ECLI:NL:GHAMS:2020:617

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
200.260.332/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank die de vrouw, verweerster in hoger beroep, het eenhoofdig gezag over de kinderen had toegewezen. De man had de kinderen al geruime tijd niet gezien en voerde aan dat de vrouw ten onrechte met het eenhoofdig gezag was belast, wat niet in het belang van de kinderen zou zijn. De vrouw daarentegen stelde dat er sprake was van huiselijk geweld en dat de communicatie tussen de ouders verstoord was, wat het noodzakelijk maakte dat zij alleen met het gezag over de kinderen werd belast.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de man niet had meegewerkt aan de hulpverlening en dat er ernstige conflicten waren geweest tussen de ouders, waarbij de kinderen getuige waren geweest van verbaal en fysiek geweld. De vrouw had ervoor gekozen om rust te creëren in de thuissituatie en had hulpverlening geaccepteerd. Het hof concludeerde dat de kinderen klem en verloren waren geraakt tussen de ouders en dat het in hun belang noodzakelijk was dat de vrouw alleen met het gezag over hen werd belast.

De beslissing van het hof was om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen. Het hof benadrukte dat de man recht had op informatie over de kinderen, ook zonder gezag, en dat de vrouw had beloofd om hem regelmatig te informeren via e-mail.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.260.332/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/277106 / FA RK 18-4282
Beschikking van de meervoudige kamer van 25 februari 2020 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.J.J. van der Heiden te Den Helder.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • de na te noemen minderjarige [A] (hierna ook: [kind A] );
  • de na te noemen minderjarige [B] (hierna ook [kind B] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank), van 27 februari 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 27 mei 2019 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 februari 2019.
2.2
Bij journaalbericht van 11 juli 2019, ingekomen ter griffie van dit hof op 12 juli 2019, heeft de man het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg ingediend.
2.3
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [kind A] gesproken.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 16 januari 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door mr. A. Leibbrand, advocaat te Heerhugowaard, waarnemend voor mr. Engels voornoemd;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.
Als informant is opgeroepen de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de GI). Namens de GI is de gezinsmanager verschenen.
De vrouw heeft een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Uit het op 7 augustus 2013 door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn - voor zover hier van belang - geboren:
- [kind A] , [in] 2004;
- [kind B] , [in] 2008 (hierna tezamen: de kinderen).
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 7 juni 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. De ondertoezichtstelling van de kinderen is nadien telkens verlengd, laatstelijk tot 7 juni 2020.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, overeenkomstig het inleidend verzoek van de vrouw, het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen beëindigd en is de vrouw belast met het eenhoofdig gezag over hen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, alsnog het inleidend verzoek van de vrouw af te wijzen.
4.3
De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan de orde is de vraag of de vrouw met het eenhoofdig gezag over de kinderen moet worden belast, zoals de rechtbank bij de bestreden beschikking heeft gedaan.
5.2
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is (zie artikel 1:251a lid 1 BW).
In hoger beroep is niet in geschil dat nu de man de kinderen al geruime tijd niet heeft gezien, sprake is van een wijziging van omstandigheden als hierboven bedoeld.
5.3
De man voert aan dat de rechtbank ten onrechte [kind A] niet in de gelegenheid heeft gesteld haar mening kenbaar te maken. Nu [kind A] op 21 januari 2020 tijdens een gesprek met de voorzitter alsnog aan het hof haar mening over het onderhavige geschil heeft kenbaar gemaakt, is het hof van oordeel dat deze omissie in eerste aanleg – voor zover daarvan al sprake is geweest – naar behoren is hersteld.
5.4
De man is van mening dat de vrouw ten onrechte met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast. Dit is niet in het belang van de kinderen. De man en de vrouw hebben ieder een nieuwe partner. Deze partners waren voorheen met elkaar gehuwd. Ook zij hebben last van ex-partnerproblematiek. Dat alles veroorzaakt spanningen tussen partijen, die niet uitsluitend te wijten zijn aan de man, maar ook aan de vrouw. Zo heeft de vrouw de man de toegang belemmerd tot het ziekenhuis waar [kind A] , die diabetes heeft, was opgenomen. De vrouw maakt gebruik van haar machtspositie, sluit de man buiten en betrekt hem niet bij gezagsbeslissingen. De ouders wonen bij elkaar in de buurt en de kinderen hebben het bij beide ouders naar hun zin. Hulpverlening dient te worden ingezet om ervoor te zorgen dat de kinderen niet met spanningen tussen de ouders worden belast. De man heeft de kinderen al geruime tijd niet gezien en mist hen. Uit verdriet daarover heeft hij jegens de vrouw en de hulpverlening een passieve houding aangenomen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man verzocht om een onderzoek door de raad te gelasten.
