ECLI:NL:GHAMS:2020:4054

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-002054-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en had een taakstraf van 120 uren opgelegd gekregen. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van 3 weken voorwaardelijk en een taakstraf van 60 uren. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een geheel voorwaardelijke taakstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een angststoornis en zijn motivatie om zijn leven te verbeteren. Het hof heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan diefstal van Toblerone-repen uit een hotel en had daarbij geweld gebruikt tegen een medewerkster. Het hof heeft de opgelegde straffen gematigd, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd, rekening houdend met het behandeltraject van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de strafoplegging en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002054-19
datum uitspraak: 7 februari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-031584-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen dan wel deze aanzienlijk te matigen overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal.
Door de raadsvrouw is naar voren gebracht dat de verdachte niet op de zitting is verschenen vanwege de lange reis vanuit [plaats] en zijn angststoornis. Hij is gemotiveerd om zijn leven een andere wending te geven en staat vrijwillig onder behandeling bij een forensische kliniek. Het behandeladvies van de kliniek is op dit moment, volgens een door de raadsvrouw overgelegd mailbericht van 24 januari 2020 van de maatschappelijk werker dhr. [naam], een korte klinische behandeling gericht op detoxificatie als ook observatie en diagnostiek ten behoeve van de opvolgende ambulante behandeling van de opgelopen trauma’s, ondersteuning op leefgebieden en terugvalpreventie. Een celstraf zal de problematiek van de verdachte alleen maar verergeren.
De raadvrouw heeft daarbij aangevoerd dat de door de rechtbank opgelegde taakstraf van dusdanige omvang is dat niet de verwachting is dat de verdachte deze straf, gelet op zijn persoonlijke problematiek, naar behoren zal kunnen uitvoeren. Dit zal tot gevolg hebben dat de subsidiaire hechtenis zal worden toegepast, hetgeen er op zijn beurt toe zal leiden dat de problematiek van de verdachte verder wordt verergerd en het klaarstaande behandeltraject niet kan worden gestart.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een aantal Toblerone-repen uit een hotel. Daarbij heeft de verdachte, nadat hij was betrapt, geweld gebruikt tegen een van de medewerksters van het hotel, waardoor zij met haar rug tegen een deur aan viel. Een dergelijke geweldshandeling maakt de impact van de diefstal aanzienlijk groter voor het personeel van het gedupeerde hotel en met name voor de betrokken medewerkster. Hierdoor zullen gevoelens van onveiligheid kunnen toenemen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 januari 2020 is hij eerder meermalen wegens winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld; daarop staan ook nog een aantal winkeldiefstallen open. Bovendien heeft hij het bewezenverklaarde feit gepleegd in de eerste week van een lopende proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling van 15 januari 2019 voor een soortgelijk delict. Dit weegt het hof sterk in zijn nadeel.
Een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de raadsvrouw is bepleit, acht het hof niet aan de orde nu hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht niet tot de conclusie heeft geleid dat de verdachte in het geheel niet in staat zou zijn een taakstraf uit te voeren. Niettemin ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding de door de rechtbank opgelegde taakstraf aanzienlijk te matigen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur op te leggen. Het hof acht van belang dat het behandeltraject van de verdachte wordt gestart. Tevens onderkent het hof dat de verdachte zijn leven een positieve wending wil geven, waarmee het bij de strafoplegging rekening houdt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. R.D. van Heffen en mr. A. van Verseveld, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2020.
Mr. R.D. van Heffen en mr. A. van Verseveld zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]