Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
).
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met haar minderjarige kinderen, [kind A] en [kind B]. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank om toestemming te krijgen om met de kinderen van [plaats B] naar [plaats C] te verhuizen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de vrouw in hoger beroep ging. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de vrouw terecht in hoger beroep was gekomen, ondanks de bezwaren van de man, verweerder in hoger beroep. Het hof heeft een zorgvuldige belangenafweging gemaakt, waarbij het belang van de kinderen en de vrouw bij de verhuizing tegen de belangen van de man zijn afgewogen. De vrouw voerde aan dat de verhuizing noodzakelijk was voor het welzijn van de kinderen en haarzelf, terwijl de man betoogde dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen was. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het belang van de vrouw bij de verhuizing het zwaarst weegt, en heeft haar vervangende toestemming verleend om te verhuizen met de kinderen. De verhuizing mag echter pas plaatsvinden na de afsluiting van de basisschooltijd van [kind A] op 3 juli 2020, om te voorkomen dat de kinderen in korte tijd opnieuw moeten verhuizen. Tevens is toestemming verleend voor het uitschrijven van de kinderen van hun huidige scholen en inschrijving op nieuwe scholen in [plaats C]. Het hof benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders om de kinderen niet te belasten met hun spanningen.