ECLI:NL:GHAMS:2020:4019

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-001905-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere diefstallen en diefstal met een valse sleutel, meermalen gepleegd, bewezen met partiele vrijspraak van een geweldshandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, was in eerste aanleg vrijgesproken van een geweldshandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal met een valse sleutel. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de geweldshandeling. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkelingen, zoals het vinden van onderdak en werk. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een reeks diefstallen, waarbij hij geen respect heeft getoond voor andermans eigendomsrecht. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001905-19
datum uitspraak: 29 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 mei 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
15-003254-19 (zaak A) en 15-032105-19 (zaak B) en 15-263255-18 (zaak C) en 15-266359-18 (zaak D) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde, tenlastegelegd
in
zaak Adat:
1. hij op of omstreeks 1 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland op de openbare weg de Stationsstraat tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon Samsung J3 en/of een bankpas van ABN AMRO en/of diverse passen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond uit: het geven van een harde duw in de rug van die [slachtoffer 1], waardoor deze [slachtoffer 1] hard ten val kwam;
2. hij op of omstreeks 24 december 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, een bromfiets (Piaggio Ciao), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [slachtoffer 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. hij op een of meerdere verschillende tijdstippen op of omstreeks 1 oktober 2018 en/of 2 oktober 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [slachtoffer 2], (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen contactloos te pinnen met een gestolen ABN AMRO bankpas;
5. hij op of omstreeks 19 november 2018 te Krommenie, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, op of aan het Rosariumplein, een bromfiets (Tomos A3), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in
zaak Bdat:
1. hij op of omstreeks 6 september 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, een of meerdere oordorpjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [winkel 1] (gelegen aan de [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 24 oktober 2018 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, een of meerdere externe batterij(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [winkel 1] (gelegen aan de [adres 3]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in
zaak Cdat:
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Krommenie, gemeente Zaanstad twee (lege) kratten bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [café], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en in
zaak Ddat:
1. hij op of omstreeks 29 december 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad twee laptops, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 1 november 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad een blikje cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, te weten aan [winkel 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, alleen al omdat het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de bewijsvraag in zaak A voor wat betreft feit 1.

