In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de ontruiming van een standplaats voor een woonwagen. De appellant, [huurder], is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de huurovereenkomst door de verhuurder, [verhuurder], buitengerechtelijk is ontbonden. Dit gebeurde naar aanleiding van een sluitingsbevel van de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet, vanwege de aanwezigheid van een grootschalige hennepkwekerij in de woonwagen van [huurder]. De kantonrechter heeft de vorderingen van de [verhuurder] toegewezen, met uitzondering van de ontruimingskosten.
In het hoger beroep heeft [huurder] betoogd dat de kantonrechter niet het juiste toetsingskader heeft gehanteerd en dat de buitengerechtelijke ontbinding niet rechtsgeldig was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de [verhuurder] in redelijkheid van haar bevoegdheid tot ontbinding gebruik heeft gemaakt, gezien de ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst door [huurder]. Het hof heeft vastgesteld dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij een ernstige inbreuk op de huurovereenkomst vormde en dat [huurder] verantwoordelijk was voor de staat van het gehuurde, ook tijdens zijn afwezigheid.
Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en [huurder] veroordeeld tot ontruiming van de standplaats, alsook tot betaling van een gebruiksvergoeding voor de periode dat hij de standplaats zonder recht of titel heeft gebruikt. Tevens zijn de kosten van ontruiming toegewezen op vertoon van een specificatie van die kosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de mogelijkheden voor verhuurders om in te grijpen bij ernstige overtredingen van de huurovereenkomst.