3.4Met grief 2 betoogt [appellant] dat de STI-regeling met de threshold op hem niet van toepassing was, omdat deze niet met hem is overeengekomen en hij die regeling ook niet kende en niet hoefde te kennen. Met grief 3 stelt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte zijn stelling heeft verworpen dat Sanoma de bonusregeling niet eenzijdig had mogen wijzigen. Met grief 4 klaagt [appellant] erover dat de kantonrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan de beslissende betekenis van het door partijen ondertekende bonusformulier over 2015. Deze drie grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Zij stellen in wezen de vraag of Sanoma, met een beroep op het niet halen van de voor 2015 ingevoerde threshold, aan [appellant] uitbetaling van de bonus over 2015 mocht onthouden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
3.5.1In zijn toelichting op grief 2 voert [appellant] onder andere aan dat de kantonrechter te veel waarde heeft toegekend aan de in de vaststellingsovereenkomsten uit 2013 (ov. 2.3) en 2015 (ov. 2.6) opgenomen bepalingen dat [appellant] recht heeft op een bonus overeenkomstig de ‘gangbare’ respectievelijk ‘geldende’ bonusregeling. Naar zijn zeggen heeft de kantonrechter miskend dat het Pensioenfonds zijn werkelijke werkgever was en, zo begrijpt het hof de randnummers 18 tot en met 26 van de memorie van grieven, dat met hem een van de overige Hay-50-werknemers afwijkende bonusregeling is overeengekomen. [appellant] heeft bij pleidooi in hoger beroep zijn standpunt bevestigd dat voor hem in 2013 en 2014 een van de overige Hay-50-werknemers afwijkende bonusregeling is gaan gelden, en dat hij voldeed aan de voor hem toepasselijke voorwaarden daarvan.
3.5.2Met [appellant] is op 5 februari 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij expliciet is overeengekomen dat voor hem een bonusregeling ging gelden van maximaal 35% over het vaste salaris ‘volgens de voor bestuurders van ondersteunende afdelingen gangbare bonusregeling’. De tekst van deze bepaling is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en biedt daarmee geen grond voor [appellant] stellingname dat hiermee werd overeengekomen dat voor hem uitsluitend zijn individuele oude bonusregeling zou blijven gelden. Weliswaar bepaalde de vaststellingsovereenkomst dat als uitgangspunt bij de nieuwe functie gold de voorheen geldende arbeidsvoorwaarden, maar de wijze waarop dat werd vormgegeven hield in dat voor de bonusregeling die voor [appellant] ging gelden werd aangesloten bij de bonusregeling voor vergelijkbare bestuurders. Aanknopingspunten dat partijen op 5 februari 2013 iets anders bedoeld hebben overeen te komen dan dat wat duidelijk op papier is gezet, en waarbij [appellant] juridisch werd bijgestaan, zijn niet gebleken.
3.5.3Op 5 februari 2013 werd de voor [appellant] geldende bonusregeling aldus gelijkgesteld aan de bonusregeling die voor bestuurders van ondersteunende afdelingen gold. [appellant] voert voor zijn betoog dat deze afspraak in 2013/2014 gewijzigd zou zijn, en dat voor hem toen een afwijkende regeling is gaan gelden, - naar het hof begrijpt - aan dat zijn individuele targets werden vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds, en dat hiervoor een eigen targetformulier werd gebruikt. Het hof verwerpt dit betoog. [appellant] heeft onder ede verklaard dat hij zelf de formulieren heeft samengesteld waarop zijn te behalen doelstellingen werden geformuleerd. Daaruit blijkt nog niet dat voor hem ook inhoudelijk een andere regeling dan voor de andere bestuurders is gaan gelden. Uit de bepaling in de vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van het dienstverband (ov. 2.6), dat de realisatie van de bonus 2015 in februari 2016 zal worden vastgesteld ‘overeenkomstig de bestaande bonusvoorwaarden’ volgt evenmin dat voor [appellant] een individuele, van de overige bestuurders afwijkende, bonusregeling was gaan gelden.
3.5.4Anders dan [appellant] betoogt, is het hof van oordeel dat op [appellant] in 2015 van toepassing was de voor overige bestuurders gangbare bonusregeling, de zogenaamde STI-regeling. Tussen partijen staat vast dat voor deze overige bestuurders, die behoren tot de Hay-50-werknemers, voor het jaar 2015 een zogenaamde threshold gold, inhoudende dat er over dat jaar slechts een bonus werd uitgekeerd, indien het groepsresultaat minimaal € 93 miljoen bedroeg.
