ECLI:NL:GHAMS:2020:624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
200.249.638/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mediazaak over onrechtmatige beschikbaarstelling van artikel in online nieuwsarchief

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onrechtmatigheid van een artikel dat in 1999 door de Volkskrant is gepubliceerd over de vereniging Eurobizz Diamond Circles, waarvan [appellant] voorzitter was. [Appellant] heeft de Volkskrant verzocht om de publicatie uit haar online archief te verwijderen, omdat deze onrechtmatig zou zijn en schadelijk voor zijn reputatie. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten die in het artikel zijn vermeld voldoende steun vinden in het feitenmateriaal, en dat de publicatie niet onrechtmatig is. Het hof heeft daarbij de belangen van de Volkskrant, als uitgever van een dagblad, en de vrijheid van meningsuiting afgewogen tegen de belangen van [appellant]. Het hof concludeert dat de Volkskrant een publiek belang dient met haar berichtgeving over piramidespelen en dat [appellant] als publieke figuur meer publiciteit moet dulden. De vordering van [appellant] is afgewezen en het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.249.638/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/639201 / HA ZA 17-1217
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 maart 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Blakborn te Amsterdam,
tegen
DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. C. Wildeman te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en de Volkskrant genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 7 november 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en de Volkskrant als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie overeenkomstig de appeldagvaarding, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog zijn in hoger beroep opnieuw geformuleerde vordering zal toewijzen, met veroordeling van de Volkskrant in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
De Volkskrant heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.7, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant] heeft bij grief 1 aangevoerd dat hij, anders dan de rechtbank heeft vastgesteld, wel aan Google heeft gevraagd om de gewraakte publicatie uit de resultaten van de zoekmachine te verwijderen. Het hof zal bij het vaststellen van de feiten daarmee rekening houden. De feiten zijn in hoger beroep voor het overige niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant] is onder meer zanger en eigenaar van E-Mousse Management, een producent van podiumkunst. Sinds 1 januari 1996 was [appellant] voorzitter en penningmeester van de vereniging Eurobizz Diamond Circles (hierna: Eurobizz). In juli 1999 werd het faillissement van Eurobizz uitgesproken.
2.2
Op 7 juli 1999 verscheen naar aanleiding van het faillissement van Eurobizz in de Volkskrant een artikel met de kop “
Piramidespel Eurobizz Diamond is failliet” (hierna: de publicatie). De publicatie luidt als volgt:
De Surinaamse piramide-organisatie Eurobizz Diamond Circles is failliet. Het faillissement is aangevraagd door de vereniging Consument & Geldzaken, die al meer dan een jaar lang de belangen behartigt van 35 slachtoffers van Eurobizz...
Van onze verslaggever 7 juli 1999, 00:00
Consument & Geldzaken heeft hoop dat er nog iets valt terug te halen van de naar schatting vijf miljoen gulden die door nietsvermoedende Surinamers en Antillianen zijn afgedragen aan Eurobizz. Al meer dan een jaar ligt beslag op de beleggingsrekening van Eurobizz in België. [X] van Consument & Geldzaken hoopt dat het grootste deel van het geld op die rekening staat, maar hij weet dat niet. “Als we daar niet verder komen, zullen we het bestuur van Eurobizz aanspreken”, zegt [X] . Eurobizz is een vereniging die zonder notariële akte is opgericht. Dat betekent dat bestuurders aansprakelijk zijn voor alles wat de vereniging doet. Voorzitter van de vereniging is [appellant] . Ook enkele van zijn familieleden zijn lid van het bestuur. [appellant] leerde het kunstje van het piramidespel toen begin jaren negentig Top Stars, een ander piramidespel, Nederland aandeed. In die periode doken plotseling vele piramidespellen op, waarvan Titan de grootste was. In Titan zouden tientallen miljoenen zijn verdwenen. [appellant] had ook contacten met een andere grootheid uit het Nederlandse piramidewezen, [Y] . [Y] kreeg landelijke bekendheid met zijn piramidespel Orpithon, waarmee hij zeventien miljoen gulden binnenhaalde. Eurobizz Diamond Circles hield bijeenkomsten in diverse Euro Motels. Hoe de bijeenkomsten verliepen, weet [X] niet, maar wel hoe ze eindigden: deelnemers legden grif 7000 gulden in. “Ik ken gevallen van mensen die ettelijke keren zo’n bedrag hebben ingelegd. Mensen die meenden met de fantastische opbrengst eindelijk terug te kunnen naar Suriname of naar de Antillen”, zegt [X] . De activiteiten van Eurobizz liggen al lang stil. Piramidespellen werden in mei vorig jaar verboden. Sindsdien probeert Consument & Geldzaken het geld van de klanten terug te krijgen, maar op een enkele kleine betaling na is daarvan niets terecht gekomen.’
