2.1De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.21, de vaststaande feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. De vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1[appellanten] hebben op 7 december 2005 twee hypothecaire geldleningen met de contractnummers [nummer] en [nummer] afgesloten bij de DSB Bank N.V. (hierna: DSB Bank) voor een totaalbedrag van € 184.700.
2.1.2[appellant sub 1] heeft op 7 december 2005 al zijn rechten die voortvloeien uit de door hem bij Reaal Levensverzekeringen N.V. en DSB Leven gesloten verzekeringen verpand aan DSB Bank.
2.1.3Bij notariële akte van 20 februari 2006 is ter zekerheid van de nakoming van de verplichting uit de hypothecaire geldleningen aan DSB Bank een hypotheekrecht verleend op de woning van [appellanten] aan de [adres] te [woningplaats] (hierna: de woning).
2.1.4Op 19 oktober 2009 is DSB Bank failliet verklaard, onder aanstelling van de curatoren.
2.1.5Vervolgens is een betalingsachterstand ontstaan met betrekking tot de hypothecaire geldleningen. Bij brieven van onder meer 9 december 2009 en 28 december 2009 heeft DSB Bank [appellanten] verzocht de achterstand in te lopen.
2.1.6Op 7 april 2010 heeft DSB Bank de beide leningen vervroegd opgeëist wegens het niet aanzuiveren van de ontstane betalingsachterstand.
2.1.7Bij brief van 11 november 2011 hebben curatoren als volgt aan [appellanten] bericht:
“Op 19 september 2011 hebben twee belangenorganisaties en vijf rechtsbijstandorganisaties met curatoren overeenstemming bereikt over een compensatieregeling voor klanten van DSB Bank N.V. Dit akkoord is het resultaat van een langdurig en intensief overleg tussen partijen.
Duidelijk is geworden dat de zorgplicht ten opzichte van bepaalde klanten is geschonden. Met het akkoord komen curatoren aan klachten over die gebreken in de zorgplicht tegemoet. (…)
U heeft eerder aangegeven dat in uw geval de overeenkomst(en) die door bemiddeling van DSB Bank tot stand zijn gekomen, gebreken vertonen. Met deze brief bieden wij u de vergoeding aan waarop u aanspraak kunt maken volgens het akkoord. Wij gaan ervan uit dat u hiermee de genoegdoening wordt geboden waar u zolang op heeft moeten wachten.”
De aangeboden compensatie had alleen betrekking op poliscompensatie en betreft een bedrag van € 9.073. Indien [appellanten] van mening zijn dat aan hen meer krediet is verstrekt dan het bedrag dat maximaal aan hen diende te worden verstrekt (bovenmatig verstrekt krediet), dienen zij dat aan te geven. [appellanten] zijn op dit aanbod niet ingegaan.
2.1.8Bij e-mailbericht van 3 juli 2013 hebben de curatoren, voor zover van belang, als volgt aan [appellanten] bericht:
“Er is geen sprake van een – zoals u dat noemt – “betwistbare hypothecaire schuld”, maar van een situatie waarin u gedurende lange tijd uw verplichtingen niet (geheel) nakomt. Nu u niet (volledig) betaalt, rest ons niets anders dan uw woning zo spoedig mogelijk executoriaal te verkopen. (…) De veiling is slechts te voorkomen indien u alsnog per omgaande de gehele achterstand en alle veilingkosten voldoet.”
2.1.9Bij brief van 10 juli 2013 hebben curatoren, voor zover van belang, als volgt aan [appellanten] bericht:
“Helaas moeten wij nog steeds constateren dat u een betalingsachterstand heeft op uw hypotheken van totaal € 26.310,91.
(…)
Aangezien u structureel uw afspraken niet nakomt rest ons niets anders dan u voor de volgende keuze te stellen:
-U kunt BINNEN VIJF DAGEN NA HEDEN zorg dragen voor een volledige betaling van € 26.310,91 (…)
-Indien u niet aan uw betalingsverplichting kunt voldoen stellen wij u eenmalig in de gelegenheid om een notariële onherroepelijke volmacht tot onderhandse verkoop te tekenen. (…)
-Indien u aan geen van bovenstaande opties voldoet, zullen wij over 5 dagen een notariskantoor de opdracht geven uw woning zo spoedig mogelijk te veilen.”
