Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
[getuige 1] , en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klager had op 5 april 2019 een beroepschrift ingediend tegen een eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die zijn klacht ongegrond had verklaard. De zaak betreft een ontruiming van een door klager gehuurde loods, waarin hij een kringloopwinkel dreef. De klager werd op 17 maart 2017 veroordeeld tot ontruiming van de loods vanwege acute brandgevaarlijke situaties. De gerechtsdeurwaarder heeft de ontruiming op 29 maart 2017 uitgevoerd, maar klager verwijt hem dat hij de volledige bedrijfsinventaris heeft afgevoerd en vernietigd zonder deze te beschrijven, en dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden.
Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder de goederen niet heeft vernietigd, maar deze aan de openbare weg heeft geplaatst, waarna de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder de goederen heeft laten vernietigen. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder, na voltooiing van de ontruiming, geen zorgplicht meer heeft ten aanzien van de ontruimde boedel, behoudens zeer bijzondere omstandigheden, die zich in dit geval niet voordoen. De stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder waardevolle spullen zelf moet opslaan of bij de gemeente in bewaring moet geven, wordt verworpen. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.