ECLI:NL:GHAMS:2020:4068

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-002562-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling met bewijsverweer en verzoek tot horen aangever

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 juli 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 7 juli 2020 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Het hof heeft echter, na het horen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, besloten het vonnis van de politierechter te bevestigen. Het hof heeft wel een nadere overweging opgenomen met betrekking tot het bewijsverweer van de raadsman, die stelde dat de verdachte in een noodweersituatie had gehandeld. De raadsman betoogde dat de aangifte van de aangever onbetrouwbaar was, omdat deze onder druk zou zijn gezet door de verdachte. Het hof oordeelde echter dat de aangifte voldoende betrouwbaar was, gesteund door de verklaring van een getuige die kort na het incident was gehoord. Het hof verwierp het verweer van de verdachte en oordeelde dat het noodweerscenario niet aannemelijk was. Daarnaast werd een voorwaardelijk verzoek van de raadsman om de aangever als getuige te horen afgewezen, omdat het hof van mening was dat de noodzaak daartoe niet was aangetoond. Het hof bevestigde uiteindelijk het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002562-19
datum uitspraak: 21 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-072019-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde feit.
De behandeling van de zaak in hoger beroep, rekening houdend met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, heeft het hof evenwel niet gebracht tot andere beslissingen dan de politierechter. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden bevestigd, met dien verstande dat het hof een nadere overweging met betrekking tot het door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde bewijsverweer opneemt en het voorwaardelijk verzoek tot het horen van de aangever bespreekt. Het hof vervangt voorts het woord “
veroordeling” in de laatste volzin van de tweede alinea onder paragraaf 6 op p. 7 van het aantekening mondeling vonnis door “
strafbeschikking”.

Nadere overweging met betrekking tot het gevoerde bewijsverweer

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit. Volgens de verdachte heeft hij aangever geduwd omdat deze hem de weg blokkeerde en daarom was er sprake van een noodweersituatie. Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor de lezing van de aangever. De punten uit de eerste verklaring van de getuige [getuige] bij de politie, die de aangifte ondersteunen, worden onderuit gehaald door haar latere verklaring bij de raadsheer-commissaris, waarin zij aangeeft geen geweldshandelingen te hebben gezien. Zij verklaart door de aangever onder druk te zijn gezet om in zijn voordeel te verklaren. Daarom is de aangifte onbetrouwbaar en mag deze niet voor het bewijs worden gebruikt. Het letsel bij aangever kan ook zijn ontstaan door de gebeurtenissen zoals de verdachte in zijn lezing beschreven, aldus de raadsman.
Anders dan de raadsman en met de politierechter is het hof van oordeel dat de aangifte voldoende betrouwbaar is. Daarbij neemt het hof in overweging dat de aangifte op belangrijke punten wordt ondersteund door de eerste verklaring van getuige [getuige] bij de politie. Het hof acht ook deze verklaring geloofwaardig, nu deze door de getuige vrijwel onmiddellijk na het incident en ter plekke tegenover een opsporingsambtenaar is afgelegd. Deze verklaring komt voorts op specifieke details overeen met de verklaring van de aangever. Het is onaannemelijk dat in die korte tijdspanne afstemming op detailniveau tussen de aangever en de getuige heeft plaatsgevonden. Het hof hecht geen geloof aan de later door de getuige bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring. Deze laatste verklaring, waarin de eerdere verklaring overigens niet op alle onderdelen wordt herroepen, vindt geen ondersteuning in het dossier, waar dit bij de eerste bij de politie afgelegde verklaring wel het geval is. Verder merkt het hof op dat de verklaring van de aangever, naast de verklaring van getuige [getuige] tegenover de politie, ook steun vindt in het bij de aangever geconstateerde letsel (te weten letsel op verschillende plekken in het gezicht en op het lichaam, alsmede een gebroken tand). Het hof is van oordeel dat het door de verdachte geschetste (noodweer)-scenario niet aannemelijk is geworden. Het verweer wordt verworpen.

Voorwaardelijk verzoek horen aangever

Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de aangever [aangever]. Daartoe is aangevoerd dat het horen van de aangever als getuige noodzakelijk is om de betrouwbaarheid van zijn verklaring te toetsen.
Het hof overweegt dat, gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot de betrouwbaarheid van de aangifte is overwogen, de grond voor het verzoek is komen te ontvallen. Nu ook overigens gelet op de onderbouwing van het verzoek door de verdediging de noodzaak tot het horen van aangever als getuige niet is gebleken, wijst het hof het verzoek af.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M.J.A. Plaisier en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juli 2020.
=========================================================================
[…]