ECLI:NL:GHAMS:2020:4018

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-003462-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De bedreiging vond plaats op 1 maart 2019, toen de verdachte de aangever, een medewerker van een bouwbedrijf, telefonisch bedreigde met de woorden: 'Ik grijp jullie, ik pak jullie allemaal en sla jullie in elkaar of schiet jullie allemaal overhoop'. De verdachte ging vervolgens naar de bouwplaats waar de aangever zich bevond en herhaalde zijn bedreigingen. Het hof oordeelde dat de woorden van de verdachte, in combinatie met zijn gedrag, voldoende reden gaven voor de aangever om redelijke vrees te hebben voor de uitvoering van de bedreigingen. De verdediging voerde aan dat de aangever niet de vereiste vrees had kunnen ervaren, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen en vernietigde het eerdere vonnis. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van €250,00, te vervangen door 5 dagen hechtenis, waarvan €200,00 voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de ernst van de bedreiging en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003462-19
datum uitspraak: 29 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-063898-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 mei 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik grijp jullie ik pak jullie allemaal en sla jullie in mekaar of schiet jullie allemaal overhoop" en/of "Ik ga je de touwtering in slaan. Ik sla je in elkaar en ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe - kort gezegd - primair aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte tegen de aangever de bewoordingen heeft geuit zoals in de tenlastelegging opgenomen. Subsidiair is daartoe aangevoerd dat bij de aangever niet de voor bedreiging vereiste redelijke vrees kon ontstaan dat hij zijn leven zou verliezen dan wel dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De navolgende feiten en omstandigheden blijken uit de stukken van het dossier.
De aangever [slachtoffer] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de verdachte aan de telefoon had en dat de verdachte steeds bozer werd omdat hij psychisch veel last had van het (hof: bouw) geluid.
De verdachte heeft telefonisch tegen hem gezegd: “Ik kom naar de bouw en sla jullie helemaal de touwteringtyfus”. Daarop is de verdachte volgens de verklaring van de aangever naar de bouw gekomen en heeft tegen hem geroepen: “Jou moet ik hebben want jou heb ik net gesproken. Ik sla je helemaal in elkaar. Ik grijp jullie, ik pak jullie allemaal en sla jullie in elkaar of schiet jullie allemaal overhoop”.
Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de getuige [getuige] die het telefoongesprek via de luidspeaker kon volgen en de verdachte hoorde zeggen; ”Ik ga je de touwtering in slaan. Ik sla je in elkaar en ik ga je vermoorden.” Buiten hoorde deze getuige de verdachte zijn collega aanroepen: “Ja, jou moet ik hebben”.
De verdachte heeft bij zijn aanhouding tegen de verbalisant ongevraagd verklaard dat hij inderdaad door het lint is gegaan en inderdaad heeft bedreigd. De verbalisant ziet dat de verdachte een opgefokte en gespannen gezichtsuitdrukking en lichaamshouding had.
Het hof leidt uit de verklaring van de aangever af dat de verdachte tegen de aangever tot tweemaal toe bedreigende woorden heeft geuit. De strekking van die woorden komt daarbij in voldoende mate overeen met de door de getuige gehoorde bewoording.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de verdachte de genoemde dreigende woorden of woorden van gelijke dreigende aard specifiek tot de aangever heeft gericht.
De door de verdachte geuite woorden en de omstandigheid dat hij na de telefonische bedreigingen daadwerkelijk naar de aangever op de bouwplaats toe is gegaan en daar zijn bedreigingen opnieuw heeft geuit, terwijl de verdachte opgefokt en gespannen was, zijn van dien aard dat in het algemeen de redelijke vrees kan zijn opgewekt dat de verdachte zijn bedreigingen zou uitvoeren. Dat ook bij de aangever die vrees is ontstaan leidt het hof af uit diens verklaring dat de verdachte een rugzak bij zich had en ‘je nooit weet wat daar in zit’.
Dat de uitingen van de verdachte mogelijk zijn ingegeven door onmacht en frustratie door overlast van de bouwwerkzaamheden doet aan de dreigende aard van zijn uitingen niet aan af.
