ECLI:NL:GHAMS:2020:4065

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-001851-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van de politierechter in hoger beroep inzake diefstal met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 mei 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarbij hij was veroordeeld voor diefstal. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juni 2020 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als eerder opgelegd. De raadsman van de verdachte pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, onder verwijzing naar de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verblijf buiten Nederland en zijn problematiek met verslaving en huisvesting.

Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 dagen passend was. Het hof benadrukte dat bestraffing niet alleen gericht is op de verdachte zelf, maar ook op het afschrikken van anderen en het bevorderen van de rechtsorde. Gezien de recidive van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, was er geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen. Het hof bevestigde daarom het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001851-19
datum uitspraak: 3 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-074359-19 tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 (land onbekend),
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep, rekening houdend met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, heeft het hof niet gebracht tot andere beslissingen dan die van de politierechter. Het vonnis waarvan beroep zal daarom worden bevestigd, met dien verstande dat het hof een nadere overweging met betrekking tot het door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde strafmaatverweer opneemt.

Overweging met betrekking tot het gevoerde strafmaatverweer

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het hof verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Daartoe is aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de onderhavige zaak geen strafrechtelijk doel meer dient, omdat de verdachte niet meer in Nederland verblijft, sprake is van onderliggende problematiek (verslaving, geen huisvesting) en hij bovendien reeds meer dan 10 dagen in vreemdelingendetentie heeft gezeten in het kader van een uitzettingsprocedure die onder meer is gestart naar aanleiding van onderhavige zaak.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bestraffing dient in deze zaak verschillende strafdoelen. Niet alleen wordt beoogd de verdachte (nogmaals) in te scherpen dat stelen niet mag (speciale preventie), ook wordt met strafoplegging beoogd eraan bij te dragen dat anderen van het plegen van dit soort misdrijven worden weerhouden (generale preventie).
Gelet op de recidive van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in meerdere proeftijden ter zake van veroordelingen voor vermogensdelicten liep, acht het hof geen termen aanwezig voor oplegging van een voorwaardelijke straf. Het daartoe door de raadsman aangevoerde maakt dit niet anders.
Alles afwegende acht het hof de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. J. Piena en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2020.
=========================================================================
[…]