ECLI:NL:GHAMS:2020:569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
200.149.943/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg van tussenarrest inzake schadevergoeding voor verloren vliegtuigonderdelen

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 25 september 2018, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2020 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen TMF AIRMARINE B.V. en HELLMANN WORLDWIDE LOGISTICS B.V. TMF AIRMARINE B.V. heeft schadevergoeding gevorderd van Hellmann, naar aanleiding van het verlies van vliegtuigonderdelen die zich in een douane-entrepot bevonden. Het hof heeft eerder een deskundige benoemd om de waarde van de verloren onderdelen te bepalen. In het deskundigenrapport is de waarde vastgesteld op $ 338.695,88, maar TMF heeft bezwaren geuit tegen de wijze van waardering en de conclusies van de deskundige. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor een aanvullend deskundigenbericht, waarin de deskundige moet reageren op de bezwaren van TMF. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat het aanvullende rapport is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.149.943/01
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/524140/HA ZA 12-1022
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 februari 2020
inzake
TMF AIRMARINE B.V.,
gevestigd te Rijnwoude,
appellante in principaal appel,
verweerster in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. H.M. Punt te Amsterdam,
tegen:
HELLMANN WORLDWIDE LOGISTICS B.V.,gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam.

1.Het verdere procesverloop

Partijen worden hierna wederom TMF en Hellmann genoemd.
Op 25 september 2018 heeft het hof wederom een tussenarrest gewezen. Daarbij heeft het hof een deskundige benoemd en de hoogte vastgesteld van het voorschot dat aan de deskundige toekomt.
Nadat de deskundige op 23 april 2019 zijn schriftelijk bericht ter griffie had ingediend, hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- memorie na deskundigenbericht van Hellmann;
- memorie na deskundigenbericht, met producties, van TMF;
- akte houdende uitlating producties, tevens overlegging productie, van Hellmann;
- akte tevens vermeerdering eis van TMF;
- antwoordakte houdende bezwaar vermeerdering van eis van Hellmann;
- akte uitlating productie TMF.
Ten slotte is opnieuw arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het kader van de beoordeling van de stelling van TMF dat zij door het verlies van de vliegtuigonderdelen schade heeft geleden ter grootte van € 1.416.746,54, althans € 1.390.000,=, van welke stelling de bewijslast bij TMF rust, heeft het hof een deskundigenbericht gelast. In het tussenarrest van 25 september 2018 heeft het hof de deskundige opgedragen de volgende vraag te beantwoorden:
1. Wat was op 25 juli 2003 de waarde in het economisch verkeer van de partij vliegtuigonderdelen die zich bevond in het douane-entrepot van Hellmann?
a. De waarde in het economisch verkeer dient u te bepalen op de wijze zoals in rov. 2.5 tot en met 2.5.3 van het tussenarrest van 27 maart 2018 is beschreven.
b. U wordt verzocht daarbij uit te gaan van de onderdelen vermeld op het overzicht dat als productie 6 bij appeldagvaarding tevens houdende memorie van grieven door TMF in het geding is gebracht.
c. Voorts wordt u verzocht daarbij ervan uit te gaan dat de onderdelen zich vóór vernietiging in goede staat bevonden.
d. Verder dient u daarbij de navolgende aspecten mee te wegen:
i. i) het moet gaan om onderdelen met een identiek part-nummer, of op zijn minst om onderdelen met exact dezelfde toepassingsmogelijkheden;
ii) de ouderdom van de onderdelen (ofwel de tijd verstreken sinds de productie ervan);
iii) de aanwezigheid van de voor gebruik van de onderdelen verplichte luchtwaardigheidscertificaten en de ouderdom daarvan (ofwel de tijd verstreken sinds de afgifte daarvan);
iv) de staat van de onderdelen, in de zin van gebruikt of ongebruikt;
v) de juiste kwalificatie van de staat van de vernietigde onderdelen (factory new, new, new surplus, overhauled, repaired, etc.)
2.2
Ter beantwoording van deze vraag heeft de deskundige een rapport uitgebracht. De deskundige heeft zijn conceptrapportage aan partijen gestuurd en bij afzonderlijke brieven op hun schriftelijke commentaren gereageerd. In het definitieve rapport (“het deskundigenrapport”) heeft hij onder meer vermeld:

