ECLI:NL:GHAMS:2020:431
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van een minderjarige en de rol van ouders en gecertificeerde instelling
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, [de minderjarige], die in 2018 is geboren uit de relatie van de ouders, [de vader] en [de moeder]. De ouders hebben gezamenlijk gezag over [de minderjarige]. De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft op 16 augustus 2019 een beschikking gegeven die de uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin heeft goedgekeurd. De ouders zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak.
De ouders hebben in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af te wijzen. De Raad heeft verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De GI heeft op 18 december 2019 een verweerschrift ingediend en heeft tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2020 verklaard dat er sinds de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te weinig is veranderd in de situatie van de ouders om te oordelen dat terugplaatsing nog mogelijk is.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders zich inspannen, maar dat de stappen die zij zetten te klein zijn, gezien de lange tijd dat [de minderjarige] al in een pleeggezin verblijft. De ouders hebben betoogd dat de kinderrechter niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden van terugplaatsing bij de vader. Het hof heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de uithuisplaatsing ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en dat dit nog steeds het geval is. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het subsidiaire verzoek van de ouders om de uithuisplaatsing in duur te bekorten afgewezen.