2.3
Het archief van de Volkskrant is op haar website gratis voor iedereen toegankelijk. Indien in de zoekmachine Google Search de zoekopdracht “
[appellant]” wordt ingevoerd, verschijnt een URL die naar de bronwebpagina van de publicatie verwijst.
2.4
[appellant] heeft de Volkskrant in maart 2011 verzocht de publicatie niet langer via haar website beschikbaar te stellen en onder meer de zoekmachine Google Search te verzoeken de publicatie uit het cache geheugen te verwijderen. [appellant] stelde daarbij dat de publicatie onrechtmatig zou zijn. De Volkskrant heeft het verzoek van [appellant] niet ingewilligd.
2.5
[appellant] heeft in oktober 2012 en november 2012 contact met de ombudsvrouw van de redactie van de Volkskrant gehad en de Volkskrant verzocht de publicatie te verwijderen en in elk geval zijn naam uit de publicatie te verwijderen. Bij e‑mail van 30 november 2012 heeft de ombudsvrouw van de redactie van de Volkskrant het verzoek van [appellant] afgewezen.
2.6
In augustus 2015 en december 2016 is de Volkskrant namens [appellant] nogmaals aangeschreven met het verzoek de publicatie (uit haar archief) te verwijderen of aan te passen. De Volkskrant heeft [appellant] in beide gevallen wederom bericht niet tot verwijdering of aanpassing van de publicatie in haar archief te zullen overgaan.
2.7
[appellant] heeft de exploitant van Google Search bij e-mail van 11 oktober 2017 en bij brief van 29 maart 2017 verzocht de publicatie te verwijderen uit de zoekresultaten van een zoekopdracht op zijn naam. Google is daartoe echter niet overgegaan.

3.Beoordeling

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank primair de Volkskrant beveelt de publicatie te verwijderen en verwijderd te houden, en subsidiair de Volkskrant beveelt tot het anonimiseren, dan wel verwijderen van de persoonsgegevens van [appellant] in de publicatie, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Volkskrant in de proceskosten met nakosten en rente. [appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de publicatie onrechtmatig is omdat daarin ten onrechte op negatieve wijze naar [appellant] wordt verwezen, de toon van de publicatie suggestief is en de publicatie aantoonbaar feitelijke onjuistheden bevat. De Volkskrant heeft haar zorgplicht geschonden aangezien de in de publicatie weergegeven feiten geen steun vinden in het op het moment van publicatie beschikbare feitenmateriaal. Bovendien is [appellant] destijds niet in de gelegenheid gesteld zich over de inhoud van de publicatie uit te laten. De onjuiste berichtgeving berokkent zowel zakelijk als privé schade aan de eer en goede naam van [appellant] . Als gevolg daarvan willen derden geen zaken met hem doen. Door internet en zoekmachines als Google Search ondervindt hij van de publicatie na bijna twintig jaar nog steeds nadelige gevolgen, aldus [appellant] . De Volkskrant heeft verweer gevoerd.
3.2
De rechtbank overweegt, samengevat, dat [appellant] onvoldoende heeft aangedragen om zijn stellingen aan te merken als een verzoek gestoeld op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en dat zij daarom niet toekomt aan de beoordeling van een beroep op het recht om vergeten te worden. [appellant] heeft voorts onvoldoende onderbouwd dat er een noodzaak is tot inperking van de uitingsvrijheid van de Volkskrant. Het verwijderen van de publicatie, althans het verwijderen van de naam van [appellant] uit die publicatie, staat niet in verhouding tot het door [appellant] beoogde doel, naar de rechtbank begrijpt het afschermen van de zoekresultaten op zijn naam via de zoekmachine van Google. [appellant] miskent de minder vergaande mogelijkheid Google daartoe aan te spreken. Dit klemt te meer omdat [appellant] heeft verzuimd bijtijds stappen tegen de publicatie te ondernemen. Gelet op het voorgaande kan de vraag of de publicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW in het midden blijven, zo overweegt de rechtbank. Een en ander leidt tot de beslissing de vordering van [appellant] af te wijzen en hem in de proceskosten te veroordelen.
