ECLI:NL:GHAMS:2020:581

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
200.261.847/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en schorsing tenuitvoerlegging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de huurovereenkomst tussen [appellant] en de woningstichting Eigen Haard is ontbonden. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld om de woning te ontruimen binnen twee maanden na betekening van het vonnis en heeft de vordering van Eigen Haard toegewezen. [appellant] heeft in hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, omdat hij stelt dat hij door de executie in een noodtoestand zal komen te verkeren. Het hof heeft de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belang bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang van Eigen Haard bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door Eigen Haard, en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.261.847/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7443483 CV EXPL 19-283
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 februari 2020
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. W.H. Boomstra te Amsterdam,
tegen
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.G. Blokziel te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Eigen Haard genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 20 juni 2019 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 20 mei 2019, onder voormeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als gedaagde en Eigen Haard als eiseres.
De appeldagvaarding, met producties, bevat de grieven, een incidentele vordering strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis op de voet van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alsmede een bewijsaanbod. In de hoofdzaak concludeert [appellant] tot vernietiging van het bestreden vonnis en het alsnog afwijzen van de vorderingen van Eigen Haard, met kosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad. Op de eerst dienende dag heeft [appellant] overeenkomstig voormeld exploot geconcludeerd.
Eigen Haard heeft bij antwoordconclusie in incident geantwoord, onder overlegging van een productie, en geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen, met veroordeling van [appellant] in de (na)kosten van dit incident.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling in het incident

2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover voor het incident van belang, om het volgende. [appellant] huurt van Eigen Haard de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde). Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde ontbonden en [appellant] veroordeeld om het gehuurde te ontruimen binnen twee maanden na betekening van het vonnis. Daarnaast heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het anders of meer gevorderde is afgewezen.
2.2
De gronden die [appellant] aan zijn incidentele vordering ten grondslag heeft gelegd bestaan uit alle stellingen die hij in eerste aanleg en in hoger beroep heeft aangevoerd, waaronder begrepen de grieven in de appeldagvaarding en de toelichting daarop. [appellant] stelt voorts dat hij door de executie van het bestreden vonnis in een noodtoestand zal komen te verkeren, aangezien de huurovereenkomst is ontbonden en hij is veroordeeld om het gehuurde binnen twee maanden na betekening van het bestreden vonnis te ontruimen. Het belang van Eigen Haard bij een spoedige tenuitvoerlegging dient in dezen te wijken voor zijn belang bij handhaving van de bestaande toestand, aldus [appellant] .
2.3
Eigen Haard heeft verweer gevoerd, op gronden die hierna, voor zover nodig, zullen worden weergegeven.
2.4
Bij de beoordeling van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, waarin over de uitvoerbaarheid bij voorraad ongemotiveerd is beslist, stelt het hof het volgende voorop (vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
2.5
Voor zover [appellant] de onderhavige incidentele vordering baseert op inhoudelijke bezwaren tegen het bestreden vonnis, heeft te gelden dat het hof in het kader van dit incident niet op die bezwaren kan ingaan en dat thans op het oordeel in de hoofdzaak niet kan worden vooruitgelopen. Overigens is niet gesteld of gebleken dat het bestreden vonnis op een kennelijke misslag berust. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er omstandigheden zijn die meebrengen dat zijn belang bij behoud van de bestaande situatie zolang niet op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Eigen Haard bij de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. [appellant] heeft weliswaar gesteld dat hij door de executie van het bestreden vonnis in een noodtoestand zal komen te verkeren maar de enkele omstandigheid dat hij het gehuurde zal hebben te ontruimen is daartoe onvoldoende. Op grond hiervan oordeelt het hof dat er geen omstandigheden zijn die kunnen rechtvaardigen dat van het hiervoor onder 2.4 opgenomen uitgangspunt wordt afgeweken, zodat de incidentele vordering van [appellant] tot schorsing van de tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
2.6
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.7
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door Eigen Haard.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van [appellant] af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak eindarrest zal worden gewezen;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 14 april 2020 voor het nemen van een memorie van antwoord door Eigen Haard;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, L.A.J. Dun en D. J. van der Kwaak en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.