In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was in eerste aanleg veroordeeld voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk een hennepkwekerij aanwezig heeft gehad in een pand dat hij huurde. De verdediging voerde aan dat de verdachte slechts de kelder ter beschikking had gesteld en niet betrokken was bij de hennepkwekerij, maar het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat hij een sleutel van het pand had. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en 60 dagen hechtenis, maar het hof zag geen aanleiding voor een voorwaardelijke gevangenisstraf. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de hoeveelheid hennepplanten die zijn aangetroffen.