3.3
[appellant] heeft in dit hoger beroep zijn vordering op onderdelen opnieuw geformuleerd en vordert thans, zakelijk weergegeven, de Volkskrant te bevelen primair de publicatie uit haar archief te verwijderen en uit haar archief en van haar website verwijderd te houden en subsidiair zijn persoonsgegevens in de publicatie te verwijderen dan wel deze aan te passen door niet zijn volledige naam op te nemen in de publicatie maar deze in te korten tot zijn voorletter dan wel voornaam en de eerste letter van zijn achternaam.
3.4
De grieven 2 tot en met 10 van [appellant] zijn gericht tegen de afwijzing van zijn vordering en tegen de overwegingen die tot die beslissing hebben geleid. Het hof ziet aanleiding de grieven gezamenlijk te behandelen en zal in het navolgende de diverse in die grieven aangekaarte onderwerpen bespreken.
Het toetsingskader
3.5
De grieven zijn allereerst gericht tegen het door de rechtbank gehanteerde toetsingskader. [appellant] heeft, zo stelt hij, nimmer een beroep gedaan op het recht op vergetelheid en ook nimmer de Volkskrant verzocht te bewerkstelligen dat de vindbaarheid van de publicatie via Google wordt aangepast. Doel van dit geding is het verwijderen van de publicatie uit het nieuwsarchief van de Volkskrant, en de grond van de vordering is dat de publicatie onrechtmatig is jegens [appellant] . [appellant] heeft slechts als argument in het kader van de bij de beoordeling toe te passen belangenafweging aangevoerd dat zijn belang er mede in is gelegen dat hij niet tot in lengte van jaren wordt geconfronteerd met (de gevolgen van) de volgens hem onjuiste berichtgeving in de publicatie en in dat verband erop gewezen dat het belang van de Volkskrant bij het bewaren van archieven in het kader van de te maken afweging minder zwaar weegt dan dat bij de initiële publicatie.
3.6
Het hof stelt vast dat de primaire vordering van [appellant] gericht is op verwijdering van de publicatie uit het nieuwsarchief dat op de website van de Volkskrant is te raadplegen. Die vordering is, zoals uit de processtukken blijkt, gestoeld op de stelling dat de publicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Dat was ook in eerste aanleg al het geval. Het had dan ook voor de hand gelegen dat de rechtbank zou beoordelen of het beschikbaar houden van de publicatie op de website van de Volkskrant mede in het licht van de betrokken grondrechten onrechtmatig was jegens [appellant] . Het hof zal dit alsnog doen.
3.7
Bij de beantwoording van de vraag of de publicatie onrechtmatig is jegens [appellant] staat voorop dat het recht van de Volkskrant op vrijheid van meningsuiting ingevolge artikel 10 EVRM slechts kan worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de eer en goede naam van anderen. Laatstbedoelde situatie doet zich voor indien de publicatie onrechtmatig zou zijn jegens [appellant] in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van de Volkskrant is er met name in gelegen dat zij zich als uitgever van een dagblad en beheerder van een aan dat dagblad gelieerde website kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. In dat verband heeft zij een secundaire rol die bestaat in het toegankelijk houden van (artikelen in) nieuwsarchieven en een daarmee corresponderend belang bij volledigheid daarvan. Het belang van [appellant] is met name erin gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen. In dat verband verdient opmerking dat op de Volkskrant een verplichting rust om toe te zien op de juistheid van de in het archief opgenomen informatie die verder gaat dan haar verantwoordelijkheid bij het publiceren van het artikel, nu van enige urgentie geen sprake meer is (EHRM, 10 maart 2009, The Times). Het hof zal hierna de in dit geschil van belang zijnde omstandigheden bespreken.
Steun in de feiten
3.8
[appellant] klaagt erover dat de strekking van de publicatie is dat hij miljoenen guldens afhandig heeft gemaakt van de leden van Eurobizz, terwijl daarvoor geen aanwijzingen zijn. De curator in het faillissement van Eurobizz heeft, zo voert [appellant] in dit verband aan, blijkens een door hem als productie overgelegde verklaring van de curator, geen gebreken en geen ongebruikelijke transacties in de administratie van Eurobizz aangetroffen. In het artikel wordt volgens [appellant] voorts ten onrechte de indruk gewekt dat hij zich zou hebben ingelaten met (andere) piramidespelen zoals Top Stair, Titan of Orpithon en dat hij contact heeft gehad met de inmiddels veroordeelde [Y] . Deze beweringen zijn feitelijk onjuist, aldus nog steeds Gorré.
