ECLI:NL:GHAMS:2020:4113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
23-000105-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962, was in eerste aanleg veroordeeld voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk een hennepkwekerij aanwezig heeft gehad in een pand dat hij huurde. De verdediging voerde aan dat de verdachte slechts de kelder ter beschikking had gesteld en niet betrokken was bij de hennepkwekerij, maar het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat hij een sleutel van het pand had. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en 60 dagen hechtenis, maar het hof zag geen aanleiding voor een voorwaardelijke gevangenisstraf. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de hoeveelheid hennepplanten die zijn aangetroffen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000105-19
datum uitspraak: 6 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-698106-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
primairhij op of omstreeks 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 418, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiaireen of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 418, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor het telen/bereiden/bewerken/verwerken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
primairhij op of omstreeks 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 33.418 kWh stroom/energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander n.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
subsidiaireen of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode van 27 oktober 2016 tot en met 19 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Liander n.v., waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) een perceel (winkelpand) gelegen aan de [adres 2] voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 primair en tot een andere beslissing ten aanzien van feit 2 dan de politierechter.

Bewijsoverweging feit 1

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit blijkt dat de verdachte pleger is van de hennepkwekerij. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte enkel de kelder van het pand ter beschikking heeft gesteld en – kort samengevat – niets te maken had met de hennepkwekerij. De verklaring van de verdachte is, gelet op de stukken in het dossier, ook niet onaannemelijk. Uit de MMA-melding blijkt immers dat er meerdere keren per dag mensen in en uit lopen en dat dit grote mannen zijn die rijden in dure auto’s. Bovendien heeft de verdediging gesteld dat de verklaring van de verdachte kan worden geverifieerd door de twee telefoons die bij hem in beslaggenomen zijn uit te lezen. Daar komt bij dat de verdachte niet beschikte over een sleutel van de kelder. De verdachte is enkel de huurder van het pand en niet gebleken is dat de verdachte een significante rol heeft gehad bij het telen van de kwekerij.
Het hof oordeelt als volgt. Op 19 januari 2017 werd een in werking zijnde, professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen in een bedrijfspand dat door de verdachte werd gehuurd. De verdachte beschikte ook over een sleutel van dit pand en achter de voordeur werd voor hem bestemde post aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zich in het pand een hennepkwekerij bevond. Dat deze hennepkwekerij niet voor de verdachte toegankelijk zou zijn geweest omdat de verdachte niet zou hebben beschikt over een sleutel van de kelder, is niet gebleken. Naar het oordeel van het hof kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 19 januari 2017 opzettelijk een hennepkwekerij aanwezig heeft gehad. Het verweer dat in de MMA-melding wordt gesproken over meerdere personen in dure auto’s en dat door het uitlezen van de telefoons van de verdachte zijn verklaring kan worden geverifieerd, maakt dit niet anders. Het hof gaat dan ook voorbij aan deze verweren.

Vrijspraak feit 2

Het hof is met de verdediging en de advocaat-generaal van oordeel dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende is gebleken van betrokkenheid van de verdachte bij het aftappen van de elektriciteit. Nu wettig en overtuigend bewijs voor hetgeen de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste is gelegd ontbreekt, dient de verdachte hiervan worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primairhij op 19 januari 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 418 hennepplanten en/of delen daarvan.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een grote hoeveelheid hennepplanten voorhanden gehad in een bedrijfspand. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten, te weten ongeveer 418 stuks gaat het hof er van uit dat de hennep voor verdere verspreiding was bedoeld. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Het hof heeft gelet op de straffen die voor het aanwezig hebben van hoeveelheden van 100 tot 500 hennepplanten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin worden een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren voorgesteld. Deze oriëntatiepunten zien niet tevens op de diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor het opleggen van een lagere taakstraf. Evenmin ziet het hof reden tot het opleggen van een geldboete in plaats van een taakstraf. Voor het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf ziet het hof evenwel geen aanleiding, nu het hof er wel vertrouwen in heeft dat de verdachte zich hier niet nogmaals aan zal schuldig maken.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.R.O. Mooy en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juli 2020.
mr. A.R.O. Mooy is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]