ECLI:NL:GHAMS:2020:4058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-000578-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in strafzaak met betrekking tot artikel 243 Sr

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in het kader van een hoger beroep dat is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 31 januari 2019 een vrijspraak uitgesproken in de strafzaak met parketnummer 13-654205-16. Het openbaar ministerie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 maart 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, heeft geëist voor de verdachte. Het hof heeft het dossier en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. Na het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de verklaring van de verdachte tegenspreken. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep en heeft dit bevestigd, met een kleine aanpassing in de tekst van het vonnis. De beslissing van het hof is op 17 maart 2020 openbaar uitgesproken. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De griffier heeft het arrest genoteerd, maar twee van de rechters waren niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000578-19
datum uitspraak: 17 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-654205-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht het hof niet tot andere inzichten heeft gebracht dan de rechtbank, en dat het hof de vierde volzin van derde alinea onder paragraaf 4 op p. 2 van het vonnis (“
Daarnaast is uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting, iets gebleken wat de verklaring van verdachte tegenspreekt”) verwijdert.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.J.A. Duker en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van
mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2020.
Mr. M.J.A. Duker en mr. N.J.M. de Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]