2.1.10Bij brief van 13 september 2013 hebben de curatoren, voor zover van belang, als volgt aan [appellanten] bericht:
“u moet de schuld – maar in ieder geval de gehele achterstand – inlossen, bij gebreke waarvan het huis geveild zal worden.”
2.1.11Bij brief van 1 oktober 2013 hebben de curatoren aan [appellanten] bericht dat de woning op 20 november 2013 in het openbaar zal worden verkocht. Vervolgens is de veiling met een maand uitgesteld tot 20 december 2013 en daarna tot 20 januari 2014.
2.1.12Bij brief van 22 november 2013 hebben de curatoren een compensatievoorstel aan [appellanten] gedaan. In dit compensatievoorstel staat, voor zover van belang:
“Op 19 september 2011 hebben twee belangenorganisaties en de Stichting Belangen Rechtsbijstandverzekerden DSB met curatoren overeenstemming bereikt over een
compensatieregeling voor klanten van DSB Bank N.V. (…)
Met deze brief bieden wij u voor de verschillende onderdelen van de compensatieregeling de uitkomst van de compensatieberekening en een overzicht van de uitgangspunten waarop uw compensatie is gebaseerd. (…)
Het voorstel in deze brief heeft een beperkte geldigheidsduur van 10 weken. Na het verstrijken van deze termijn vervalt dit aanbod.
Totaalbedrag compensatie
Het totaal van uw compensatie bedraagt:
€ 36.366,00
Het totaalbedrag aan compensatie bestaat uit:
poliscompensatie € 9.746,00
compensatie voor overkreditering € 26.620,00
De compensatie voor overkreditering wordt – na verrekening met eventuele eerder kwijtgescholden bedragen en achterstanden – uitsluitend verrekend met uw openstaande kredieten.
(…)
Finale kwijting
Door akkoord te gaan met de in deze brief aan u geboden compensatie (…) verleent u algehele en finale kwijting voor al hetgeen u in verband met uw koopsompolis(en) (…) en kredietovereen komst(en) mogelijk zou kunnen vorderen van DSB Bank”
2.1.13Teneinde de inmiddels door DSB Bank aangezegde executoriale verkoop van de woning te staken, hebben [appellanten] een daartoe strekkende vordering ingediend bij de voorzieningenrechter. De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 december 2013. Van de zijde van de curatoren is toen een pleitnotitie voorgedragen waarin onder punt 4.18 onder meer staat:
“Overigens merken Curatoren op dat indien de heer [appellant sub 1] en mevrouw [appellante sub 2] het compensatievoorstel van Curatoren zouden accepteren dit bedrag in mindering wordt gebracht op de openstaande som, waarmee de betalingsachterstand en de gemaakte kosten voor de veiling volledig voldaan zouden worden. Executoriale veiling van de Woning zou in dat geval niet nodig zijn. (…)”
2.1.14Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 20 december 2013 is de vordering van [appellanten] afgewezen.
Het door [appellanten] op 15 januari 2014 ingestelde hoger beroep hebben zij op 14 april 2014 ingetrokken.
2.1.15In een e-mail van 9 januari 2014 heeft mr. M.S. Breeman, de advocaat van de curatoren, aan (onder anderen) [appellanten] geschreven, voor zover relevant:
“(…) Inmiddels zult u kennis hebben genomen van het vonnis van de kortgedingrechter van de rechtbank Limburg waarin de rechter uw vordering tot uitstel van de executoriale veiling heeft afgewezen. Curatoren van DSB bank zullen gelet op dit vonnis in beginsel uw woning executoriaal veilen, het pandrecht op de REAAL-polis uitwinnen en andere rechtsmaatregelen nemen.
Zoals tijdens onze bespreking op 12 december 2013 aangegeven zijn curatoren bereid voor een periode van 6 maanden te proberen de woning onderhands te verkopen op basis van een door u te ondertekenen onherroepelijke notariële volmacht. Indien uw woning niet binnen 6 maanden onderhands wordt verkocht gaan curatoren alsnog over tot veiling. Voorwaarde voor onderhandse verkoop is wel dat u vanaf heden weer de maandelijkse verplichtingen onder de kredietovereenkomst zult nakomen.
