Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1 in principaal appelwijst [appellant] erop dat hetgeen in het vonnis bij de feiten onder 2.1 is vastgesteld precisering verdient. Het hof zal die precisering aanbrengen, zodat bij grief 1 verder geen belang bestaat. De feiten zijn voor het overige in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
15 De opdrachtgever is aan [X] Makelaars en Taxateurs O.Z. courtage verschuldigd indien tijdens de looptijd van de opdracht een overeenkomst tot stand komt, ook al wijkt deze af van de opdracht. (…) Dit geldt ook indien deze overeenkomst niet het gevolg is van door [X] Makelaars en Taxateurs O.Z. verleende diensten.
16 De opdrachtgever is eveneens courtage verschuldigd indien de overeenkomst weliswaar tot stand komt na het einde van de opdracht maar het gevolg is van handelen in strijd met artikel II.7 of de overeenkomst tot stand komt met kandidaten die reeds bekend waren tijdens de opdrachtperiode.
23 Tenzij anders overeengekomen vergoedt de opdrachtgever alle kosten die [X] Makelaars en Taxateurs O.Z. ten behoeve van de opdrachtgever maakt. Eén en ander geldt eveneens als de opdracht wordt opgeschort of eindigt door intrekking, teruggaaf of anderszins.
24 Onverminderd het in artikel II.23 gestelde is de opdrachtgever die een opdracht tot dienstverlening intrekt of opschort bovendien aan [X] Makerlaars en Taxateurs O.Z. een vergoeding verschuldigd. Deze vergoeding is, behoudens andere afspraak, gelijk aan 10% van de courtage passend bij de oorspronkelijke vraagprijs, dan wel de bovengrens in geval een aankoopopdracht, te vermeerderen met een vergoeding voor verrichte werkzaamheden op basis van een urencalculatie, maar bedraagt tenminste € 1.000.-
(…)
13 De in artikel 11 bedoelde courtage is bij een koopsom van:
1 Alle tarieven en bijkomende kosten zijn, tenzij anders overeengekomen, exclusief wettelijke verschuldigde omzetbelasting. Afwijkingen van deze tarieven gelden als een korting.
€ 42.397,27 inclusief btw gefactureerd.
3.Beoordeling
grief 2 in principaal appelbetoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het tweede lid van artikel 7:411 BW in dit geval niet van toepassing is. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] het einde van de overeenkomst zelf actief en welbewust veroorzaakt en is dat aan zijn schuld te wijten, althans moet dat voor zijn rekening komen, tenzij de omstandigheden die [geïntimeerde] hebben bewogen tot het beëindigen van de overeenkomst tot een andere conclusie moeten leiden. Volgens [appellant] zijn die laatstgenoemde omstandigheden niet aanwezig. Evenmin zijn er objectieve omstandigheden (zoals de aangevoerde kwesties rondom het NVM-lidmaatschap, de verouderde website, de zichtbaarheid op funda.nl, het oprichten van verschillende bedrijven en actief zijn onder diverse handelsnamen en het al dan niet langer actief zijn) die [geïntimeerde] kunnen hebben gemotiveerd geen vertrouwen meer in [appellant] te hebben. Bovendien heeft [geïntimeerde] die omstandigheden niet kenbaar gemaakt aan [appellant] bij de opzegging.
Grief 3 in principaal appelhoudt in dat dat deel, gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, het overeengekomen loon dicht dient te benaderen en dat (
grief 4 in principaal appel) bij de berekening van het loon een courtage van 1,85%, en niet 1,25%, zoals de rechtbank heeft overwogen, in aanmerking dient te worden genomen. [geïntimeerde] heeft zoals gezegd in incidenteel appel aangevoerd dat voor de hoogte van het naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon moet worden aangesloten bij de artikelen II.23 en II.24 van de algemene voorwaarden van [appellant] zelf, welke voorwaarden, onder meer in het geval van opzegging van de overeenkomst door de opdrachtgever, regelen wat in dat geval verschuldigd is. Aansluiting bij die voorwaarden kan plaatsvinden omdat de vergoeding op basis van die voorwaarden niet hoger uitvalt dan volgens de wettelijke regeling van artikel 7:411 BW, zodat niet ten nadele van [geïntimeerde] , een niet-professionele opdrachtgever, van die wettelijke regeling wordt afgeweken. [geïntimeerde] stelt in dat verband dat de artikelen II.23 en II.24 van de algemene voorwaarden inhouden dat in dat geval de opdrachtgever aan de opdrachtnemer de kosten verschuldigd is die ten behoeve van de opdrachtgever zijn gemaakt, alsmede een vergoeding gelijk aan 10% van de courtage passend bij de oorspronkelijke vraagprijs, te vermeerderen met een vergoeding voor verrichte werkzaamheden op basis van een urencalculatie, die tenminste € 1.000,- bedraagt.
grief II in incidenteel appelheeft [geïntimeerde] bij deze stand van zaken geen belang meer.
grief 5 in principaal appelheeft aangevoerd dat op dit punt meer moet worden toegewezen dan de rechtbank heeft gedaan, faalt deze grief.
Grief V in incidenteelappel, die zich richt tegen de toewijzing van € 916,32 aan buitengerechtelijke kosten, slaagt dus in zoverre. Het betoog van [geïntimeerde] dat in het geheel geen vergoeding behoort te worden toegekend wordt verworpen. Zoals de rechtbank heeft overwogen, betreft het hier een incassovordering waarop het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van toepassing is. Nu [appellant] een aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en [geïntimeerde] niet tijdig tot betaling is overgegaan, is [geïntimeerde] het in dat besluit genoemde tarief verschuldigd.
Grief VI in incidenteel appelslaagt daarom ook. In hoger beroep is [appellant] , zowel in principaal appel als in incidenteel appel voor het grootste deel in het ongelijk gesteld. Hij dient hiervan de proceskosten te dragen.