ECLI:NL:GHAMS:2020:4071

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-000092-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2020. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor diefstal met geweld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, maar het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan een zwaardere straf vereisten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een diefstal waarbij hij een slachtoffer met de zogenaamde 'voetbaltruc' had afgeleid en vervolgens zijn telefoon had gestolen. Dit gedrag werd als ernstig beschouwd, vooral omdat het plaatsvond op de openbare weg en bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in Amsterdam. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 6 maanden, waarbij rekening is gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000092-20
datum uitspraak: 21 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-039688-19 en 13-132505-18 (TUL), 13-701629-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres] (laatst opgegeven adres),
overigens zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof tot dezelfde beslissingen zal komen als de rechtbank in het vonnis waarvan beroep.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de bewijsvraag naar voren heeft gebracht heeft het hof niet tot een andere beoordeling gebracht dan de rechtbank.
Het hof stelt onderstaande strafmotivering in de plaats van de tekst onder ‘6. Motivering van de straf’ in het vonnis.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Op slinkse wijze heeft de verdachte ’s nachts het slachtoffer, een toevallige passant, middels de zogenaamde ‘voetbaltruc’ afgeleid en uit balans gebracht, waardoor het slachtoffer naar achteren viel en op zijn rug op de grond belandde. Toen het slachtoffer op de grond lag heeft de verdachte hem gefouilleerd en zijn telefoon uit zijn zak gestolen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen respect getoond voor andermans eigendommen. Dit is een ernstig feit dat voor overlast zorgt en tevens, ook doordat het op de openbare weg plaatsvond, bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid van bewoners en bezoekers van Amsterdam.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juni 2020 is hij diverse malen eerder onherroepelijk veroordeeld, onder andere ter zake van vermogensdelicten.
Bovendien liep de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit in twee proeftijden ter zake van voorwaardelijk opgelegde straffen waarvan één ter zake van zakkenrollerij. Dit weegt sterk in zijn nadeel.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof gelet op de straffen die ter zake van diefstal met geweld in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat voor de bepaling van een passende straf voor het onderhavige feit aansluiting gezocht dient te worden bij de categorie ‘straatroof met licht geweld’ zoals genoemd in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De daarbij geïndiceerde straf, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, is hoger dan de rechtbank heeft opgelegd en ook hoger dan de advocaat-generaal heeft gevorderd. Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, acht het hof deze straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op het bepaalde in artikel 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. C. Fetter en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juli 2020.
=========================================================================
[…]