertrek. Bij gebreke van een andere, minnelijke regeling zullen wij deze nu hanteren. (…)”
2.13
Nearshoring heeft bij brief van 20 januari 2020 haar bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van Twycis kenbaar gemaakt.
2.14
Bij e-mail van 21 januari 2020 heeft [E] onder meer aan het bestuur van Twycis geschreven:
“(…) Al met al heb ik geen vertrouwen in een bestuur van Twycis waarin[ [B] ]
zitting houdt. Indien dit wel gebeurt, zal ik een andere werkomgeving gaan zoeken. Indien[ [C] ]
en[ [D] ]
het bestuur vormen zal ik mij met onverminderde energie blijven inzetten en houd ik vertrouwen in een goede toekomst voor Twycis.”
2.15
Bij e-mail van 21 januari 2020 heeft [F] onder meer aan het bestuur van Twycis geschreven:
“(…) Het is voor mij persoonlijk niet zo dat ik onmiddellijk ga solliciteren wanneer de situatie niet verandert (…) maar ik zie wel dat de besturing van het bedrijf momenteel niet werkt: besluiten worden niet genomen. (…) Er wordt gesproken over een eventuele voortzetting met[ [B] ]
in een andere rol of zelfs zonder hem. Zoals ik het zie, is dat de enige mogelijke weg naar succes en groei. (…)”
2.16
De aandeelhoudersvergadering van 28 januari 2020 is niet doorgegaan. Bij brief van 24 januari 2020 is opnieuw een aandeelhoudersvergadering bijeengeroepen, dit keer tegen 4 februari 2020 om 11.00 uur. De voorgenomen benoeming van Multipotential tot statutair bestuurder is van de agenda geschrapt.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Nearshoring heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Twycis en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting heeft Nearshoring – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht:
Als gevolg van het uitroepen van een aandeelhoudersvergadering tot ontslag van Nearshoring is een onwerkbare situatie binnen het bestuur en de vergadering van aandeelhouders ontstaan;
Nearshoring is in strijd met de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst als statutair bestuurder niet gekend in het voornemen tot haar ontslag en tot het bijeenroepen van een algemene vergadering van aandeelhouders;
Nearshoring is in strijd met het vennootschappelijk belang onder druk gezet haar aandelenbelang op niet-marktconforme voorwaarden van de hand te doen;
Het agendapunt strekkend tot benoeming van Multipotential tot statutair bestuurder is in strijd met de aandeelhouders- en samenwerkingsovereenkomst en daarmee in strijd met het belang van de vennootschap.
3.2
Embow c.s. hebben de Ondernemingskamer primair verzocht om Nearshoring niet ontvankelijk te verklaren omdat de vennootschap geen redelijke termijn heeft gehad om de bezwaren te onderzoeken en als gevolg daarvan zo nodig maatregelen te treffen. De bezwarenbrief hebben zij op 20 januari 2020 om 22.13 uur ontvangen; nadat op 21 januari 2020 namens Twycis is bericht dat een inhoudelijke reactie uiterlijk 23 januari 2020 zou volgen is die reactie niet afgewacht, maar heeft Nearshoring op diezelfde dag om 17.13 uur het verzoek bij de Ondernemingskamer ingediend en daarmee niet eens de door haar zelf gestelde termijn van 24 uren afgewacht.
3.3
De Ondernemingskamer volgt Embow c.s. daarin niet. De door Nearshoring gehanteerde termijn is weliswaar zeer kort, maar namens Twycis is niet aangevoerd dat en op welke wijze zij door die korte termijn in concreto in haar belangen is geschaad. De aard van de bezwaren, die uitmondden in het verzoek de aandeelhoudersvergadering aan te houden, brengt bovendien mee dat deze geen aanleiding gaven tot een intern onderzoek van enige omvang, laat staan tot naar aanleiding van dat onderzoek te treffen maatregelen waar ook weer enige tijd mee gemoeid is. Integendeel, een reactie op het verzoek is eenvoudig (namelijk door aanvaarding dan wel verwerping daarvan) te geven. Nearshoring heeft, naar zij ter zitting heeft aangevoerd, uit de reactie namens de vennootschap op 21 januari 2020 afgeleid dat niet binnen de gestelde termijn van 24 uur aan het verzoek om aanhouding zou worden tegemoetgekomen. Dat zij onder die omstandigheden de keuze maakte om al op 21 januari 2020 aan het einde van de dag het verzoekschrift in te dienen valt te billijken, aangezien daarmee de mogelijkheid openbleef dat de zaak tijdig zou worden beoordeeld door de Ondernemingskamer.
3.4
Embow c.s. hebben ook inhoudelijk gemotiveerd verweer gevoerd.