6.De beantwoording van de vragen

6.1
Waarvan de deskundige uitgaat
Bij beoordeling is uitgegaan van het overzicht dat als productie 6 is ingebracht.
Verder is ervan uitgegaan dat de onderdelen zich vóór vernietiging in goede staat bevonden
Verder uitgangspunten zijn omschreven in bijlage “A”
6.2
Eigen beschouwing
Na bestudering van de bijgeleverde informatie concluderen wij dat de onderdelen als vermeld in productie 6 geclassificeerd dienen te worden als New Surplus en niet als New.
Voor berekeningen zijn we uitgegaan van in de industrie bekende en alom geaccepteerde standaarden.
6.3
Antwoorden op de vragen
De waarde van de partij vliegtuigonderdelen in het economische verkeer die zich op 25 juli 2003 in het douane-entrepot van Hellman bevond is door ons vastgesteld op $ 338.695,88 (zie bijlages A&B).
Uit (de bijlagen bij) het deskundigenrapport volgt onder meer dat volgens de deskundige
- via de site van Partsbase de meest gedetailleerde informatie kan worden gevonden voor dit soort onderdelen. Op die site staat de complete inkoophistorie van de Amerikaanse overheid vermeld, inclusief de aanschafwaarde ten tijde van de aanbesteding. Tevens wordt de huidige waarde van de onderdelen vermeld indien nog van toepassing;
- per vliegtuigonderdeel op Partsbase is gekeken naar de aanschafwaarde van de artikelen rond 2003 op basis van aanbestedingen door de USAF (United States Air Force);
- is berekend wat de gemiddelde prijsstijging is geweest van 1994 tot 2003 van de onderdelen die op Partbase waren te vinden en met die informatie de prijs in 2003 is berekend van de ontbrekende onderdelen waarvoor op Partsbase noch op andere platforms informatie werd gevonden;
- een onderscheid is gemaakt tussen enerzijds onderdelen in
new surplusconditie (het overgrote deel) en anderzijds onderdelen in
overhauledconditie (“OHC”), waarvoor een afzonderlijke berekeningssystematiek is toegepast;
- onderdelen met een
JAA form onezijn geleverd, waardoor er geen enkele terugkoppeling is naar fabrikant en fabrikagedatum. De deskundige meent dat de onderdelen daarom als
new surplusmoet worden beschouwd. Onderdelen in new surplus conditie betreffen vaak overtollige voorraad nieuwe onderdelen van een operator, die niet herleidbaar zijn naar de oorspronkelijke fabrikant (de “OEM”) en die op de markt wordt aangeboden voor prijzen variërend van 30%-60% van de nieuwwaarde. Daarom is de deskundige hierbij uitgegaan van een marktprijs van 50% van de nieuwwaarde;
- drie onderdelen in 1997 in OHC conditie zijn aangekocht en een J-79 motor betreffen, geproduceerd door General Electric (“GE”). Voor twee van die onderdelen bevatte Partsbase geen informatie en van het derde onderdeel was de informatie te twijfelachtig. De nieuwprijs van de drie onderdelen in OHC conditie in 2019 is daarom teruggerekend naar 2003, op basis van de bij GE gebruikelijke prijsverhogingen van 5% à 6% per jaar; vervolgens is de deskundige uitgegaan van een verkoopwaarde in OHC van 65% daarvan, zijnde de in de industrie maximaal acceptabele prijs voor een onderdeel in OHC.
2.3.
Volgens Hellmann heeft de deskundige op een inzichtelijke en goed gemotiveerde wijze het onderzoek verricht. Zij meent dat de vordering van TMF moet worden afgewezen, althans dat de schade moet worden begroot op maximaal het door de deskundige vastgestelde bedrag, een en ander onder aftrek van hetgeen Hellmann reeds heeft voldaan (zij stelt een bedrag van € 278.447,98 naar de derdengeldrekening van de advocaat van TMF te hebben overgemaakt), met veroordeling van TMF in de kosten van het deskundigenbericht en de procedure.
2.4