Partiele vrijspraak zaak A onder 1

De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat niet wettig kan worden bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1 tenlastegelegde geweldshandeling heeft begaan, omdat de verklaring van de aangever dat door de verdachte een duw is gegeven niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De advocaat-generaal vordert daarom dat de verdachte partieel van die geweldshandeling wordt vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de in zaak A onder 1 tenlastegelegde geweldshandeling. Zij heeft hiertoe primair dezelfde gronden aangevoerd als door de
advocaat-generaal naar voren is gebracht. Subsidiair heeft zij betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had om geweld te gebruiken.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat sprake is van onvoldoende wettig bewijs dat de verdachte de in zaak A onder 1 tenlastegelegde geweldshandeling heeft begaan en zal de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof acht, met de raadsvrouw en de rechtbank maar anders dan de advocaat-generaal, onvoldoende bewijs aanwezig voor het medeplegen van de diefstal. Vast staat dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd. Het hof acht de rol van de vriend/opdrachtgever, waarvan niet anders blijkt dan dat hij aan de verdachte zou hebben gevraagd een telefoon voor hem te regelen, onvoldoende voor het aannemen van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2, 4 en 5, in zaak B onder 1 en 2, in zaak C en in zaak D onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
in
zaak A:
1. hij op 1 oktober 2018 te Zaandam, op de openbare weg de Stationsstraat, een mobiele telefoon Samsung J3 en een bankpas van ABN AMRO en diverse passen, toebehorend aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op 24 december 2018 te Zaandam, een bromfiets (Piaggio Ciao), die toebehoorde aan [slachtoffer 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. hij op tijdstippen op 1 oktober 2018 en 2 oktober 2018 te Zaandam, geldbedragen, die toebehoorden aan [slachtoffer 2], telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte die geldbedragen telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen contactloos te pinnen met een gestolen ABN AMRO bankpas;
5. hij op 19 november 2018 te Krommenie, op het Rosariumplein, een bromfiets (Tomos A3), die toebehoorde aan [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in
zaak B:
1. hij op 6 september 2018 te Zaandam, oordopjes, die toebehoorden aan [winkel 1] (gelegen aan de [adres 2]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op 24 oktober 2018 te Koog aan de Zaan, externe batterijen, die toebehoorden aan [winkel 1] (gelegen aan de [adres 3]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
in
zaak C:
hij op 22 december 2018 te Krommenie, twee lege kratten, die toebehoren aan [café], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in
zaak D:
1. hij op 29 december 2018 te Zaandam, twee laptops, die toebehoorden aan [winkel 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op 1 november 2018 te Zaandam, een blikje cola, dat toebehoorde aan [winkel 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in zaken A tot en met D meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hierna te noemen bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Gezien de bekennende verklaring van de verdachte in hoger beroep ten aanzien van de in zaak A tot en met D bewezen verklaarde diefstallen en dat door of namens hem ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak is bepleit wordt volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
In
zaak A
ten aanzien van feit 1 en 4:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2018199621-1 van 15 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 30-31);
ten aanzien van feit 2:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een proces-verbaal aangifte met nummer PL1100-2019001762-1 van 3 januari 2019 inclusief bijlage goederen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar
[verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 26-28);
ten aanzien van feit 5:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een proces-verbaal aangifte met nummer PL1100-2018223469-1 van 24 november 2018 inclusief bijlage goederen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar
[verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 109-111);
In
zaak B
ten aanzien van feit 1:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een proces-verbaal aangifte met nummer PL1100-2018185167-1 van 23 september 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 4-6);
ten aanzien van feit 2:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een afschrift van aangifte met nummer PL1100-2018211329 van 1 november 2018 betreffende de onderneming [winkel 1], gevestigd te Koog aan de Zaan, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 49-50);
een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2018211329-3 van 15 november 2018 inclusief fotobijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar
[verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 51-70).
In
zaak C:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2018245345-1 van 22 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina’s 3-4);
In
zaak D
ten aanzien van feit 1:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een aangifteformulier van 29 december 2019 betreffende de onderneming [winkel 2], gevestigd te Zaandam (doorgenummerde pagina’s 3-5);
een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2018249663-4 van 29 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (doorgenummerde pagina’s 12-13);
ten aanzien van feit 2:
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020;
een proces-verbaal aangifte met nummer PL1100-2018211140-1 van 4 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina’s 7-8);
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A tot en met D bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1, 2 en 5, in zaak B onder 1 en 2, in zaak C en in zaak D onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft betoogd dat uit het reclasseringsrapport blijkt dat sprake is van psychopathologie bij de verdachte, waardoor de tenlastegelegde feiten niet (volledig) aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
Het hof verwerpt het verweer. De in het reclasseringsrapport genoemde psychopathologie is zonder nadere uitleg daaromtrent onvoldoende om de conclusie te dragen dat de feiten aan de verdachte in verminderde vorm kunnen worden toegerekend.
Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A tot en met D bewezen verklaarde uitsluit, is de verdachte strafbaar.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, inhoudende een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen.
De advocaat-generaal heeft, hoewel zij anders dan de rechtbank in zaak A ten aanzien van feit 1 het geweld niet bewezen acht, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank in eerste aanleg opgelegd en dat daaraan dezelfde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de jeugdige leeftijd van de verdachte. De raadsvrouw heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de positieve ontwikkelingen die de verdachte nu doormaakt worden doorkruist indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd die uitstijgt boven het reeds ondergane voorarrest. De raadsvrouw stelt zich verder op het standpunt dat een voorwaardelijk strafdeel ook in de vorm van een taakstraf kan worden opgelegd en dat daarbij kan worden volstaan met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een korte periode van vier maanden schuldig gemaakt aan een veelvoud van diefstallen, waarvan vijf winkeldiefstallen, twee diefstallen van een bromfiets, een diefstal van een pinpas, een telefoon en een diefstal van geldbedragen door met die gestolen pinpas meerdere keren contactloos te pinnen. De verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor eigen financieel gewin.
Het hof begrijpt dat de verdachte in een moeilijke positie verkeerde doordat hij in die periode op straat moest leven en naar zijn zeggen om te overleven met de diefstallen in zijn eigen levensbehoeften voorzag, maar dat praat de gedragingen van de verdachte absoluut niet goed. De verdachte heeft geen blijk gegeven van respect voor andermans eigendomsrecht en heeft de betrokken winkels en slachtoffers schade en gevoelens van onrust en onveiligheid bezorgd.
Gelet op de ernst en veelheid van de feiten is het hof van oordeel dat niet met een andere strafmodaliteit kan worden volstaan dan een gevangenisstraf. Omdat het hof in de zaak A feit 1, anders dan de rechtbank, het geweld niet bewezen acht en anders dan de advocaat-generaal het medeplegen niet bewezen acht, zal het hof een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met zijn huidige positieve ontwikkelingen.
Zo heeft de verdachte weer onderdak in de vorm van een begeleide woonvorm, heeft hij werk en heeft hij weer contact met zijn familie. Een vrijheidsbenemende straf waarbij de verdachte opnieuw in detentie zou komen wordt, evenals de rechtbank, niet wenselijk geacht. Het hof zal dan ook volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
Daarnaast zal het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daaraan dezelfde bijzondere voorwaarden verbinden als de rechtbank heeft opgelegd. Hiermee wordt een stevig justitieel kader geboden waarbinnen de verdachte begeleid kan blijven wonen en kan worden behandeld.
Aan de voorwaardelijke veroordeling zal het hof, in tegenstelling tot de rechtbank, geen proeftijd van drie jaren maar van twee jaren verbinden. Daarbij overweegt het hof dat de verdachte na zijn detentie zelf woonbegeleiding heeft geregeld en dat hij geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd; een langere voorwaardelijke straf in combinatie met een langere proeftijd acht het hof dan ook niet nodig.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van acht maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-003254-19 (zaak A) onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2, 4 en 5, in de zaak B onder 1 en 2, in zaak C en in zaak D onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1, 2, 4 en 5, in zaak B onder 1 en 2, in zaak C en in zaak D onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 (twee) jarenten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de reclassering op het adres [adres 4] en zich hierna zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich laat behandelen door forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • zal meewerken aan (woon)begeleiding door Leger des Heils [adres 5]) of een soortgelijke instelling, zolang als reeds genoemde instantie en de reclassering dit nodig achten.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2020.
=========================================================================
[…]