3.5
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Nearshoring betoogt dat er omstreeks september 2019 jegens [D] een vertrouwensbreuk is ontstaan omdat [D] , die volgens Nearshoring in financiële problemen verkeert althans verkeerde, financiële informatie heeft achtergehouden en nog steeds achterhoudt. Volgens Nearshoring voldoet (met name) Multipotential niet aan haar verplichtingen jegens de vennootschap uit hoofde van de managementovereenkomst. Embow c.s. verwijten juist Nearshoring te weinig aanwezig te zijn en altijd prioriteit te geven aan haar eigen cliënte ECP. Zij menen dat er de afgelopen maanden een onwerkbare situatie is ontstaan binnen Twycis als gevolg van onverenigbaarheid van persoonlijkheden, die zich in onderlinge kritiek manifesteert. Volgens Embow c.s. zijn de drie bestuurders in september 2019 gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat de samenwerking moest worden beëindigd, waarna gedurende enkele maanden is getracht, eerst met behulp van een mediator en nadien met een business-coach, tot een integrale exit-regeling te komen. Dat is mislukt.
3.6
Uit de e-mail van mediator Holzmann (zie 2.8) blijkt dat het reeds op 9 november 2019 niet meer mogelijk leek te zijn dat de drie partijen als drietal door zouden gaan, terwijl Nearshoring in de onder 2.9 aangehaalde e-mail van 1 januari 2020 erkende dat de problemen al te lang hebben geduurd. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer blijkt daaruit dat er al enkele maanden tussen Nearshoring, Embow en [A] een aandeelhoudersgeschil bestaat, dat niet pas is ontstaan door het bijeenroepen van de aandeelhoudersvergadering waarin het ontslag van Nearshoring is geagendeerd. De eerste grond voor het verzoek van Nearshoring vindt daarom geen grondslag in de feiten. Voor zover Nearshoring met deze grond betoogt dat met het bijeenroepen van de algemene vergadering de verhoudingen onnodig op scherp zijn gezet, volgt de Ondernemingskamer haar daarin niet. Embow en Multipotential/ [A] beogen met het ontslag van Nearshoring als statutair bestuurder om de gevolgen voor de vennootschap van het reeds enkele maanden voortslepende geschil, dat ondanks de betrokkenheid van een mediator en een business coach nog altijd niet is opgelost, te mitigeren en te bewerkstelligen dat het bestuur van de vennootschap daarmee niet (langer) wordt belast. Niet in geschil is dat de artikelen 15 lid 2 en 12 lid 3 van de statuten van Twycis een dergelijk ontslag mogelijk maken. Uit de onder 2.14 en 2.15 geciteerde e-mails volgt bovendien dat de onenigheid tussen de bestuurders inmiddels ook zijn weerslag heeft op de twee werknemers van Twycis die beiden blijk hebben gegeven geen vertrouwen te hebben in [B] als bestuurder, hetgeen de noodzaak tot het treffen van de voorgenomen maatregel tot ontslag van Nearshoring ondersteunt. Volgens Nearshoring staat de huidige bestuurs- en aandeelhouderscrisis in de weg aan het verwerven van nieuwe opdrachten (Twycis heeft slechts twee opdrachtgevers), maar dat standpunt miskent dat haar voorgenomen ontslag er juist toe strekt de onenigheid in het bestuur te beëindigen, zodat het bestuur zich weer kan richten op de operationele kant van de onderneming. Het voorgenomen ontslag is daarom geen grond voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken.
3.7
In haar tweede grond heeft Nearshoring erop gewezen dat het bestuur de aandeelhoudersvergadering heeft bijeengeroepen, zonder dat er een bestuursvergadering is geweest waarin het bewuste voornemen is geagendeerd en besproken, zodat zij als bestuurder in strijd met de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst niet bij het voorgenomen besluit is betrokken. De Ondernemingskamer oordeelt dat dit onvoldoende grond oplevert voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken. De bezwaren van Nearshoring richten zich uitsluitend op de voorbereiding van een uiteindelijk door de aandeelhoudersvergadering van Twycis te nemen (ontslag)besluit. In die (nog te houden) vergadering zal Nearshoring, bijgestaan door haar raadsman, in de gelegenheid worden gesteld daarop inhoudelijk haar visie te geven en zodoende een rol te spelen in de besluitvorming.
