ECLI:NL:GHAMS:2020:418

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
23-002206-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het aanbrengen van binnenkuilen in netten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het aanbrengen van binnenkuilen in netten, wat in strijd is met de regelgeving ter bescherming van de vispopulatie. De economische politierechter had de verdachte een geldboete opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk was. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarna het gerechtshof het vonnis heeft vernietigd en de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard voor een deel van de tenlastelegging. Het hof heeft de verdachte wel veroordeeld voor het aanbrengen van binnenkuilen en heeft de in beslag genomen binnenkuilen onttrokken aan het verkeer. De Hoge Raad heeft de zaak teruggeworpen naar het hof, dat de zaak opnieuw heeft beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de Visserijwet, maar heeft geen hoofdstraf opgelegd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De in beslag genomen voorwerpen zijn verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002206-18
datum uitspraak: 9 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 12 juni 2018- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-999001-11 tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [adres] .

Procesgang

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 2.000, waarvan € 1.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voor het onder 2 ten laste gelegde tot een geldboete van € 6.000, waarvan €3.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 24 februari het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard voor het onder 2 ten laste gelegde en veroordeeld voor het onder 1 primair ten laste gelegd tot een geldboete van € 1.000 en heeft twee in beslag genomen binnenkuilen onttrokken aan het verkeer.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 12 juni 2018 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2019 en 9 januari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
zij op of omstreeks 8 november 2011 te Vlissingen, althans in Nederland opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 21 juncto artikel 24a van de Wet op de economische delicten, althans enig voorschrift van voornoemde wet, gedaan door een opsporingsambtenaar, immers heeft zij verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar opzettelijk, nadat de buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant] van haar en/of haar mededader(s) had gevorderd dat zij en/of haar mededader(s) de uitgevierde vistuigen op diende te dreggen omdat er nader onderzoek aan de netten verricht moest worden, geen gevolg gegeven aan die vordering;
1. subsidiair
zij op of omstreeks 8 november 2011 te Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar de medewerking heeft verleend, welke deze ambtenaar voor de vervulling van zijn taak behoeft, immers heeft zij verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar nadat de buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant] van haar en/of haar mededader(s) had gevorderd dat zij en/of haar mededader(s) de uitgevierde vistuigen op diende te dreggen omdat er nader onderzoek aan de netten verricht moest worden, geen gevolg gegeven aan die vordering;
2.
zij op 8 november 2011 op de Noordzee op het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [naam] met registratienummer [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, voorzieningen aan netten heeft aangebracht die de mazen in enig deel van deze netten konden versperren en/of de feitelijke afmetingen daarvan konden verkleinen, immers was/waren toen aldaar in/aan 2, in elk geval een of meer netten van dat vaartuig een of meer zogenoemde binnenkuil(en) aangebracht, zijnde (een) voorziening(en) die op grond van artikel 16 van de Verordening (EG) nr. 850/98 niet was/waren toegestaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd en de raadsman heeft bepleit, is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij op 8 november 2011 op de Noordzee op het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [naam] met registratienummer [verdachte] , tezamen en in vereniging met een ander, voorzieningen aan netten heeft aangebracht die de mazen in enig deel van deze netten konden versperren en de feitelijke afmetingen daarvan konden verkleinen, immers waren toen aldaar aan 2 netten van dat vaartuig twee zogenoemde binnenkuilen aangebracht, zijnde voorzieningen die op grond van artikel 16 van de Verordening (EG) nr. 850/98 niet waren toegestaan.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, begaan door een rechtspersoon.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,- waarvan € 1.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en voor het onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 6.000,- waarvan € 3.000,- voorwaardelijk, eveneens met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot onttrekking aan het verkeer van de binnenkuilen en verbeurdverklaring van de visnetten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft binnenkuilen in netten aangebracht, waardoor de mazen van de netten werden verkleind. Door bij het vissen gebruik te maken van netten met te kleine mazen, wordt welbewust inbreuk gemaakt op de regelgeving die de vispopulatie beoogt te beschermen. De verdachte heeft daarmee de vispopulatie en toekomstige broodwinning voor zichzelf en collega-vissers in gevaar gebracht. Bovendien heeft de verdachte op illegale wijze een voordelige concurrentiepositie bewerkstelligd ten opzichte van vissers die zich wel aan de regels houden.
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Op 8 november 2011 is de totale visvangst van de [verdachte] , toebehorende aan de verdachte, onder de medeverdachte in beslag genomen. De verdachte heeft aan deze handeling in redelijkheid de verwachting kunnen ontlenen dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. Die datum heeft daarom als aanvang van de redelijke termijn te gelden. De procedure als geheel heeft een periode van 8 jaren en 2 maanden bestreken. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is deze periode overschreden met 2 jaren en 2 maanden.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte reeds grote financiële schade heeft geleden door de opschorting van de visvergunning en de verbeurdverklaring van de vis in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] , dient, naast de hierna te bespreken verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen netten en binnenkuilen, een bestraffing van de verdachte thans geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel meer. Het hof zal dan ook geen hoofdstraf opleggen en met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn volstaan.

Verbeurdverklaring

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Deze zullen worden verbeurd verklaard aangezien het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 51 van het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart en artikel 53 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2 binnenkuilen (items G20300274014/2-4)
2 boomkortuignetten (items G20300274014/1-3)
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. V. Mul en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 januari 2020.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]