ECLI:NL:GHAMS:2020:4117

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
23-004321-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De betrokkene, geboren in 1946, was eerder veroordeeld voor hennepteelt en het openbaar ministerie had gevorderd dat hij een bedrag van € 36.802,26 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat op 23 november 2016 in een door de betrokkene gehuurd pand een hennepkwekerij met 674 hennepplanten werd aangetroffen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 83.661,99, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de kosten die de betrokkene heeft gemaakt. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 27.887,00. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004321-18
datum uitspraak: 6 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-049325-18 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1946,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 47.634,79 en ter terechtzitting bijgesteld naar € 36.802,26.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2018 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van hennepteelt.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 23 november 2018 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 36.802,26 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2020 veroordeeld ter zake van –kort gezegd – het aanwezig hebben van 674 hennepplanten op 23 november 2016.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juni 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de betrokkene en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere grondslag hanteert voor het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en tot andere beslissingen komt ten aanzien van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting. Het hof sluit zich echter wel aan bij een deel van de overwegingen van de rechtbank en neemt deze zoals hierna weergegeven over.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 43.068,73 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen nu geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel omdat de betrokkene dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde in de onderhavige strafzaak. Daarnaast dient de vordering eveneens te worden afgewezen omdat de betrokkene geen enkel voordeel heeft gehad uit de kwekerij. Nergens blijkt uit hoe en op welke wijze het gestelde voordeel is behaald.
Oordeel van het hof
Op 23 november 2016 werd in een door de betrokkene gehuurd bedrijfspand een in werking zijnde hennepkwekerij met 674 hennepplanten aangetroffen. [1]
Ander strafbaar feit
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de periode voorafgaand aan het aantreffen van de kwekerij van 18 september 2016 tot en met 23 november 2016 alleen de betrokkene, zijn zoon en [medeverdachte] bij/in het pand zijn gezien. In de periode vanaf de anonieme melding op 18 september 2016 tot het moment van aantreffen van de hennepkwekerij op 23 november 2016, is niet waargenomen dat anderen dan de zoon van de betrokkene, [medeverdachte] en de betrokkene het pand hebben betreden. Bovendien zijn de auto’s van de zoon van betrokkene en [medeverdachte] meerdere malen gesignaleerd bij het bedrijfspand. Op 18 september 2016 wordt melding gedaan van een mogelijke hennepkwekerij aan de [adres 2], waarbij werd gemeld dat dagelijks voertuigen naar binnen reden, met de kentekens [kenteken 1], [kenteken 2] en [kenteken 3]. Uit onderzoek bleek dat de kentekens [kenteken 2] en [kenteken 1] op naam staan van de zoon van de betrokkene en dat het kenteken [kenteken 3] op naam staat van [medeverdachte]. Naar aanleiding van deze melding werd het pand opgenomen in de surveillance en werden voornoemde voertuigen inderdaad door de politie waargenomen. Vervolgens is een observatiecamera geplaatst van 15 november 2016 tot en met 23 november 2016. In deze periode is waargenomen dat de betrokkene op 17, 19 en 23 november 2016 in het pand is geweest waarbij gebruik werd gemaakt van een sleutel die de betrokkene op dat moment bij zich had. Op 19 november 2016 is gezien dat door de betrokkene een gevulde vuilniszak het pand werd uitgedragen.
Gelet hierop en gelet de hierna weergegeven indicatoren en constateringen is het hof van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene en anderen voorafgaand aan de in de strafzaak bewezenverklaarde datum, een ander strafbaar feit hebben begaan dan bewezen is verklaard, te weten het telen van hennep in een periode voorafgaand aan 23 november 2016 en dat deze teelt heeft geleid tot in ieder geval twee eerdere oogsten.
Aantal oogsten
Het hof gaat ervan uit dat in deze kwekerij – voor de aangetroffen kweek – twee oogsten zijn gerealiseerd. Hierbij baseert het hof zich op de volgende feiten en omstandigheden.
- Het huurcontract van het pand waarin de kwekerij is aangetroffen is ingegaan op 1 februari 2016. [2] Ook werd deze datum door de verhuurder aan de politie bevestigd.
  • Volgens een getuige die de verbalisanten ter plaatse spraken, hebben de nieuwe huurders het pand direct in februari 2016 in gebruik genomen. In de eerste weken was er activiteit en werd er kennelijk verbouwd, de getuige had timmer- en boorgeluiden gehoord. Na een paar weken werd het stil.
  • De aangetroffen planten waren in de laatste fase van bloei, zo’n negen a tien weken oud.
