ECLI:NL:GHAMS:2020:598
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- P. Greve
- A.M. van Amsterdam
- M. Jurgens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vermindering of kwijtschelding van betalingsverplichting in ontnemingszaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot vermindering of kwijtschelding van een betalingsverplichting die aan de veroordeelde was opgelegd. De veroordeelde, geboren in 1962 en wonende te [adres], had op 30 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend op grond van artikel 577b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit verzoek was gericht op het kwijtschelden van een bedrag van € 205.330,60, dat hem was opgelegd ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals vastgesteld in een eerder arrest van het hof van 11 augustus 2017.
Tijdens de behandeling van het verzoek op 27 januari 2020, zijn zowel de veroordeelde als de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De beoordeling van het hof richtte zich op de draagkracht van de veroordeelde. Artikel 577b, tweede lid, Sv stelt dat voor toewijzing van een verzoek tot vermindering of kwijtschelding, moet komen vast te staan dat de veroordeelde nu en in de toekomst onvoldoende draagkracht heeft om aan de betalingsverplichting te voldoen.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij van plan is zijn werk als stoffeerder weer op te pakken en verwacht daarmee een bescheiden inkomen van ongeveer € 4.000 netto per maand te verdienen. Het hof oordeelde dat, gezien deze mededeling, niet aannemelijk was dat de draagkracht van de veroordeelde in de toekomst onvoldoende zou zijn om aan de betalingsverplichting te voldoen. Daarom heeft het hof het verzoek tot kwijtschelding of vermindering van het bedrag afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam.