ECLI:NL:GHAMS:2020:4100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-003663-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijke aflevering van hasjiesj

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van een hoeveelheid hasjiesj, een middel als bedoeld in de Opiumwet. De tenlastelegging betrof een hoeveelheid van ongeveer 1020 gram hasjiesj, die op 26 augustus 2019 in Amsterdam werd aangetroffen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 november 2020 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, stellende dat zonder een indicatieve test niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de aangetroffen substantie hasjiesj was. Het hof oordeelde echter dat de waarnemingen van de verbalisanten voldoende bewijs boden voor de identificatie van de aangetroffen stoffen als hasjiesj. Het hof verwierp de argumenten van de verdediging en oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf op van 70 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof overwoog dat de illegale verspreiding van softdrugs schadelijk is voor de volksgezondheid en leidt tot onrust in de samenleving. De straf was passend gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003663-19
datum uitspraak: 11 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-205394-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 1020 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat bij afwezigheid van een indicatieve test niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de aangetroffen substantie hasjiesj betrof. De enkele waarnemingen van verbalisant [verbalisant 1] zijn daarvoor volgens de raadsman onvoldoende.
Het hof is van oordeel dat de verdediging, door te eisen dat de aangetroffen stoffen moeten zijn onderworpen aan een indicatieve test vooraleer tot bewezenverklaring kan worden gekomen, een eis stelt die het recht niet kent. In onderhavige zaak staat op basis van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (pag. 10) en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (pag. 11) voldoende vast dat de bij de medeverdachte aangetroffen stoffen
hasj betrof. [verbalisant 1] – die volgens zijn (overigens niet betwiste) verklaring kennis en ervaring heeft opgedaan bij eerdere onderzoeken/aantreffen naar/van hasjiesj – heeft geconstateerd dat de inhoud van de aangetroffen zwarte bollen, gezien de uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en herkenbare geur, hasjiesj betrof. [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen bij het opensnijden van de bollen een bruinachtige substantie, die zij herkenden aan de geur, kleur en dichtheid als zijnde hasj.
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd noch ambtshalve aanleiding om te twijfelen aan de juistheid of waarachtigheid van de bevindingen en/of deskundigheid van deze verbalisanten op het gebied van de identificatie van hasj, mede in aanmerking genomen dat een opsporingsambtenaar uit hoofde van zijn functie moet worden geacht over de deskundigheid te beschikken om te kunnen beoordelen of bepaalde stoffen hasj in de zin van de Opiumwet zijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2019 te Amsterdam opzettelijk heeft afgeleverd een hoeveelheid van ongeveer 1020 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht bij strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Een forse taakstraf is moeilijk te combineren met zijn gezinssituatie en werk en bovendien spelen er financiële problemen. Om die reden heeft de raadsman verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen dan wel - subsidiair - om een onvoorwaardelijke taakstraf van maximaal 50 uren op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het afleveren van ongeveer 1.020 gram hasjiesj. Hasjiesj is een verdovend middel waarvan het gebruik schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. De illegale verspreiding van softdrugs brengt onrust voor de samenleving met zich en leidt veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit. Mede vanuit een oogpunt van generale en speciale preventie dient op dergelijk gedrag daarom straf te volgen.
Gelet op de in onderhavige zaak bewezenverklaarde hoeveelheid acht het hof in dit geval een taakstraf voor de duur van 70 uren passend en geboden. Voor een verdere matiging of een geheel voorwaardelijke taakstraf acht het hof, anders dan door de raadsman bepleit, geen plaats, gelet op de ernst van het feit en de straf die rechters in soortgelijke gevallen plegen op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 december 2020.
Mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]