Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
veroordeling” in de laatste volzin van de tweede alinea onder paragraaf 6 op p. 7 van het aantekening mondeling vonnis door “
strafbeschikking”.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 juli 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 7 juli 2020 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Het hof heeft echter, na het horen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, besloten het vonnis van de politierechter te bevestigen. Het hof heeft wel een nadere overweging opgenomen met betrekking tot het bewijsverweer van de raadsman, die stelde dat de verdachte in een noodweersituatie had gehandeld. De raadsman betoogde dat de aangifte van de aangever onbetrouwbaar was, omdat deze onder druk zou zijn gezet door de verdachte. Het hof oordeelde echter dat de aangifte voldoende betrouwbaar was, gesteund door de verklaring van een getuige die kort na het incident was gehoord. Het hof verwierp het verweer van de verdachte en oordeelde dat het noodweerscenario niet aannemelijk was. Daarnaast werd een voorwaardelijk verzoek van de raadsman om de aangever als getuige te horen afgewezen, omdat het hof van mening was dat de noodzaak daartoe niet was aangetoond. Het hof bevestigde uiteindelijk het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.