3.9
De Volkskrant heeft daar, reeds in eerste aanleg, het volgende tegenover gesteld. In de publicatie wordt niet beweerd dat [appellant] zich ten koste van de leden van Eurobizz heeft verrijkt. Er staat alleen in dat [appellant] als voorzitter van Eurobizz aansprakelijk is voor de schulden van de vereniging Eurobizz. Alleen al uit de eigen uitlatingen van [appellant] maar ook uit overige feiten en omstandigheden is af te leiden dat Eurobizz zich bezig hield met een piramidespel, dat [appellant] eerder betrokken was bij het piramidespel Top Stair en dat [appellant] contact had met [Y] . De feitelijke beweringen in het artikel zijn dus wel degelijk juist, aldus de Volkskrant.
3.1
Het hof zal eerst ingaan op de door [appellant] gestelde feitelijke onjuistheden. [appellant] heeft blijkens een door hem als bijlage 4 bij inleidende dagvaarding overgelegde ‘verklaring onder ede’ verklaard dat hij een bijeenkomst van Top Stair heeft bijgewoond, daar geld heeft ingelegd en daarmee succes heeft gehad. Ook heeft hij verklaard dat hij erachter kwam dat veel mensen niet succesvol waren met het systeem van Top Stair en dat hij het geen eerlijk systeem vond. Hij heeft vervolgens met vrienden Eurobizz opgericht. Het systeem dat Eurobizz hanteerde was, naar zeggen van [appellant] , gebaseerd op een combinatie van het traditionele kasgeldsysteem en beleggingen op de beurs: een cirkel systeem. Zij werden overvallen door het grote aantal mensen dat zich aansloot bij de vereniging, ook omdat mensen in een periode van zestien weken tot drie keer hun inleggeld konden verdienen, zo wordt in de verklaring van [appellant] vermeld.
3.11
De Volkskrant heeft er met verwijzing naar eerdere artikelen in haar dagblad op gewezen dat Top Stair (in de publicatie abusievelijk aangeduid als Top Stars) in de jaren negentig een bekend piramidespel was dat veel aandacht in de media kreeg, hetgeen [appellant] niet althans niet gemotiveerd heeft betwist. De bewering in de publicatie dat [appellant] ‘het kunstje van het piramidespel’ van Top Stair heeft geleerd, implicerend dat [appellant] eerder betrokken was bij een piramidespel, vindt gelet op het voorgaande voldoende steun in de feiten, waaronder de eigen verklaring van [appellant] . De Volkskrant heeft daarnaast aangevoerd dat Eurobizz in een aantal media werd aangeduid als piramidespel of piramideclub (De Stem, 6 februari 1996, Trouw, 5 februari 1997, ANP, 6 juli 1999, Reformatorisch Dagblad, op dezelfde dag als de publicatie). Ook dit heeft [appellant] niet bestreden. Uit een en ander blijkt dat ook de bewering dat Eurobizz een piramidespel was, althans zich daarmee bezighield, voldoende steun vindt in de feiten. De verklaring onder ede van [appellant] draagt aan deze conclusie bij. Uit die verklaring blijkt immers dat sprake was van een onwaarschijnlijk hoog en snel rendement, waarvoor [appellant] geen andere verklaring geeft dan dat Eurobizz ‘een combinatie van kasgeld en beleggingen’ hanteerde. De gang van zaken past bij een piramidespel, althans een daarop gelijkend spel. Het beeld dat bij Eurobizz sprake was van een piramidespel wordt bovendien versterkt door de mededeling van [appellant] in zijn e-mail van 20 november 2012 aan de Volkskrant dat hij, omdat hij voorzitter was van Eurobizz, in België uiteindelijk is veroordeeld tot een jaar voorwaardelijke gevangenisstraf. De Volkskrant heeft in dit verband onbetwist aangevoerd dat veel organisatoren van piramidespelen uiteindelijk via het Belgische strafrecht zijn bestraft voor hun handelen.
3.12
[appellant] heeft in bedoelde e-mail van 20 november 2012 aan de Volkskrant tevens geschreven dat [Y] ‘de vereniging’ had benaderd om beleggingen ‘voor ons’ te gaan doen. Dat geeft voldoende feitelijke steun voor de bewering in de publicatie dat [appellant] contact heeft gehad met [Y] . [appellant] was immers voorzitter en penningmeester van de vereniging Eurobizz en weet kennelijk van het - door hem niet nader toegelichte - contact van [Y] met Eurobizz. Het had op de weg van [appellant] gelegen om, ter onderbouwing van zijn stelling dat hij [Y] niet kende, meer inzicht te geven in de gang van zaken op dit punt.