Het primair en subsidiair gevoerde verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 maart 2019 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik grijp jullie ik pak jullie allemaal en sla jullie in mekaar of schiet jullie allemaal overhoop" en "Ik ga je de touwtering in slaan. Ik sla je in elkaar en ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hierna te noemen bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019043604-1 van 1 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 3-5).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
1 maart 2019 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Op 1 maart 2019 bevond ik mij in de bouwkeet op de Oostenburgermiddenstraat in Amsterdam.Ik was aan de telefoon met de heer [verdachte] . Ik hoorde toen dat [verdachte] zei: "Ik heb heel veel last van het geluid al acht jaar. Ik heb daar psychisch last van. Ik hoorde dat [verdachte] steeds bozer werd. Ik hoorde dat [verdachte] duidelijk harder en sneller begon te praten. Ik hoorde dat hij zei: ‘Ik kom naar de bouw en sla jullie helemaal de touwteringtyfus.’ Ik liep buiten op de bouwplaats en zag een man buiten de bouwplaats lopen. Ik zag dat deze man naar mij keek en in mijn richting riep: ‘Jou moet ik hebben, want jou heb ik net gesproken. Ik sla je helemaal in elkaar.’ Ik zag toen dat de man aanstalten maakte het bouwterrein op te komen. Hij werd nog bozer en agressiever. Ik hoorde dat de man terwijl hij naar ons keek in onze richting riep: "Ik grijp jullie ik pak jullie allemaal en sla jullie in elkaar of schiet jullie allemaal overhoop". De man had wel een rugzakje bij zich en je weet maar nooit wat daarin zit. Al snel kwam de politie ter plaatse. Nadat wij ons verhaal hadden gedaan is de man aangehouden. Ik denk dat de man psychisch niet in orde is.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019043604-4 van 1 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 6-7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten, of van één van hen:
Op 1 maart 2019 hoorden wij de melding naar de Oosterburgermiddenstraat te Amsterdam te gaan alwaar een bedreiging had plaats gevonden. De melding was dat een man, een bewoner uit de omgeving, daar bouwvakkers op een bouwplaats zou hebben bedreigd. Wij hebben ons onmiddellijk begeven naar de opgegeven locatie waar wij bij een hek langs de bouwplaats een viertal personen zagen staan. Wij zagen drie personen binnen het hek staan in herkenbare werkkleding en bouwhelmen waarvan er een later [slachtoffer] bleek te zijn genaamd. Wij zagen de vierde man buiten het hek staan. Deze persoon bleek later te zijn [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat [verdachte] een opgefokte en gespannen gezichtsuitdrukking en lichaamshouding had. Ik zag en hoorde dat [verdachte] tegen mij verklaarde: ‘Ik ben inderdaad door het lint gegaan en ik heb inderdaad gedreigd.’
Wij hebben [verdachte] aangehouden.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019043604-7 van 5 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina 8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
3 maart 2019 tegenover verbalisant telefonisch afgelegde verklaring van
[getuige]:
Ik ben getuige geweest van de bedreiging van mijn collega[het hof begrijpt hier en hierna: [slachtoffer] ]
. Ik hoorde dat mijn collega [verdachte] aan de telefoon had. Ik hoorde [verdachte] door de telefoon zeggen: ‘Ik ga je de touwtering in slaan. Ik sla je in elkaar en ik ga je vermoorden.’ Later zag ik dat er een meneer naar de hoek van de bouwplaats kwam aanlopen. Ik hoorde hem mijn collega aanroepen met: ‘Jou moet ik hebben.’ Ik zag dat [verdachte] het terrein op kwam lopen. Ik hoorde hem dingen roepen als: ik heb hier veel stress van.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde bedreiging met zware mishandeling veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,00, te vervangen door 4 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht dat onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel zal worden opgelegd wegens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een telefonische bedreiging tegen het leven van een medewerker van een bouwbedrijf gericht, die hij vervolgens kracht heeft bijgezet door daadwerkelijk naar de bouwplaats te gaan, waar de desbetreffende medewerker zich bevond en zich daar opnieuw jegens die medewerker ernstig bedreigend uit te laten.
Bedreiging is een ernstig feit dat bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Dat de verdachte last had van de bouwwerkzaamheden en wellicht gevoelens van frustratie en onmacht voelde zijn in deze zaak ontoelaatbare argumenten voor de door verdachte geuite bedreigingen.
Anders dan door de raadsman bepleit acht het hof, gezien de ernst van de feiten, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet passend.
Het hof is van oordeel dat de verdachte moet inzien dat zijn gedragingen grensoverschrijdend zijn.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. In die oriëntatiepunten van het LOVS is een geheel onvoorwaardelijke boete van € 250,00 geïndiceerd.
Nu het hof, anders dan de advocaat-generaal, bedreiging tegen het leven gericht bewezen acht is een hogere straf dan de door de advocaat-generaal gevorderd geldboete van € 200,00 te vervangen door 4 dagen hechtenis aan de orde. De LOVS voorgestelde geldboete acht het hof in beginsel gerechtvaardigd.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gekomen, ziet het hof reden een groot deel van deze geldboete voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk deel van de geldboete heeft mede tot doel te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 250,00 te vervangen door 5 dagen hechtenis, waarvan € 200,00 te vervangen door 4 dagen hechtenis voorwaardelijk passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 55 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 25 maart 2019 onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. H.A. van Eijk en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2020.
Mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]