3.5.5[appellant] heeft evenmin betoogd dat Sanoma in algemene zin niet bevoegd was voor deze overige bestuurders een dergelijke threshold vast te stellen. Voor zover hij wel bedoeld heeft dat te stellen, verwerpt het hof dat betoog, nu Sanoma onweersproken heeft gesteld dat de jaarlijks door de directie verplichte bonusuitgangspunten moeten worden gehanteerd bij het vaststellen van de doelstellingen en dat deze doelstellingen schriftelijk moeten worden vastgelegd. Deze schriftelijke vastlegging heeft immers plaatsgevonden in de Sanoma STI-regeling 2015.
3.5.6[appellant] heeft niet betoogd dat het aldus vaststellen van deze financiële doelstellingen voor alle overige bestuurders naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Hij heeft slechts aangevoerd dat hij aan deze threshold niet gebonden kan zijn, nu deze threshold niet individueel met hem is overeengekomen en hij hiervan zelfs niet op de hoogte was. Het hof overweegt hierover als volgt. De op [appellant] en de overige bestuurders toepasselijke bonusregeling houdt niet in dat iedere financiële doelstelling individueel moet zijn overeengekomen. Het opnemen van een algemene doelstelling zoals het behalen van een minimaal groepsresultaat is met die bonusregeling niet onverenigbaar.
3.5.7[appellant] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat vanwege het niet behalen van de threshold geen van de overige bestuurders in 2015 een bonus heeft ontvangen. In zoverre is [appellant] voor de bonustoekenning op gelijke wijze behandeld als de overige bestuurders, en dat was wat volgens de op 5 februari 2013 gesloten vaststellingsovereenkomst moest gebeuren. Het hof gaat er, met [appellant] , van uit dat [appellant] er gedurende een gedeelte van 2015 niet van op de hoogte was dat voor toekenning van een bonus de genoemde threshold gold. Die omstandigheid maakt echter niet dat de threshold voor [appellant] niet gold. Met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op 5 februari 2013 had [appellant] zijn eventuele bonusaanspraken gekoppeld aan de voor andere bestuurders geldende bonusregeling. Het lag daarmee op de weg van [appellant] om er zich van op de hoogte te houden welke voorwaarden daarvoor golden. Die voorwaarden waren kenbaar via het Sanoma HR-portal. [appellant] heeft als getuige verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat er een HR-portal bestond. [appellant] heeft aangevoerd dat hij daarop niet was aangesloten, maar dat nu ligt naar het oordeel van het hof in zijn risicosfeer: mede gelet op zijn - hoge - functieniveau had van hem mogen worden verwacht hetzij om toegang tot dat HR-portal te verzoeken, hetzij op andere wijze ervan op de hoogte te geraken welke bepalingen over de bonusregeling daarop vermeld stonden. Onjuist daarbij is [appellant] betoog dat zijn werkelijke werkgever het Pensioenfonds was. [appellant] werkgever was geïntimeerde. Een en ander neemt niet weg dat Sanoma zich actiever had kunnen opstellen en haar medewerkers die het betrof, onder wie [appellant] , expliciet had kunnen wijzen op de invoering van de threshold. Dat Sanoma daarvan heeft afgezien, brengt echter niet mee dat de threshold niet voor [appellant] is gaan gelden.
3.5.8Voor zover [appellant] bedoeld heeft (impliciet) te grieven tegen de overweging van de kantonrechter dat van een eenzijdige wijziging van de bonusregeling niet is gebleken, faalt dit betoog. De bonusregeling is door Sanoma niet eenzijdig gewijzigd, doch Sanoma heeft slechts invulling gegeven aan haar bevoegdheid voor het toekennen van bonussen doelstellingen te formuleren. Met het formuleren van de threshold werd de bonus ook gekoppeld aan het behalen van een groepsresultaat. De bonusregeling sloot dat niet uit. Anders dan [appellant] betoogt, is de bonus daarmee ook niet feitelijk afgeschaft: naar Sanoma onweersproken heeft gesteld is slechts in 2015 de threshold niet behaald, maar in 2014, 2016, 2017 en 2018 wel. De grieven 2 en 3 falen.
3.5.9Dat in het door [appellant] en de bestuurder van het Pensioenfonds ingevulde targetformulier voor 2015 geen melding wordt gemaakt van de threshold betekent niet dat die threshold voor [appellant] niet gold: zoals overwogen stond deze threshold vermeld in de Bonusregeling zoals die voor het jaar 2015 op Hay-50-werknemers, zoals [appellant] , toepasselijk was. Het formulier waarop voor [appellant] de targets stonden geformuleerd heeft daarom geen doorslaggevende betekenis. Grief 4 faalt.