Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Verder verloop van het geding in hoger beroep
- memorie van grieven;
- akte overlegging producties van de zijde van [X] ;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte nadere bespreking memorie van antwoord van de zijde van [X] ;
- antwoordakte van de zijde van de curator.
2.De feiten
3.De beoordeling
grief 1komt [X] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de vorderingen van [X] - behoudens de vordering uit hoofde van onrechtmatige daad - uitsluitend betrekking hebben op de salarisverhoging behorende bij zijn functie als bestuurder en niet op zijn arbeidsovereenkomst met [bedrijf 1] en eventueel daaruit voortvloeiende aanspraken. [X] betoogt dat alle door hem ingestelde vorderingen onder de arbeidsrechtelijke verhouding tussen hem en [bedrijf 1] vallen.
director’s feeswas onderworpen aan een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van [bedrijf 1] , wordt het betoog van de curator dat de salarisverhoging bij gebreke van een zodanig besluit op grond van artikel 2:14 BW nietig is, verworpen.
grief 2betoogt [X] dat de rechtbank is uitgegaan van een verkeerde bewijslastverdeling. Volgens hem rust op de curator de bewijslast ter zake van de door hem gestelde opschortende voorwaarde voor salarisverhoging. Met
grief 3komt [X] op tegen het oordeel dat hij onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat [bedrijf 1] in een betere financiële positie is komen te verkeren. Beide grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
we had the cash to cover it”.Voor de vraag wat hieronder moet worden verstaan dient niet uitsluitend te worden afgegaan op de taalkundige betekenis van deze bewoordingen (alhoewel die taalkundige betekenis van groot belang is), maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden aan de bewoordingen redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis (vgl. HR 12 januari 2001, NJ 2001,199). Naar het oordeel van het hof heeft [X] aannemelijk gemaakt dat [bedrijf 1] voor zijn aanvullende werkzaamheden bestaande uit het voeren van de directie van een aantal aan [bedrijf 1] gelieerde vennootschappen een salarisverhoging zou betalen op het moment dat [bedrijf 1] voldoende liquide middelen had om die salarisverhoging van € 15.000,- te kunnen betalen. De stelling van de curator dat de afspraak inhield dat deze liquide middelen moesten zijn verkregen uit managementvergoedingen voor nieuwe projecten, vindt - naar hiervoor onder 3.6 reeds is overwogen - daarentegen geen steun in de gevoerde e-mailcorrespondentie. Gegeven het vaststaande feit dat [bedrijf 1] in ieder geval in 2011 een winst heeft geboekt van ruim € 370.000,- en [bedrijf 1] eind 2012 een banksaldo had van