Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
4.Standpunt van klaagster
5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder
6.Beoordeling
aankondigingtot beslaglegging gedaan.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht bestond uit vier onderdelen, waarbij klaagster stelde dat zij geen schuld meer had bij de gerechtsdeurwaarder, dat er onterecht beslag was gelegd onder de Belastingdienst, dat er ten onrechte beslag was gelegd op haar lease-auto, en dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat had gereageerd op haar verzoeken om duidelijkheid. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had eerder de klacht gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder een geldboete opgelegd. In hoger beroep heeft het hof klaagster in één klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat klaagster wel degelijk een schuld had openstaan en dat de gerechtsdeurwaarder binnen redelijke termijn op haar vragen had gereageerd. De beslissing van de kamer werd vernietigd en het hof bevestigde dat de gerechtsdeurwaarder correct had gehandeld.