ECLI:NL:GHAMS:2020:673

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
200.259.057/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder met meerdere klachtonderdelen en geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht bestond uit vier onderdelen, waarbij klaagster stelde dat zij geen schuld meer had bij de gerechtsdeurwaarder, dat er onterecht beslag was gelegd onder de Belastingdienst, dat er ten onrechte beslag was gelegd op haar lease-auto, en dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat had gereageerd op haar verzoeken om duidelijkheid. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had eerder de klacht gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder een geldboete opgelegd. In hoger beroep heeft het hof klaagster in één klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat klaagster wel degelijk een schuld had openstaan en dat de gerechtsdeurwaarder binnen redelijke termijn op haar vragen had gereageerd. De beslissing van de kamer werd vernietigd en het hof bevestigde dat de gerechtsdeurwaarder correct had gehandeld.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.259.057/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/635176 / DW RK 17/903
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 3 maart 2020
inzake
[gerechtsdeurwaarder],
voorheen gerechtsdeurwaarder te [plaats] , thans gedefungeerd,
appellant,
gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet, advocaat te Rotterdam,
tegen
[klaagster],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 3 mei 2019 een beroepschrift - met
bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 2 april 2019 (ECLI:NL:TGDKG:2019:38). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) van 6 september 2017 gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder een geldboete van € 1.500,- opgelegd.
1.2.
Klaagster heeft geen verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 december 2019. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
In deze zaak zijn de volgende feiten komen vast te staan.
3.1.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft twee dossiers in behandeling (gehad) van klaagster, te weten het dossier met nummer [nummer] (beslag onder de Belastingdienst) en het dossier met nummer [nummer] .
3.1.2.
In het dossier met nummer [nummer] is het volgende gebeurd.
3.1.3.
Bij brieven van 19 oktober 2015 en 30 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster bericht dat hij van zijn klant [X] B.V. (hierna: [X] ) de opdracht heeft gekregen tot incasso van een vordering van [Y] B.V. (hierna: [Y] ) op klaagster. Deze vordering is door middel van cessie overgenomen door [Z] B.V. (hierna: [Z] ). In beide brieven heeft de gerechtsdeurwaarder een specificatie opgenomen van de openstaande vordering.
3.1.4.
Op 19 januari 2016 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarder in opdracht van [Z] klaagster gedagvaard voor de kantonrechter te Arnhem op 9 maart 2016.
3.1.5.
Bij brief van 3 maart 2016 heeft [X] aan klaagster bericht:
“Naar aanleiding van uw verzoek treft u de gevorderde facturen aan. Daarnaast zenden wij u het contract tussen u en [Y] toe.
Wij achten de vordering in dit stadium terecht, derhalve zullen wij deze handhaven.
De totale vordering bedraag nu € 1.933,51 inclusief kosten. Dit bedrag kunt u overmaken op (…).
Een betalingsregeling is eventueel mogelijk, hiervoor hanteren wij de volgende criteria: (…).”
3.1.6.
Bij vonnis van 13 april 2016 van de kantonrechter te Arnhem is klaagster bij verstek veroordeeld om de vordering van [Z] inzake [Y] te voldoen.
3.1.7.
Bij exploot van 9 mei 2016 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarder voormeld vonnis aan klaagster betekend met bevel tot betaling.
3.1.8.
Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 14 mei 2016 bericht:
“Afgelopen week heb ik van u een brief ontvangen waarin de uitspraak van de rechtbank stond.
Wat ik zeer spijtig vindt is dat ik bij verstek veroordeeld ben terwijl ik geen oproep van de rechtbank heb ontvangen.
Ik ben heel erg lang aan het mailen geweest met [X] en [A] maar ik liep nog steeds tegen een muur.
Ik betwist daarom ook de vordering en ik heb bezwaar aangetekend bij de rechtbank.
Ik zou u vriendelijk willen verzoeken om de vordering even in de ijskast te zetten tot dat er een antwoord van de rechtbank binnen is.
Er klopt niets van en ik ben steeds de dupe van allerlei misstanden.
Ik zou u vriendelijk willen verzoeken waar dit mis is gegaan.
Mocht de vordering terecht zijn wil ik graag een betalingsregeling afspreken.
Ik heb bij u brief een uitgave/Inkomsten formulier gekregen maar het is mij niet duidelijk naar wie ik dat nu terug moet sturen.”
3.1.9.
Bij brief van 26 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster onder andere medegedeeld:
“U bent op 19 januari 2016 gedagvaard op uw adres. Als bijlage treft u een kopie van de dagvaarding.
Wij werken op basis van het reeds gewezen vonnis d.d. 13 april 2016, waarin u veroordeeld bent om de vordering (…) te voldoen. Bent u het niet eens met de vordering, dan staat het u vrij om juridisch advies in te winnen.
Wellicht ten overvloede delen wij u mede, dat het niet mogelijk is om uw zaak aan te houden. Uiteraard staan wij open voor een voorstel, teneinde de vordering te voldoen, daarom zien wij per ommegaande de uitgave- en inkomstenformulier tegemoet, zodat wij uw betalingsvoorstel kunnen voorleggen aan onze opdrachtgever [X] .”
3.1.10.
Eind juni 2016 is namens klaagster bij brief aan de gerechtsdeurwaarder verzocht om tot kwijtschelding van de vordering over te gaan. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 30 juni 2016 bericht dat [X] niet akkoord gaat met dit verzoek.
3.1.11.
Bij brief van 31 augustus 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat hij opdracht heeft gekregen ten laste van haar executiemaatregelen te nemen, onder meer door het leggen van beslag op een op naam van klaagster staand voertuig. In deze brief staat voorts vermeld:
“Ons kenmerk: [nummer]
Inzake: [Z] B.V.
(…)
Voor de laatste maal stellen wij u in de gelegenheid om de openstaande vordering ad€ 2.511,41 binnen vijf dagen na heden te voldoen op rekening (…), bij gebreke waarvan wij de opdracht ten uitvoer zullen leggen.”
3.1.12.
Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 4 september 2019 – kort samengevat – gevraagd om een overzicht waaruit blijkt dat zij een schuld moet betalen. De gerechtsdeurwaarder heeft hierop bij brief van 6 september 2017 gereageerd en daarbij een kopie van de dagvaarding van 19 januari 2016 en het vonnis van 13 april 2016 toegezonden.
3.1.13.
Eind september en begin oktober 2017 hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarder nader met elkaar gecorrespondeerd over de vordering van [Z] en het aangekondigde executoriale beslag op haar – naar zeggen van klaagster – lease-auto. De gerechtsdeurwaarder heeft hierbij nogmaals de brief van 6 september 2017 met bijlagen (kopie dagvaarding en vonnis) aan klaagster verzonden.
3.1.14.
Bij brief van 30 november 2017 heeft [Z] aan klaagster de tussen hen overeengekomen betalingsregeling bevestigd. Bij brief van 2 januari 2018 heeft [Z] aan klaagster een herinnering gestuurd aangaande de betalingsregeling.