Tijdens onze bespreking op 12 december 2013 vertelde u mij aanvankelijk niet bereid te zijn maandelijkse betalingen te hervatten. Wellicht dat u na lezing van het vonnis en/of inzage in de eindafrekening daar anders over denkt. Daarom doe ik u bij deze namens curatoren nogmaals het aanbod zoals in de vorige alinea omschreven. Dit aanbod geldt tot aanstaande woensdag 15 januari 2014 17.00u. Indien u voor dit tijdstip het aanbod niet heeft aanvaard en een onherroepelijke volmacht heeft afgegeven dan vervalt het aanbod en zullen curatoren rechtsmaatregelen treffen, waaronder het veilen van uw woning. (…)”
2.1.16Op 20 januari 2014 hebben [appellanten] bij de ondertekening van het compensatievoorstel een voorbehoud gemaakt. Nadat DSB Bank op 29 januari 2014 heeft bericht het voorbehoud niet te accepteren, zijn [appellanten] op 4 februari 2014 zonder voorbehoud akkoord gegaan met het compensatievoorstel.
2.1.17Bij verzoekschrift van 12 maart 2014 heeft DSB Bank de voorzieningenrechter goedkeuring ex artikel 3:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gevraagd voor de onderhandse verkoop op 11 maart 2014 van de woning aan Koopwoning Vastgoed ’92 B.V.
2.1.18Op 13 maart 2014 heeft DSB Bank een uitkering van € 49.201,79 ontvangen in verband met de afkoop van de aan DSB Bank verpande Reaal-polis van [appellant sub 1] .
2.1.19Bij brief van 20 maart 2014 hebben de curatoren onder meer aan [appellanten] bericht dat een regeling tot stand was gekomen met betrekking tot de compensatie en dat de gehele achterstand was ingelopen door verrekening op 7 maart 2014 met het compensatiebedrag. Verder staat in de brief dat met Bureau Kredietregistratie (hierna: BKR) een regeling is getroffen over achterstandscoderingen voor klanten die voor een compensatie volgens het Akkoord op Hoofdlijnen in aanmerking komen. Voor ieder krediet waarbij door verrekening van het compensatiebedrag de achterstand volledig wordt ingelopen, zal de codering op dat krediet worden verwijderd, hetgeen betekent dat in het Centraal Krediet Informatiesysteem van BKR niet zichtbaar zal zijn dat er een achterstand is geweest.
2.1.20Op 22 april 2014 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek van DSB Bank om goedkeuring te verkrijgen voor de onderhandse verkoop van de woning (zie rov. 2.1.17) plaatsgevonden. Vervolgens is bij beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 25 april 2014 de verzochte goedkeuring verleend.
2.1.21De woning is op 22 mei 2014 voor een koopprijs van € 93.512,00 overgedragen aan Koopwoning Vastgoed ’92 B.V. Laatstgenoemde heeft de woning op 26 mei 2014 voor een koopprijs van € 103.700,00 via de reguliere markt (door)verkocht.
2.1.22Het door [appellanten] tegen de beschikking van 25 april 2014 (zie rov. 2.1.20) ingestelde hoger beroep, is op 25 november 2014 door het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch verworpen.
2.1.23Op 4 februari 2015 hebben [appellanten] nog een nabetaling ontvangen van € 225,12, omdat bij het algemeen verbindend verklaren van de compensatieregeling (bij arrest van dit hof van 4 november 2014) enkele aanpassingen van de regeling zijn gemaakt.
2.1.24De inning van de restschuld heeft de DSB Bank uitbesteed aan Unisolve. Daarover hebben de curatoren op 15 juli 2015 brieven gestuurd aan [appellant sub 1] en aan [appellante sub 2] . In die brieven staat onder meer dat over het uitstaande saldo de wettelijke rente is verschuldigd.
2.1.25In een door de DSB Bank aan [appellanten] gezonden rekeningoverzicht van 18 juli 2015 staat onder meer dat de restschuld op 1 juli 2015 € 50.081,42 bedraagt.
2.1.26In brieven van 20 juli 2015 aan [appellant sub 1] en [appellante sub 2] schrijft Unisolve onder meer dat het openstaande saldo heden € 50.081,42 bedraagt en dat per 1 juli 2015 over dat bedrag de wettelijke rente is verschuldigd.
2.1.27In een op 20 januari 2016 door DSB Bank aan [appellanten] toegezonden jaaropgave over 2015 staat dat de lening op 31 december 2015 € 0,00 bedroeg.