3.13
Het hof constateert verder dat de publicatie niet inhoudt dat [appellant] miljoenen guldens afhandig heeft gemaakt van de leden van Eurobizz. Er wordt slechts beweerd dat derden, kennelijk doelt de schrijver van het artikel op de inleggers, vijf miljoen gulden hebben afgedragen aan Eurobizz. Ook wordt meegedeeld dat een belangenbehartiger hoopt dat het grootste deel van dat geld op de beleggingsrekening van Eurobizz in België, waarop beslag is gelegd, staat en dat, indien dat niet zo is, de bestuurders van Eurobizz waaronder dus [appellant] zullen worden aangesproken. [appellant] heeft niet aangevoerd dat deze feitelijke beweringen onjuist zijn, met name niet dat deelnemers vijf miljoen gulden hebben ingelegd en dat dit bedrag (mogelijk) deels nog op de beleggingsrekening van Eurobizz staat en dat deel dus kennelijk tot de beslaglegging niet aan de leden van Eurobizz is teruggegeven.
3.14
Van al deze door feitelijkheden ondersteunde beweringen gaat mogelijk de suggestie uit dat [appellant] zichzelf heeft verrijkt. [appellant] heeft niet toegelicht dat, en op welke wijze, de suggestie van zelfverrijking wordt versterkt door de manier waarop de feiten in de publicatie zijn gepresenteerd, terwijl het hof na lezing van de publicatie evenmin is gebleken dat deze in bedoelde zin tendentieus zou zijn.
3.15
De conclusie van een en ander is dat de feitelijke beweringen die in de publicatie worden gedaan, voldoende steun vinden in het feitenmateriaal. Dat dat feitenmateriaal, met name door de verklaring en de e-mail van [appellant] zelf, deels pas na de oorspronkelijke publicatie boven tafel is gekomen, is in dit verband van onvoldoende betekenis.
Overige omstandigheden
3.16
[appellant] klaagt voorts erover dat geen sprake is geweest van wederhoor. De Volkskrant heeft daarop gereageerd door aan te voeren dat het wegens het tijdsverloop niet meer is te achterhalen wie de auteur van het artikel is geweest, laat staan of gelegenheid is gegeven tot wederhoor. Het geven van de gelegenheid tot wederhoor is bovendien niet in alle gevallen vereist, aldus de Volkskrant.
3.17
Hieromtrent wordt het volgende overwogen. Uit de publicatie blijkt niet dat [appellant] is gevraagd om zijn visie. Kern van het artikel, wat de persoon [appellant] betreft, is zijn betrokkenheid bij het organiseren van een piramidespel. [appellant] heeft niet aangevoerd dat het toepassen van wederhoor wat die kern betreft zou hebben geleid tot een andere inhoud van de publicatie. Dat ligt ook niet voor de hand, want ook in dit geding is hij niet in staat gebleken in voldoende mate te ontzenuwen dat hij betrokken is geweest bij het organiseren van een piramidespel. Dat geen wederhoor is toegepast is in het licht hiervan slechts van ondergeschikt belang.
3.18
De Volkskrant heeft aangevoerd dat het publieke belang is gediend met haar berichtgeving over piramidespelen. Het onderwerp is maatschappelijk van belang omdat veel mensen ernstig worden benadeeld door die piramidespelen. Dat blijkt mede uit het (in het artikel vermelde) feit dat een belangenvereniging van consumenten zich hard maakt voor het terughalen van de inzet van deelnemers. [appellant] heeft een en ander niet bestreden. Gelet op de aard van de problematiek is het hof van oordeel dat met de publicatie het publieke belang destijds was gediend en met handhaving van het artikel in het archief nog steeds is gediend.
3.19
De Volkskrant heeft tevens aangevoerd dat [appellant] een publieke figuur is. Niet alleen omdat hij voorzitter was van Eurobizz, maar ook omdat hij een succesvolle carrière heeft in de muziek, vader is van een bekende dj en omdat hij regelmatig foto’s plaatst op zijn instagram-account van publieke aangelegenheden, waarop hij samen met enkele bekende Nederlanders is te zien. Het hof is met de Volkskrant van oordeel dat [appellant] door zijn activiteiten, en met name door zijn voorzitterschap van Eurobizz, zich meer publiciteit moet laten welgevallen dan gemiddeld het geval is. Wel zal het hof er rekening mee houden dat niet is gebleken dat [appellant] buiten hetgeen de Volkskrant in dat verband heeft aangevoerd, actief de publiciteit zoekt.