4.Standpunt van klaagster

De klacht van klaagster bestaat uit de volgende onderdelen.
i. Klaagster had geen schuld (meer) openstaan bij [Z] .
ii. De gerechtsdeurwaarder heeft – zonder klaagster daarover te berichten – beslag gelegd onder de Belastingdienst.
iii. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte beslag gelegd op haar lease-auto.
iv. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder om duidelijkheid en overzichten gevraagd, maar van hem geen antwoord gekregen. Wel is haar eind augustus 2017 een dreigbrief gezonden. Er wordt volgens klaagster van alles opgeëist, maar op vragen wordt geen antwoord gegeven.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
In dit klachtonderdeel stelt klaagster dat er geen schuld (meer) open stond. Het hof volgt klaagster niet in deze stelling. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klaagster een schuld had open staan. Zij heeft hiervoor zelfs een betalingsregeling getroffen. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder nog laten weten dat het dossier van klaagster thans stilligt in afwachting van de tuchtprocedure.
Klachtonderdeel ii.
6.2.
Dit klachtonderdeel ziet op een beslag dat door de gerechtsdeurwaarder is gelegd in het dossier met nummer [nummer] . Uit de overgelegde stukken is het hof gebleken dat op dit klachtonderdeel reeds is beslist door de kamer voor gerechtsdeurwaarders bij beslissing van 14 november 2017 (ECLI:NL:TGDKG:2017:190). Tegen die beslissing stond ten tijde van het indienen van het onderhavige beroep geen beroep meer open. Het hof verklaart klaagster in dit klachtonderdeel dan ook niet-ontvankelijk.
Klachtonderdeel iii.
6.3.
Het hof acht dit klachtonderdeel eveneens ongegrond, aangezien de gerechtsdeurwaarder geen beslag op het voertuig van klaagster heeft gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft enkel een
aankondigingtot beslaglegging gedaan.
Klachtonderdeel iv.
6.4.
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij geen antwoord heeft gegeven op haar vragen om duidelijkheid en overzichten, alsmede dat hij haar een dreigbrief heeft toegezonden. Het hof is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder dit verwijt niet kan worden gemaakt. Uit het hierboven weergegeven feitencomplex blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klaagster steeds binnen een redelijke termijn antwoord heeft gegeven op haar vragen en verzoeken en van specificaties/overzichten heeft voorzien. Met de door klaagster genoemde dreigbrief wordt bedoeld de brief van 31 augustus 2017 (zie hierboven 3.1.11.). Naar het oordeel van het hof kan deze brief niet worden gekwalificeerd als dreigbrief. Het betreft een aankondiging tot het leggen van executoriaal beslag en die brief mocht de gerechtsdeurwaarder aan klaagster versturen. Dit betekent dat ook dit klachtonderdeel, anders dan de kamer heeft geoordeeld, ongegrond is.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw beslissende,
- verklaart klaagster in klachtonderdeel ii. niet-ontvankelijk;
- verklaart de klachtonderdelen i., iii. en iv. ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020 door de rolraadsheer.