5.5
De vrouw heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank terecht het eenhoofdig gezag over de kinderen aan haar heeft toegekend. Er is sprake geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. De belangrijke beslissingen die over de kinderen moeten worden genomen, leiden tot ruzie tussen de ouders. De communicatie tussen de ouders is verstoord. De GI heeft aan de omgang tussen de man en de kinderen voorwaarden gesteld. De man weigert daaraan te voldoen en is daarom op dit moment niet betrokken bij het leven van de kinderen.
5.6
De GI heeft ter zitting in hoger beroep laten weten dat zij geen contact heeft gekregen met de man. De vrouw is uit de strijd gestapt, omdat uithuisplaatsing van de kinderen dreigde. Zij is verhuisd, wat voor rust heeft gezorgd. De man heeft begeleide omgang geweigerd. De kinderen hebben nu rust en ruimte. De man laat niet zien dat hij dingen doet die goed zijn voor de kinderen. Hij accepteert begeleide omgang niet. De man wil kennelijk betrokken worden bij de kinderen, maar was bij de zitting ter zake de verlenging ondertoezichtstelling niet aanwezig.
5.7
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De ouders hebben een belast verleden. De situatie tussen hen veroorzaakt veel problemen bij de kinderen. Hulpverleningstrajecten als Kinderen uit de knel en Ouderschap Blijft zijn niet mogelijk gebleken. De kinderen hebben belang bij rust. Daartoe is eenhoofdig gezag noodzakelijk. Gezien het verloop van de ondertoezichtstelling en hetgeen de gezinsmanager naar voren heeft gebracht, zal een onderzoek door de raad, zoals de man ter zitting in hoger beroep heeft verzocht, waarschijnlijk niet tot een andere uitkomst leiden, aldus de raad.
5.8
Het hof overweegt als volgt. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en ziet in de omstandigheden van de zaak, die hierna worden beschreven, geen aanleiding de raad te verzoeken onderzoek te doen.
5.9
Het hof onderschrijft de beslissing van de rechtbank en hetgeen daartoe in de bestreden beschikking is overwogen. Er zijn jarenlang ernstige conflicten geweest tussen de ouders, waarbij de kinderen getuige zijn geweest van verbaal en fysiek geweld. Toen de situatie zodanig was geëscaleerd dat uithuisplaatsing van de kinderen dreigde, heeft de vrouw ervoor gekozen rust te creëren in de thuissituatie en heeft zij hulpverlening geaccepteerd. Gebleken is dat de man tot op heden niet meewerkt met de hulpverlening. Ook ter zitting in hoger beroep heeft de man desgevraagd verklaard dat hij niet wil en zal voldoen aan de door de GI gestelde voorwaarden om het contact tussen hem en de kinderen te herstellen, waaronder omgang onder begeleiding. Door deze houding heeft de man al geruime tijd geen contact gehad met de kinderen, terwijl in elk geval [kind A] heeft laten weten de man te missen.
Gezien de leeftijd van de kinderen zullen beslissingen veelal in overleg met hen worden genomen. Overleg tussen de man en de kinderen is echter in de huidige omstandigheden niet mogelijk. Communicatie tussen de ouders is er evenmin. In overleg met de GI is besloten dat de ouders elkaar uitsluitend via de GI kunnen bereiken, per e-mail. Nu de man nalaat contact op te nemen met de GI – hij heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard niet te beschikken over het telefoonnummer van de GI – is er al enige tijd geen enkele communicatie tussen de ouders.
In deze omstandigheden is het hof evenals de rechtbank van oordeel dat de kinderen klem en verloren zijn geraakt tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat daarin op korte termijn verandering zal komen. Ook anderszins is het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de vrouw alleen met het gezag over hen wordt belast.
5.1
De man heeft nog verklaard dat hij het gezag over de kinderen wil behouden om informatie van de vrouw over de kinderen te verkrijgen, zodat hij weet wat er speelt. Dat maakt de beslissing van het hof echter niet anders, nu de man recht heeft op informatie van de vrouw over de kinderen ook zonder dat hij gezag over hen heeft. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep laten weten dat zij de man regelmatig per e-mailbericht (via de GI) zal informeren over de kinderen. Het hof gaat er vanuit dat zij deze belofte gestand zal doen.
5.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. A. van Haeringen en mr. J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. T. Mekkelholt als griffier, en is op 25 februari 2020 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.