3.2
Partijen hebben gedebatteerd over de betekenis van het tijdsverloop in dit geschil. De Volkskrant heeft aangevoerd dat zij door het tijdsverloop tussen de datum van publicatie en het instellen van de vordering ‘ernstig in haar verdediging wordt geschaad’ en dat dit een zelfstandige reden oplevert voor afwijzing van de vordering. Er is volgens haar door dit tijdsverloop geen plaats meer voor het opleggen van een sanctie. [appellant] voert van zijn zijde aan dat het voor hem in 1999 niet voorzienbaar was dat de online publicatie van het artikel hem heden nog zou achtervolgen en schaden. Met het verstrijken van de jaren wordt het juist dwingender hem te beschermen tegen feitelijk onjuiste publicaties, aldus [appellant] .
3.21
De Volkskrant heeft, behoudens wat het wederhoor betreft, niet toegelicht op welke wijze zij door het tijdsverloop zou zijn geschaad in haar positie. Er is dan ook onvoldoende grond haar standpunt te volgen. Wel zal het hof, nog afgezien van hetgeen daaromtrent reeds hiervoor is overwogen, in het kader van de belangenafweging niet zwaar tillen aan het feit dat niet meer is aan te tonen dat wederhoor is toegepast. De stelling van [appellant] dat het verstrijken van de jaren het juist dwingender maakt hem te beschermen tegen de onderhavige publicatie gaat niet op en zijn beroep op de EHRM-jurisprudentie over de verplichtingen van een krant als het gaat om berichtgeving in een archief evenmin, alleen al omdat niet is gebleken dat de publicatie feitelijke onjuistheden bevat.
Afsluiting
3.22
Aldus is gebleken dat de publicatie in voldoende mate steun vindt in het feitenmateriaal en dat weliswaar niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van wederhoor maar dat daaraan slechts in geringe mate betekenis toekomt. Voorts is vast komen te staan dat met de publicatie een publiek belang is gediend en dat [appellant] op de hiervoor beschreven wijze een publieke figuur is. Alles afwegende, dient in dit geval de vrijheid van meningsuiting aan de zijde van de Volkskrant te prevaleren in het licht van haar taak om maatschappelijk relevante feiten in haar publicaties aan de orde te stellen. Dat [appellant] lichtvaardig is blootgesteld aan verdachtmakingen, is daar tegenover in onvoldoende mate gebleken. Van een onrechtmatige publicatie is dan ook geen sprake.
3.23
[appellant] voert ook nog aan dat het online, in een archief, toegankelijk houden van een op zichzelf rechtmatige publicatie onrechtmatig handelen kan opleveren, mede gelet op de hogere eisen die aan de krant worden gesteld. De feiten en omstandigheden die [appellant] heeft genoemd en die volgens hem maken dat dit zich dit geval voordoet zijn deels hiervoor reeds besproken. [appellant] heeft daaraan nog toegevoegd en onderbouwd dat hij ook nu, twintig jaar later, in zakelijke contacten wordt geconfronteerd met de inhoud van de publicatie en dat zulks tot gevolg zou hebben dat zakelijke relaties worden beëindigd. Dat weegt echter in de gegeven omstandigheden niet in voldoende mate op tegen het belang van de Volkskrant, en het daarmee tegelijkertijd gegeven maatschappelijk belang, om een compleet en integer online te raadplegen archief te behouden.
3.24
[appellant] heeft, naast voormelde negatieve gevolgen, geen bijzondere redenen aangevoerd waarom ondanks het ontbreken van onrechtmatigheid er toch aanleiding is de publicatie slechts in geanonimiseerde vorm in het archief toegankelijk te maken. Het als geruime tijd bestaande journalistieke gebruik aangaande de aanduiding van verdachten in een strafzaak kan niet als zodanig gelden alleen al omdat hij geen verdachte was. De conclusie is dan ook dat er geen grond is tot toewijzing van enig onderdeel van het gevorderde.
3.25
De slotsom is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Volkskrant begroot op € 726,- aan verschotten en € 1.074,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020.