3.8
Nearshoring heeft als derde grond aangevoerd dat zij, in strijd met het vennootschappelijk belang van Twycis, door het voorgenomen ontslag onder druk is gezet om haar aandelenbelang op niet-marktconforme voorwaarden van de hand te doen, waarbij in haar visie in het vennootschappelijk belang van Twycis het belang van Nearshoring moet worden ingelezen. Daarbij verwijst zij naar hetgeen door de Hoge Raad in de zaak Cancun (ECLI:NL:HR:2014:804) is overwogen. De Ondernemingskamer verwerpt dit betoog. In geval van een joint venture-vennootschap wordt, zoals de Hoge Raad in de Cancun-beschikking onder 4.2.1 overwoog, het belang van de vennootschap mede bepaald door de aard en inhoud van de tussen de aandeelhouders overeengekomen samenwerking. Dat brengt evenwel niet mee dat het vennootschappelijk belang van Twycis gelijk is of moet worden gesteld aan (uitsluitend) dat van Nearshoring, en te minder in een situatie als de onderhavige waarin die belangen nu juist niet parallel lopen. Nearshoring wijst hier nog op onomkeerbare schade die het vertrek van een van de werknemers van Twycis kan meebrengen, maar dat miskent dat het voorgenomen ontslag kennelijk mede is ingegeven om de onrust bij de werknemers te beteugelen. Embow en [A] hebben voorts betwist dat het ontslag van Nearshoring een negatieve weerslag zal hebben op de waarde van de aandelen in Twycis. Aanwijzingen dat Embow en [A] een onredelijk lage prijs hebben geboden voor Nearshorings aandelenbelang in Twycis en dat zij aanvaarding daarvan door Nearshoring hebben willen afdwingen door het voorgenomen ontslag, zijn door Nearshoring ten slotte onvoldoende verstrekt. De Ondernemingskamer volgt Nearshoring dan ook niet in haar betoog dat zij in strijd met het vennootschappelijk belang van Twycis onder druk is gezet om haar aandelenbelang op niet-marktconforme voorwaarden van de hand te doen.
3.9
Nearshoring heeft met betrekking tot de vierde grond toegelicht dat de afspraak dat [D] (of een aan hem verbonden vennootschap) geen oprichter of statutair bestuurder van Twycis kon zijn, ertoe strekte om mogelijke imagoschade van Twycis te voorkomen. Tussen [D] en ECP, een belangrijke eigen cliënte van Nearshoring, liep een gerechtelijke procedure en het werd in ieder geval door Nearshoring in het belang van Twycis geacht dat [D] (of een aan hem verbonden vennootschap) niet in enig register met betrekking tot Twycis zou voorkomen. Bekendheid met de betrokkenheid van [D] bij Twycis zou tot beslag onder (werkmaatschappijen van) Twycis hebben kunnen leiden. Dat inmiddels een eindvonnis is gewezen in de procedure tussen (onder meer) [D] en ECP laat volgens Nearshoring onverlet dat er nog grote gevoeligheden bestaan bij ECP jegens [D] .
3.1
De Ondernemingskamer constateert dat het voornemen om Multipotential tot statutair bestuurder te benoemen inmiddels niet meer op de agenda van de aandeelhoudersvergadering staat. De Ondernemingskamer komt daarom niet toe aan de beoordeling van de vraag of een voorgenomen benoeming van Multipotential tot statutair bestuurder, gelet op hetgeen daarover tussen partijen schriftelijk is vastgelegd (zie 2.4 en 2.5) onder de huidige omstandigheden (waarbij kan worden betrokken dat inmiddels executoriaal derdenbeslag ten laste van [D] is gelegd onder een werkmaatschappij van Nearshoring) een gegronde reden vormt voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken.
3.11
Ook de overige door Nearshoring aangevoerde feiten en omstandigheden vormen onvoldoende grond voor twijfel aan een juist beleid of juiste gang van zaken. Waar Nearshoring (vooral bij pleidooi) suggereert dat Twycis heeft te vrezen voor gebrek aan liquiditeit op korte termijn en voor ongecontroleerde onttrekkingen door (met name) [A] , heeft zij daarvoor onvoldoende aanknopingspunten verstrekt. Dat geldt temeer in het licht van het betoog van [A] dat de management fee voor alle bestuurders is verhoogd (en dus niet alleen voor [A] ) en voor alle bestuurders gelijk is en dat het juist Nearshoring was die het financiële beleid voerde om “niet-geoormerkte” gelden uit te keren aan de aandeelhouders. In ieder geval is dit punt onvoldoende geconcretiseerd om twijfel te doen rijzen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken. Voor zover Nearshoring erover klaagt dat zij als minderheidsaandeelhoudster zonder bestuursfunctie onvoldoende grip heeft op de vennootschap, wijst de Ondernemingskamer op de zorgplicht ten opzichte van Nearshoring die uit artikel 2:8 BW voortvloeit.
3.12
De conclusie luidt dat niet gebleken is van gegronde redenen om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen. Het verzoek moet daarom worden afgewezen. De Ondernemingskamer zal Nearshoring, als in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het geding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van Nearshoring Group Beheer B.V. af;
veroordeelt Nearshoring Group Beheer B.V. in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van Twycis Holding B.V. begroot op € 3.982;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C. Meijer, voorzitter, mr. A.J. Wolfs en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, prof. dr. mr. F. van der Wel RA en prof. drs. E. Eeftink RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.