Volgens TMF bevat het deskundigenrapport, zowel wat betreft de wijze van totstandkoming als de inhoud daarvan, dusdanige tekortkomingen dat het hof daarop zijn oordeel niet kan baseren. Zij heeft haar bezwaren tegen de conceptrapportage op hoofdlijnen kenbaar gemaakt aan de deskundige. Nadat dit slechts op ondergeschikte punten tot wijziging van het deskundigenrapport had geleid, heeft zij haar bezwaren in haar memorie nader toegelicht. Ter onderbouwing van haar betoog heeft TMF verwezen naar een rapport van The Valuation Company (volgens TMF een in Nederland gevestigde onderneming die zich uitsluitend bezighoudt met het waarderen van bedrijfsactiva), waaraan zij heeft gevraagd commentaar te geven op de inhoud van het deskundigenbericht en zelf een waardering van de vernietigde onderdelen per de vernietigingsdatum te maken. The Valuation Company heeft in dat verband op haar beurt aan Aviation Asset Management Inc. (“AAMI”), een in de Verenigde Staten gevestigde onderneming die zich volgens TMF uitsluitend bezighoudt met de waardering van vliegtuigen en vliegtuigonderdelen, verzocht om de feitelijke waardering uit te voeren en het deskundigenrapport van commentaar te voorzien. Het rapport van AAMI is door TMF als productie in het geding gebracht. Tevens heeft TMF aan de eveneens in de Verenigde Staten gevestigde Mission Solution Group (“MSG”) verzocht een zogenoemde
white paperop te stellen waarin de wijze van totstandkoming van de in Partsbase vermelde prijzen en de factoren die daarop van invloed zijn wordt beschreven.
2.5
Het hof constateert dat het in dit stadium nog behoefte heeft aan een reactie van de deskundige op de volgende bezwaren van TMF (verwezen wordt naar de paragrafen en randnummers in de memorie na deskundigenbericht van TMF):
in het deskundigenbericht lijkt buiten beschouwing te zijn gebleven dat de prijs voor onderdelen die direct leverbaar zijn (zoals de vernietigde onderdelen waren) hoger is dan de prijs van onderdelen met een levertijd (
lead time) pleegt te zijn (3.3.3, randnummer 29);
de deskundige vermeldt dat hij naar de aankoopprijs van onderdelen “rond 2003 heeft gekeken” maar uit het deskundigenbericht blijkt niet hoe hij de aankoopprijs uit een ander jaar dan 2003 heeft herleid tot de prijs in 2003 (3.3.6, randnummer 36);
de deskundige heeft een aantal vliegtuigonderdelen door middel van een reconstructie gewaardeerd maar daarbij niet toegelicht
a. waarom hij een gemiddelde marge toepast op alle onderdelen, terwijl de waardestijging van het ene type onderdeel niet gelijk hoeft te zijn aan die van een ander type onderdeel (3.4.2, randnummer 42);
b. waarom hij voor de herberekening van de periode 1993 tot en met 2003 een vast percentage van 142% hanteert, terwijl hij voor herberekeningen voor de periode daarna een jaarlijkse lineaire toename van 5% toepast (3.4.4, randnummers 48, 49);
2.6
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor aanvullend deskundigenbericht. In dat bericht zal de deskundige moeten laten weten of de hiervoor aangehaalde bezwaren terecht zijn: zo neen, waarom niet en zo ja, tot welke aanpassing in de waardering van de vliegtuigonderdelen dat leidt. De deskundige hoeft partijen niet in de gelegenheid te stellen op zijn concept aanvullend deskundigenbericht te reageren. Op de rol van vier weken na het aanvullend deskundigenbericht zullen partijen namelijk gelijktijdig een akte na aanvullend deskundigenbericht mogen nemen.
2.7
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 24 maart 2020 voor aanvullend deskundigenbericht als bedoeld in rov. 2.5 en 2.6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.C.W. Rang en D.J. van der Kwaak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.