Uit het Rapport volgt dat in de aangetroffen hennepkwekerij omstandigheden zijn aangetroffen die duiden op een of meerdere opbrengsten uit de exploitatie van de hennepkwekerij. Aangetroffen indicatoren zijn onder meer:
  • droogrekken vervuild met aanslag, terwijl op een aantal droogrekken kleine deeltjes van hennepplanten lagen;
  • vervuiling op transformatoren en stofaanslag in de gehele kweekruimte en op de verdiepingsvloer, waaronder op de lampenkappen, ventilatoren, aan- en afvoerslangen. De vervuiling op de transformatoren en de stoflaag op de overige goederen was egaal en onbeschadigd door aanraking. De egale vervuiling van voorwerpen treedt pas na langere tijd op. Bovendien duidt deze wijze van vervuiling erop dat de goederen niet zijn verplaatst nadat het stof is ontstaan;
  • bladresten op diverse plaatsen in de verborgen ruimte en delen van toppen van hennepplanten. De bladresten waren in verschillende staat van verdroging. Er werden geheel bruin verdroogde bladresten en licht groen verkleurde bladresten gezien. Een aantal bruin verklaarde bladresten waren, gelet op de afmeting, afkomstig van volwassen hennepplanten. Het verschil in de mate van verdroging heeft aan dat er zeer waarschijnlijk sprake is geweest van meerdere oogsten van hennepplanten;
  • een aangebroken fles zonnebloemolie in de kwekerij. Het is bekend dat henneptelers vervuiling die ontstaat ten gevolge van hennepteelt schoonmaken met behulpgebruik van plantaardige oliën;
  • scharen met harsaanslag, kennelijk veroorzaakt door gebruik bij het knippen van henneptoppen van hennepplanten;
  • klapstoelen vervuild met harsaanslag;
  • ijzeren draden (droogdraden) die onder het dak waren gespannen;
  • strijkzakken voor het luchtdicht verpakken van gedroogde henneptoppen en een strijkbout. De zool van de strijkbout was vervuild;
  • vervuilde koolstoffilters;
  • een vervuilde weegschaal;
  • twee kweekschema’s;
  • lege verpakkingen plantenvoedingsmiddelen.
Bruto opbrengst oogst 1
In het pand stonden 674 hennepplanten. [4] Op grond van het rapport Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van 1 juni 2010 (hierna: het BOOM-rapport 2010) en het aantal planten per m² zoals volgt uit het Rapport, is vastgesteld dat de opbrengst per plant 20,8 gram bedraagt. De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt dan 674 x 20,8 gram = 14,0192 kilogram. [5]
De daadwerkelijke verkoopprijs kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het BOOM-rapport op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 3.280,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
14,0192 kilogram x € 3.280,00 = € 45.982,99.
Kosten
Het hof acht het aannemelijk dat de betrokkene ten behoeve van het verkrijgen van het wederrechtelijk voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.
De in mindering te brengen kosten per oogst zijn op basis van het BOOM-rapport 2010 als volgt:
  • afschrijvingskosten € 400,00
  • hennepstekken € 1.920,90
  • huisvestingskosten € 4.615,38
  • variabele kosten € 2.244,42
Totaal € 9.180,70 [6]
Wederrechtelijk verkregen voordeel oogst 1 = € 36.802,29 (€ 45.982,99 - € 9.180,70)
Bruto opbrengst oogst 2
In het pand stonden 674 hennepplanten. [7] Op grond van het rapport Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht van 1 juni 2016 (hierna: het BOOM-rapport 2016) en het aantal planten per m² zoals volgt uit het Rapport, is vastgesteld dat de opbrengst per plant 20,8 gram bedraagt. De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt dan 674 x 20,8 gram = 14,0192 kilogram. [8]
De daadwerkelijke verkoopprijs kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het BOOM-rapport 2016 op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 4.070,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
14,0192 kilogram x € 4.070,00 = € 57.058,14.
Kosten
Het hof acht het aannemelijk dat de betrokkene ten behoeve van het verkrijgen van het wederrechtelijk voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.
De in mindering te brengen kosten per oogst zijn op basis van het BOOM-rapport 2016 als volgt:
  • afschrijvingskosten € 400,00
  • hennepstekken € 2.567,94
  • huisvestingskosten € 4.615,38
  • variabele kosten € 2.615,12
Totaal €10.198,44 [9]
Wederrechtelijk verkregen voordeel oogst 1 = € 46.859,70 (€ 57.058,14 - € 10.198,44)
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het totaal genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door het hof geschat op € 36.802,29 +
€ 46.859,70 =
€ 83.661,99.
In onderhavige zaak kan de omvang van het voordeel van elk van de daders, waaronder de betrokkene, niet aanstonds worden vastgesteld, omdat de betrokkene daarin geen inzicht heeft gegeven. Nu ook alle bovengenoemde bekende omstandigheden van het geval onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een andere toerekening, leidt dit ertoe dat het voordeel pondspondsgewijze zal worden toegerekend.
Het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene wordt geschat bedraagt € 83.661,99:3 =
27.887(afgerond).

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, dan ook de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van afgerond € 27.887,00.
Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat de betrokkene nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de betrokkene te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan de hiervoor vastgestelde hoogte van de betalingsverplichting.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 27.887,00 (zevenentwintigduizend achthonderdzevenentachtig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 27.887,00 (zevenentwintigduizend achthonderdzevenentachtig euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd bij niet betaling op 557 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O Mooy, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juli 2020.
mr. A.R.O. Mooy is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij op 30 november 2016 ondertekend door [naam] (hierna: het Rapport), p. 4.
2.Huurovereenkomst met bijlage (dossierpagina’s 149-155).
3.Het Rapport, p. 4-5.
4.Het Rapport, p. 4.
5.Het Rapport, p. 3.
6.Het Rapport, p. 7.
7.Het Rapport, p. 4.
8.Het Rapport, p. 3.
9.Het Rapport, p. 7.